en in art. 44 van het reglement het doen van voorschotten op pensioenen verbo
den wordt. De pensioen-acten worden wel niet in die artt. bij name genoemd,
maar zij hebben vrij wel overeenkomst met obligatiën met actiën waarvan de
beleening is verboden. Ik erken dat het zeer wenschelijk is dat zijdie een
gering pensioen van den staat ontvangenworden voortgeholpen met eene
vervroegde uitbetaling; maar daarin kan op verschillende wijzen worden voor
zien, b. v. door een post, als voorschot, op de begrooting te brengen ten
bedrage van 2000zoo in ontvang als in uitgaaleven als dat het geval
is ten aanzien van reisgelden voor militiepligtigen of verlofgangersdat bui
ten invloed blijft op de begrooting en waardoor alleen de eindcijfers eenig-
zins, maar gelijkelijk zouden worden verhoogd. Ik durf mij vleijen dat eene
zeer gewaardeerde inrigting binnen onze stad ook wel bereid zou zijntegen
eene geringe vergoeding, bedoelde uitkeeringen te doen, en acht dat de ge-
pertsionneerden zich wel eenige niet noemenswaardige opoffering zouden wil
len1 en moeten getroostenwant zij krijgen uitbetaling van geldenwaarop
zij nog geene aanspraak hebbenzij behoeven dus geenzins in handen van
woekeraars te komen. Nog een middel is er, daarin bestaande, dat van
het door haar bij de bank gedeponeerd kapitaal door de gemeente eene
som van 2000 werd teruggenomen en in de boeken der bank afgeschre
ven en de zaak der pensioenen daarna bleef geadministreerd als nu. Ik
wenschte deze vraag op den voorgrond gesteld te hebben, namelijk of het
geven van voorschotten om niet op schuldvorderingen, ten laste van den
staat, die, ofschoon voldoende gewaarborgd, nog niet vervallen zijn, al dan
niet behoort tot de bemoeijingen der bank van leening. Meent de verga
dering dat zulks daaraan ten eeneraale vreemd is, dan beroepen Commissa
rissen zich op art. 23 van het koninklijk besluit en art. 37 van het regle
ment, in welke beide artikelen staat geschreven dat de administratie niet kan
verpligt worden tot verrigtingenwelke vreerad zijn aan het doel der instel
ling. Daarenboven heeft de meerderheid der Commissie het als onregelmatig
beschouwd dat voortdurend eene quitantie van 1600 als geld tot dat be
drag blijft voorkomen.
Dé heer Stoffels. Het ddet mij genoegen', dat' wij althans eenigermate
in denkbeelden tot elkander zijn gekomen. Indien nu de ƒ2000 tot aflos
sing konden bestemd worden, ware de zaak voor de administratie der
bank op beter terrein. Het voorschot zelf komt echter den gepension-
neerde wel toe; want als hij komt te overlijden, wordt toch het gansche
qufirtaa! uitbetaald dri ontvangen. Dus er is geen sprake van het' geheele
voorschotmaar slechts van een deel daarvan. Ik erken volkomendat de
zaak niet bepaaldelijk behoort tot de administratie der bank van leening;
maar daarom zou ik zeer ondersteunen het denkbeeld om de 2000 af te
sobrijven. Dat is toch, meen ik, de bedoeling van den heer van Outeren.
De heer van Outeren. Dat is werkelijk mijne bedoeling. Ik wil alleen
dit nog opmerkendatbij de zekerheid dat de Betaling van' Bet1 pehsioen
na drie maanden, vervallen zal, desniettemin de schuld nog niet opeisch-
baar is, Wannëei' hét vobrschot wordt gegeven.
De heer Stoffels. Het quartaal pensioen wordt toch' uitbetaald ook
al komt de belanghebbende te ovérlijden.
De beer Buys. Mijnheer de Voorzitter, ik wenschnaar aanleiding van
het gezegde door den heer van Outeren eene enkele opmerking in het mid
den te brengen, want het komt mij voor dat er over het fond van de
zaak die wij behandelen eenig misverstand bestaat. Ik heb mij die zaak
namelijk zoo voorgesteld, dat Burgemeester en Wethouders een voorschot
hebben ontvangen van de bank van leening, een voorschot dat, aanvanke
lijk 1600 groot, nu tot f 20Ö0 zou worden opgevoerd. Die som, gead
ministreerd door Burgemeester en Wethouders, zou dienen om door dat col
lege aan gepensionneerden te worden uitgeleend. De bank heeft met die
kleine leeningen hoegenaamd niets te makenhaar schuldenaar is het collegie
van Burgemeester en Wethoudersdat het geleende naar goedvindenmaar
dan ook op zijne verantwoordelijkheid, gebruikt en zorgen moet voor de
terugbetaling. Mét deze voorstelling strookt nu echter volstrekt niet het
gezegde door den heer van Outerendie tegen het voorschot isomdat de
bank niet leenen kan onder waarborg van pensioen-acten. Maar de bank
doet dat ook volstrekt niet. Zij leent aan Burgemeester en Wethouders,
even als zijgetuige het volgende punt van onze agendaleent aan Regen
ten van het R. K. weeshuis, zonder te vragen wat deze met het geld doen
zullen. Is dit laatste geoorloofd, en de Baad had vroeger geen bezwaar,
waarom zou de bank dan niet even goed kunnen leenen aan Burgemeester
en Wethouders, mits dit collegie aansprakelijk blijve voor de terugbetaling.
Hoe men de zaak zal vinden, of door afschrijving van 2000 van het
kapitaal der bank, of door een voorschot, gelijkstaande met die som, is
vrij onverschillig: de hoofdzaak is maar dat de beslissing van de hangende
quaestie niet afhankelijk worde gemaakt van het antwoord op de vraag:
of de bank kan leenen onder waarborg van pensioen-acten. Die vraag toch
is hier niet aan de orde.
De beer du Kieü. Het komt mij voor, dat, zoo als de zaak tot dus
verre gemarcheerd heeft, zij zeer goed kon blijven marcheren. Ik beschouw
het ook, dat eene afschrijving van kapitaal hier minder te pas komt. In
stads kas gestort zijnde, kan het geld niet ter beschikking van Burgemees
terskamer worden gesteld. Ik meen, dat, zoo als in het vorig rapport der
Commissie van Financiën stond, er wel aanleiding was om de zaak aan de
Commissie voor de bank van leening op te dragen; maar daar hieromtrent
bezwaar bestaat, geloof ik, dat het best is de zaak te laten, zoo als zij is,
en geene afschrijving van het kapitaal der Bank te doen plaats hebben.
De Voorzitter. Ik ben het geheel eens met de twee laatste sprekers,
zoo als zij de zaak hebben uiteengezet. Wij hebben ons ook beschouwd
als de verantwoordelijke personen.
De heer van Outeben. Om den heer Buys voldoende té kunnen beant
woorden, wenschte ik wel den inhoud te kennen van de voor het voorschot
gegeven quitantie. Nog korten tijd lid der Commissie, ken ik dien niet. De
heer Stoffels zal de teneur van dat stuk welligt kunnen mededeelen en ook
ten wiens name en op wiens verantwoordelijkheid het is afgegeven.
De beer Stoffels. Ik weet dat op het oogenblik evenmin als de heer
van Outeren, want de ƒ1600 zijn volgens raadsbesluit in handen gesteld
van Burgemeester en Wethouders tegen quitantie, niet door Burgemeester
en Wethouders geteekend, maar door den Secretaris namens Burgemeester
en Wethoudersingevolge raadsbesluit. De nieuwe nu te maken quitantie
kan ook door den Burgemeester geteekend worden.
De Voorzitter. Nu zou het zijn op onze quitantie en op onze verant
woording; en het geschiedt naar aanleiding van een raadsbesluit.
De conclusie van het rapport der Commissie van Financiën*, atsmi in hoof
delijke omvrage gebragt zijnde, wordt aangenomen met 17 tegen 2 stemmen.
Tegen: de heeren van Outeren en Goudsmit.
V. Verzoek van Meesteren Kegenten van het R. C. wees- en oudelieden-
buis tot wijziging der termijnen van terugbetaling van het aan hen verstrekte
voorschot uit stads bank van leening.
HH. Commissarissen der stads bank van leeningBurgemeester en Wet
houders en de Commissie van Financiën vinden geen bezwaar om tot het
nemen eener gunstige beschikking op dat verzoek te raden; de Commissie
van Financiën echter onder voorwaarde "dat behouden blijve de bepaling,
dat de jaarlijksche aflossing van ƒ1000 geschiede uit het bedrag van den
eersten termijn van het jaarlijksch subsidie, dat uit de gemeentekas aan het
gesticht wordt verleend en dat bij het eventueel verminderen of ophouden
van dat subsidie de aflossing toch steeds tot hetzelfde bedrag in den aan
vang des jaars plaats hebbe."
De Voorzitter. Zooals de heeren zullen gezien hebben, is het rapport
der Commissie van Financiën van verdere strekking.
De beer Krantz. Dat is de voorwaarde, waarop primitief het geld ge
geven is. Dus het is eigenlijk geen ander voorstel van de Commissie.
De cohclusie van het rapport der Commissie van Financiën wordt hierop
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
VI. Adressen van J. Smit c. s. en J. de Huu c. s.om pensioen of gra
tificatie als gewezen nachtwachts.
De conclusie van het rapport van Burgemeester* en Wethouders luidt aldus:
"Op grond daarvan nemen wij de vrijheid u voor te dragen aan die adres
santeneven als aan al de overige ontslagen nachtwachts die met hert in
hetzelfde geval verkeeren, eene gratificatie voor eens, naar gelang van het
aantal hunner dienstjaren, volgens den boven aangegeven maatstaf, toe te
kennen. Een hierbij overgelegde staat wijst het gezamenlijk bedrag aan
van de, volgens ons voorstel, te verleenen gratificatiën."
Het rapport van de Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud:
«Ten gevolge van de nieuwe regeling der policie is de tot nu toe bestaan
hebbende nachtelijke policie, onder de benaming van nacht-, brand- of
klapwakers, opgeheven. Van deze lieden hebben zich eenigen bij twee
requesten tot uwe vergadering gewend-; het eerste is van Jacobus Smit,
Willem Stafleu en Laurens Nieuwenburg, het tweede is van J. de Huu, F.
van Straalen, F. Tisseur, P. Schild, J. Carlier en L. van der Kaay; deze
requesten strekken beide dat hun eenig pensioen uit de gemeentekas worde
verleend.
Bij het overleggen van de begrooting voor 1867, toen eene nieuwe rege
ling van de policie werd voorgedragenstelden Burgemeester en Wethouders
het verleenen van pensioen aan eenige dezer lieden voor, wanneer de Com
missie bij haar rapport, pag. 12, op die begrooting, zich Völgenderwijze
verklaarde: "Eene nieuwe rubriek wordt aan dit nommer toegevoegd, van
pensioenen aan personenthans bij de nachtwacht dienendedoch die men
bij eene nieuwe regeling wegens mindere geschiktheid wenscht te verwijde
ren hoezeer zij vroeger de vereischte bekwaamheid bezaten. Dit een en
ander ligt buiten de beoordeeling der Commissie, doch wanneer zij op den
voorgrond plaatst, dat hoezeer het bepaald verleenen van pensioen niet tot
principe is aangenomen, evenwel doorgaande dit bij bejaarde ambtenaren,
die eene vaste jaarwedde genieten en trouw gediend hebben, plaats heeft op
den voet en de wijze als zulks bij het rijk geschiedt, dan vindt zij bezwaar
zulks uit te'strekken tot de zoodanigen aan wie slechts loongelden worden
uitbetaald, en dit zelfs nog te meer ten opzigte van de nachtwachts, daar
bij deze personen doorgaans deze betrekking niet de hoofdzaak van hun
bestaan uitmaaktmaar zij dit slechts waarnemen om hun inkomen te ver
beteren. Wanneer de voordragt werd aangenomenwelke gegronde reden
zou er dan bestaan om het pensioen aan stads werklieden in het vervolg te
onthouden, die evenwel zulks nimmer van stads wege hebben ontvangen,
en daartoe vroeger onder elkander bijdroegendoch welk fonds voor eenige
jaren is te niet gegaan. De Commissie mag zich bij deze bemerkingen
ontslagen achten in eene beschouwing te treden van den diensttijd en den
ouderdom der in deze betrokken personen. Dit nommer moet alzoo voor
het geheel verminderd worden met f 737.50 (zijnde dit de som voor pensioen
aan ontslagen nachtwachts uitgetrokken)."
Sedert dien tijd is de Commissie nog niet van zienswijze veranderdzij
moet bezwaar blijven maken deze requesten bij u aan te bevelenmaar
vindt zieh verpligt u te raden deze voor geene gunstige beschouwing vatbaar
te achten."
De heer de Fremerx. Als ik wel gehoord heb, en mij niet vergis, is
door den Secretaris alleen het laatste gedeelte van het rapport van Burge
meester en Wethouders voorgelezen, en dus niet wat sub a is gesteld, het
belangrijkste naar mijne meening, omdat daarbij over een beginsel, Waarvan
tot dusverre niet is afgeweken, moet beslist worden.
De heer Buys verlaat de vergadering.
Van het geheele rapport geschiedt alsnog voorlezing. Het is van den
volgenden inhoud:
"In onze handen werdenten fine van berigt en raad gesteld de hierbij
overgelegde adressen van: a. Jacobus Smit, Willem Stafleu en Laurens
Nieuwenburg; 6. J. de Huu, F. van Straalen, F. Tisseur, P. Schild, J.
Carlier en L. van der ICaay, allen als nachtwakers in dienst der gemeente
eervol ontslagenten gevolge der nieuwe regeling van het policie-wezen
waarbij zij verzoeken dat hun uit dien hoofde eenig pensioen ten laste der
gemeentekas mogt worden toegekend.
Wij hebben daarop ingewonnen de adviezen van den eersten commissaris
van policie, die wij met de daarbij gevoegde staten hiernevens in originali
overleggen, en geVen ons de eer, naar aanleiding daarvan, u het volgende
te berigten