De Voorzitter. Ik drukte mij zoo even niet juist uit. Ik bedoelde u den prijs te bepalen naar denzelfden maatstaf als die in den laatsten tijd is gevolgd. De beer nu Rieu. Het was beter een midden bedrag te bepalen. Er be stonden verschillende opiniën bij de commissie. Wanneer men den prijs op f\ per vierkante el stelde, dan zou dat een geheel overgroot bedrag ge ven; terwijl als men den prijs stelt op het 25-voud der recognitie, men meer een midden-prijs bepaalt. De heer Tieleman. Ik moet nogmaals opmerken, dat, toen er f 2-1 voor den grond betaald is, de oppervlakte het dubbel was van nu. De Voorzitter. Ik kan u verzekerendat de adressant niet meer zal betalen dan naar gelang van de werkelijke grootte. De heer Hoog. Is dat terrein op dit oogenblik buiten gebruik, ja of neen? Ik vraag dat daarom, omdat ik gisteren, daarlangs gaande, zag, dat er eeri aantal mandemakers-tienen lagen en ik dus meende, dat het wei- ligt tijdelijk afgestaan was. De heer Hubrecht. Ja, op dit oogenblik is de grond bij mandemakers in gebruik. Nu er twijfel is geopperd, of de oppervlakte grond wel dezelfde is gebleven, zal het echter moeijelijk zijn, nu reeds den koopprijs te bepa len. Ik acht daarom beter de zaak nu niet verder te behandelen, en een nader onderzoek noodig. De Voorzitter. Ik stel dan voor, deze zaak alsnog aan te houden, totdat wij omtrent de hoegrootheid van het perceel nader zullen zijn in gelicht. Dienovereenkomstig wordt besloten. IV. Adres van Bestuurders der Naamlooze Vennootschap de Leydscbe Stoombootdienst tot het in eigendom bekomen van gemeentegrond. Burgemeester en Wethouders stellen voor, overeenkomstig het rapport van de Commissie van Fabricage, aan Bestuurders, nadat 41 ellen aan de publieke dienst bij een besluit zullen zijn onttrokken, 119 ellen in eigen dom af te staan, tegen betaling van f 1 per el, onder voorwaarde dat de aanplemping geschiede onder toezigt van den gemeente-architect en dat de afgestane grond door eene houten schoeijing worde voorzienbehoorlijk door de vennootschap voor hare rekening te maken en te onderhouden. De Commissie van Financiën vereenigt zich met deze voordragt. De heer Hoog. Ik heb de stukken gelezen; en daaruit is mij gebleken, dat de voordragt strekt niet alleen om grond af te staanmaar ook om in de nabijheid te plempen. Ik zou naar aanleiding hiervan wel bij bet raadsbesluit willen hebben gevoegd, wat het plempen betreft: »voor zooveel deze gemeente aangaat." Het is dan een wenk voor de adressanten om zich verder te wenden waar dit noodig zal zijn. De Voorzitter. Daarop is reeds door de adressanten gedacht. Het is bun dus volkomen bekend. Kan de vergadering dan goedvinden de voordragt alzoo geamendeerd aan te nemen? Wordt op gelijke wijze aangenomen. V. Voordragt tot bet meerder beschikbaar stellen van gelden tot uitbe taling van pensioenen aan gepensionneerden van den staat, en bet overbren gen van deze bemoeijing. De Voorzitter. Ik meen, dat, nu er een nieuw voorstel gedaan is door de Commissie van Financiën, het van belang zou zijn het gevoelen van de Commissie voor de Bank van Leening daaromtrent te vernemen en te we ten in hoeverre zij zich met dat voorstel zou kunnen vereenigen. Wordt mitsdien besloten ten voorschreven einde deze stukken alsnog te verzenden aan de Commissie voor de Bank van Leening. VI. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving van het Werkhuis over 1867. De Commissie van Financiën raadt dezen staat goed te keuren. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. VII. Adres van het bestuur der Dilettanten-vereeniging, houdende ver zoek dat aan die vereeniging kwijtschelding van de huur der gehoorzaal voor de twee reeds gegeven, en vrijdom voor de twee nog te geven con certen worde toegestaan. Burgemeester en Wethouders berigten dat, vermits door die vereeniging concerten worden gegevenwaarbij de toegang voor het publiek steeds tegen betaling open staatzij uit dien hoofde zich verpligt zien te radendit verzoek voor geene gunstige beschikking vatbaar te achten en mitsdien te wijzen van de hand. De heer Hartevelt. Ik zou gaarne ziendat het verzoek toegestaan wierd. Bij de groote revenuën, die wij van de gehoorzaal hebben, zouden wij die huur waarlijk wel ten beste kunnen geven. De adressanten hebben hunne beste pogingen in het werk gesteld om aan het publiek goede con certen te geven. Zij hebben dat gedaan met opoffering van tijd en geld en moge het al waar zijn, dat, met het geven van die concerten, geldelijk voordeel werd beoogd, zeker was het hoofddoel, om de muziekale krachten in deze stad vereenigd te houdenopdat een orchest zaam te stellen niet tot de onmogelijkheden zoude gaan behooren. Nu dit loffelijk streven heeren dilettanten geld uit eigen beurs kost, komt mij het vorderen van huur wel wat bar voor. Er worden zoo vele vrijstellingen gegeven, dat men die, mijns inziens, hier ook gerustelijk kan verleenen. Ga ik na, wat in andere steden tot ondersteuning en aanmoediging aan muziekcorpsen en voor de muziek in het algemeen wordt gedaan, dan steekt Leyden daarbij treurig af, want op dit oogenblik heeft de stad niets voor die edele kunst over. De heer Stoffels. Ik zou alleen willen vragenof wij die vrijstelling wel zouden mogen geven. Ik zou kunnen toegevenals het gold eenige onderneming met een weldadig doel. Dan zijn wij zeker bij magte daartoe vrijstelling te verleenen. Maar hoeveel respect ik ook hebbe voor de goede bedoelingen van dat muziekgezelschapen hoe gaarne ik het ook wenschte te gemoet te komenvraag ikmogen wij het wel doen en dan is mijn antwoord: neen. Dat de zaak mislukt is, i3 iets, wat met meer onderne mingen het geval is. De heer Hartevelt. Het geldt hier geen privilegie op het stuk van belastingen. Daarbij zijn er bij de zaak geene voordeelen behaald. Was dit het geval, dan zouden adressanten geene vrijstelling van huur vragen. De conclusie van het rapport, hierop in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt aangenomen met 12 tegen 7 stemmen. Tegen: de heeren van Wensen, Driessen, Tollens, Hartevelt, Hoog, Tieleman en de Voorzitter. VIII. Plan en voorwaarden omtrent de herstelling der Karnemelksbrug. De heer Scheltema. Ik heb geenerlei bedenking tegen dat bestek maar ik wenschte wel, wanneer dit punt afgehandeld is, naar aanleiding daar van even het woord te erlangen. Over dit plan en de voorwaarden door geen der leden het woord ge vraagd zijnde, worden zij zonder hoofdelijke omvrage goedgekeurd. De Voorzitter verleent het woord aan den heer Scheltema. De heer Scheltema. Het is hier de regel, dat dergelijke bestekken aan de goedkeuring en vaststelling van den Raad worden onderworpen. Met welk doel geschiedt zulks? Is dit, dat de leden die bestekken zullen onder zoeken en wel zoodanig, dat zij met kennis van zaken hunne stem er over kunnen uitbrengen, dan geloof ik dat dit doel niet bereikt wordt. Ik durf niet voor de andere leden beslissenmaar wat mij betreftik wil gaarne bekennen dat ik die bestekken ter naauwernood inzieomdat ik geen ver stand heb van hetgeen er in staat. Ik betwijfel echterof de meeste leden wel veel meer doen dan de teekeningzoo er eene bij iste bekijken en of zij zelfs het bestek wel geheel lezen. En wat zou het lezen alléén nog beteekenen? B. v. in dit bestek staat: dat »aan de hoofdliggers aangebragt moeten wor den platen van Rijnsch eikenhout, dik 8 dra, breed 35 dm, in twee ge lijke lengten van 11.70 ned. el." En voorts: "Tot verbinding van die platen en van de versterkingsplaten met de hoofdliggers aan te brengen een getal van een honderd vierentachtig stuks bouten van 19 streeps rondijzer lang 28 a 30 duim met vierkante koppen, schroefdraden, moeren en platen, de koppen bij de hoofdliggers ingelaten en de moeren tot solide verbinding sterk aan geschroefd, voorts tusschen elke bout twee taaije 18duimers." enz. enz. Dit is nu nog maar een heel klein gedeelte van het bestek. En nu veroorloof ik mij de vraag: hebben de heeren onderzocht, of wat hier in het bestek is voorgeschreven werkelijk goed is, zoo en niet anders moet zijn? Ik twijfel er zeer aan. Ik zou dus met alle bescheidenheid in overweging willen geven, of het niet beter zou zijn de goedkeuring en vaststelling van zulke be stekken niet aan den Raad te onderwerpenmaar die op te dragen aan het dagelijksch bestuur. In andere gemeenten geschiedt dit, meen ik, ook, en het zou ook niet in strijd zijn met den geest van de gemeentewet. In art. 1791 staat: "Tot het dagelijksch bestuur der gemeente, aan Burgemeester en Wethouders opgedragen, behoort: het vaststellen der plans en voorwaarden van aanbesteding der werken en leverantiën, ten behoeve der gemeente te doen wier vaststelling de Raad niet aan zich voorbehield." De Raad kan zich dus wel de vaststelling der plans voorbehoudenmaar als regel is voor opgezet dat die vaststelling is opgedragen aan het dagelijksch bestuur. Bij ons is daarentegen de regel dat de Raad ze goedkeurt en vaststelt. Ik zou de zaak willen omkeeren en tot uitzondering willen maken wat nu regel is zoodat in den regel de goedkeuring en vaststelling van zulke bestekken aan het dagelijksch bestuur worden opgedragen. Het maken en vaststellen dier bestekken is eene zaak van uitvoering. Nu rust de verantwoordelijkheid daarvan op den Raad; en die wenschte ik juist te hebben overgebragt op Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter. Zoo als aan de heeren bekend is, is dit bepaald bij een raadsbesluiten dat wel gegrond op art. 142 der gemeentewet waarbij de Raad zich de vaststelling der plannen en voorwaarden van aanbesteding der werken en leverantiën, ten behoeve der gemeente te doen, kan voorbehouden. Dat voorbehoud heeft de Raad verlangd. Wilde men nu van dien regel afgaandan zou men dat raadsbesluit moeten intrekken. De heer Scheltema. Ik heb dat artikel ook gelezen; art. 179 staat met dat art. 142 in verband. En indien nu de thans gevolgde regel berust op een raadsbesluit, dan is de wijze om verandering in dien regel te bren gen slechts eene quaestie van vorm en is er niet anders noodig dan een nieuw raadsbesluit, waarbij het vorige wordt ingetrokken. De Voorzitter. Dan zou daaromtrent een voorstel moeten gedaan wor den door Burgemeester en Wethouders, of wel uit den boezem van de vergadering. De heer Hubrecht. Nu de Raad zich eenmaal de vaststelling der plans en voorwaarden heeft voorbehoudenmeen ikdat een voorstel om hiervan af te wijken ook van den Raad moet uitgaan. De Voorzitter. Ik zou den heer Scheltema wel willen verzoeken dat voorstel in eene volgende vergadering te doen. De heer Scheltema. Zeer gaarne, mijnheer de Voorzitter. t Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1868 | | pagina 2