HANDELINGEN TAN
DIN GEMEENTERAAD TAN 1EYDEB.
Zitting van Donderdag 30 April 1868,
geopend des namiddags ten 2 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren Stoffels, van Wensen, Krantz, Hoog, Tollens,
van HeukelomRutgers, Tieleman, de Fremery, Hartevelt, Wttewaall,
Buys, Cock, Hubrecht, van Kaalhovenvan Outeren, Goudsmil, du Rieu
en van den Brandeler.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
2 April 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van den
7 dezer maand B. n°. 1832 (3° afd.), G. S. n°. 40, houdende goedkeuring
van een staat van af- en overschrijving dienst 1868, vastgesteld den 26 Maart
bevorens.
2°. Eene gelijke dispositie van den 15 April B. n°. 2016 (3e afd.), G.
S. n°. 31, waarbij wordt goedgekeurd het raadsbesluit van den 2 bevorens
tot den afstand van gemeente eigendom aan bestuurders der Vennootschap
de Leydscbe Stoorabootdienst.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Het jaarlijksche verslag van den toestand der gemeente over 1867.
Overeenkomstig 'de voordragt wordt besloten dit stuk, dat gedrukt aan
de leden wordt rondgezondenvoor kennisgeving aan te nemen.
2°. Proces-verbaal van het opnemen der kas en boeken van den gemeente
ontvanger op den 27 dezer maand.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit voor kennisgeving aan
te nemen en gedurende 14 dagen in de leeskamer ter inzage van de leden
neder te leggen.
3°. Adres van Vrouwe M. Keuchenius geb. Hoogeveen c. s.houdende
klagte omtrent het schoollocaalwaarin de school voor meer uitgebreid lager
onderwijs 1" klasse, voor meisjes, is gevestigd.
4°. Adres van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde, waarbij
zij met aandrang verzoekt dat tot het stichten van een stedelijk museum
van oudheden en kunstgewrochten worde overgegaan.
5°. Adres van W. C. J. B. Zuurdeeg, tot bekoming van gemeente
grond aan de Koolgracht.
6°. Adres van J. H. Jansen c. s.tot het leggen van een breed trottoir
voor hunne huizen op de Viscbmarkt.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressenten fine van
berigt en raadte stellen in handen van Burgemeester en Wethouders.
7°. Rekeningen over 1867 van:
de dienstdoende schutterij.
de stedelijke gasfabriek.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen van
de Commissie van Financiënten fine van berigt en raad.
8°. Adres van de Heyder Cie, waarbij deze intrekken hun gedaan ver
zoek strekkende tot verbinding hunner beide fabrieken.
Dit adres wordt, overeenkomstig de voordragt, aangenomen voor kennis
geving.
De Voorzitter. Ik heb de eer nog mede te deelen dat in het stem
bureau voor de aanst. verkiezing van twee leden voor de Provinc. Staten
op den 12 Mei, volgens den rooster, moeten zitting nemen de hecren
Tollens en van Outeren.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter. Naar aanleiding der nieuwe dienstregeling op den Hol-
landschen spoorweg hebben Burgemeester en Wethouders gemeend aan den
raad van administratie te moeten verzoeken den laatsten trein van Rotter
dam te laten doorloopen naar Leydenten einde ook deze gemeente de
voordeelen genieten zou, welke eene aansluiting van den laatsten trein
van den Rijnspoorweg, zou aanbieden. Het is hun evenwel niet mogen ge
lukken hierop een gunstig antwoord te bekomen. De raad van administratie
wil echter in overweging nemen om gedurende de zomermaandenbij enkele
gelegenheden, des avonds te 10 ure, een locaal-trein van 's Hage hierheen
te laten loopen. Ik heb gemeend dit aan de vergadering te moeten meê-
deelen, omdat daaruit kan blijken dat Burgemeester en Wethouders niet in
gebreke zijn gebleven van de zaak werk te maken.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een curator over het gymnasiumuit den Gemeenteraad.
Voor deze en verdere aan de orde gestelde benoemingen worden de heeren
Hubrecht, van Kaathoven en de Fremery door den Voorzitter aangewezen
om met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
Met 11 stemmen wordt benoemd de heer van den Brandeler, zijnde ver
der uitgebragt op de heeren Goudsmit 3, Buys 2 stemmen, Tieleman en
van Kaathoven elk 1 stem, zijnde 1 briefje in blanco gelaten.
II. Benoeming van een lid in de hoofd-commissie voor de oprigting van
een standbeeld voor Boerhave.
Bij eene eerste stemming worden uitgebragt op de heeren van Kaatho
ven 7 Hubrecht en Tieleman elk 3van Outeren en Buys elk 2 stemmen
du Rieu en van den Brandeler elk 1 stem.
1808.
Geen der heeren alzoo de volstrekte meerderheid verkregen hebbende,
wordt overgegaan tot eene tweede vrije stemming.
De heer van Kaathoven. Ik moet aan de heeren verzoeken bij de
volgende stemming niet in aanmerking te komen; want ik ben reeds lid
van de hoofdcommissie.
De uitslag der tweede vrije stemming is, dat met 13 stemmen benoemd
wordt de heer Hubrecht; zijnde verder uitgebragt op de heeren van Wen
sen 3 en Buys 2 stemmen en van Outeren 1 stem.
III. Benoeming van een lid voor de Commissie van Financiën ad hoe,
tot het onderzoek der rekening van de gasfabriekin de plaats van den heer
du Rieuzelf lid van de directie dier fabriek.
Bij eene eerste stemming worden uitgebragt op de heeren van Heukelom
6, Tieleman 4, Cock 3, Tollens en Hartevelt elk 2 stemmen, Rutgers en
Scheltema elk 1 stem.
Vermits geen der leden alzoo de volstrekte meerderheid op zich verkregen
heeft, wordt overgegaan tot eene tweede vrije stemming, waarvan de uitslag
is, dat benoemd wordt, met 10 stemmen, de heer Tieleman, zijnde verder
uitgebragt op de heeren van Heukelom 7 en Cock 2 stemmen.
De Voorzitter. Hoewel ik mij niet ontveins de groote moeijelijkheid
aan de taak van curator over het gymnasium verbondenzoo vind ik echter
geene vrijheid om voor de mij door uwe vergadering opgedragen betrekking
te bedanken.
Ook de andere heeren laten zich de op hen gedane benoeming welge
vallen.
IV. Voordragt tot verhooging der som voor de betaling van voorschotten
aan gepensionneerden van den staat uit stads bank van leening.
Commissarissen der stads bank van leening zouden, blijkens hun rapport,
gaarne zien dat langs een anderen weg dan door tusschenkomst van die in
stelling het doel werd bereikt dat men zich voorstelt, om aan gepensioneer
den van den staat voorschotten te geven op het pensioendat hun is toege
legd en verzoeken dat het reeds gedaan voorschot aan de bank worde
teruggegeven; aan de beslissing van den gemeenteraad overlatende, op welke
wijze en wanneer dit geschieden zal.
Burgemeester en Wethouders verschillen, blijkens hun rapport, geheel in
gevoelen van hh. commissarissen der bank, en stellen voer hh. commissa
rissen te magtigen de som van 1600 tot het verleenen van voorschotten
aan gepensionneerden van den staat op hunne pensioenen met nog ƒ400 te
verhoogen en deze gelden aan henop quitantie en op hunne verantwoor
delijkheid te verstrekken, hen verder magtigende daarmede op de tot
hiertoe gebruikelijke wijze voort te gaan.
De Commissie van Financiën raadt in het belang eener zoo nuttige zaak
commissarissen van stads bank van leening te magtigen tot dat doel nog
ƒ400 af te geven.
De heer Stoffels. Ik ben zoo vrij over deze zaak het allereerst het
woord te vragen, daar ik straks bij de stemming voor het verzoek zal
stemmen; te meer, daar ik als Voorzitter van de Commissie over de bank
van leening dat stuk geteekend heb, dat van haar is ingekomen. Dat be
sluit van de Commissie is een besluit van hare meerderheid, maar waar
mede ik mij niet heb kunnen vereenigen. Ik ben er voor geweest, de
zaak te bestendigen zoo als zij reeds verscheidene jaren plaats vond. Die
bemoeijing heeft gedurende langen tijd veel nut gesticht. De ervaring heeft
geleerd, dat in vorigen tijd door de gepensionneerden zeer hooge renten
moesten worden betaald en zij dus groote verliezen op hun pensioen heb
ben geleden. Die omstandigheid heeft voornamelijk tot den onderwerpelijken
maatregel geleid. Ik zou daarom gaarne zien dat op dezelfde wijze als tot nu
toe werd voortgegaanen de daarvoor benoodigde thans gebruikte gelden
met ƒ400 werden vermeerderd. Het zou mij spijten, zoo de oude toestand
voor de gepensionneerden om voorschotten te verkrijgenop nieuw in het leven
werd geroepen. Door de Commissie wordt nu voorgesteld die ƒ2000 als
post op de gemeentebegrooting zoo in ontvang als uitgaaf te brengen en
dan verder van gemeentewege die voorschotten te doen door middel van
den stedelijken ontvanger. Ik meendat zulks niet wel mag. De begrooting
laat alleen toe die posten van ontvangst en uitgaaf, die ten laste der ge
meente of daarmede in verband, van rijks of provinciaal belang, zijn. In
dien de vergadering dus niet mogt treden in het verzoek om de som tot
ƒ2000 te verhoogen en de zaak aan Burgemeester en Wethouders toe te
vertrouwen, dan zou zij moeten geabandonneerd worden, en de gepension
neerden min of meer moeten afhangen van de welwillendheid van het pu
bliek even als vóór 1848. Ik heb gemeend vooraf deze toelichting te
moeten geven. Die inrigting toch, zooals zij werkt, is eene weldaad voor
de mindere klasse. Al stem ik toe, dat de aangehaalde artikelen van het
koninklijk besluit niet van toepassing zijn, zoo meen ik toch, dat zij aan
leiding geven om te worden toegepast.
De heer van Outeren. Er schijnt reeds vroeger omtrent het doen van
voorschotten aan gepensionneerden van den staat uit stads bank van leening
onder commissarissen eene stem te zijn opgegaandie een eind aan dien
maatregel wenschte te zien gemaakt. Ik ben nog kort in de Commissie
werkzaam en de zaak is eerst nu tot mijne kennis gekomen door de aan
vrage om verhooging der som voor gezegde betaling. Bij de behandeling
dier aanvrage heeft de meerderheid der Commissie gemeend dat het niet op
haren weg lag om den bestaanden maatregel te bestendigen en geoordeeld
dat een comptabel collegie niet verantwoordelijk kan zijn voor handelingen, die
buiten de bestaande voorschriften liggen. De in de rapporten aangehaalde artike
len uit het koninklijk besluit van 1826 of uit het reglement van 1829 zijn voor bet
doen van gezegd voorschot van geene toepassing hoegenaamdzoo als de heer
Stoffels reeds zelf erkend heeft, en ik meen dat eerder in art. 24 van het besluit,
13