HAMMEN TAN DEN GEIEENTEBAAD TAN LETDEN. 7. Zitting van Honderdag 2 April 186S, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Stoffels, Buys, Rutgers, Tielemandu Rieu, van Wensen Wttewaall, Driessen van Outeren van HeukelomScheltema, Hubrecht, Tollens, de Fremery, HarteveltHoog, Cock, Kneppelhout van Sterkenburg en van den Brandeler. De beeren Meerburg en de Moen gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 26 Maart 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van den 24 Maart 1868, B. 1554 (3® afd.), G. S. n°. 29, waarbij wordt goedgekeurd het 2® sup pletoir kohier der plaatselijke directe belasting, 1867. 2°. Eene gelijke dispositie, van den 25 Maart dezes jaars, B. 1544 (3® afd.), G. S. n°. 5, houdende goedkeuring van de raadsbesluiten van den 12 bevorens, tot onderhandsche verhuring der daarbij vermelde huizen. Deze worden aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter legt vervolgens over: Een adres van den Gemeenteraad van Alkemade, houdende verzoek tot wijziging van het Raadsbesluit tot ondersteuning van den aanleg van een rijweg van Alkemade naar Leyden. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han den van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Einanciën. De Voorzitter. Er is voorts ingekomen eene missive van de commissie tot het afnemen van het examen voor hulp apotheker en apotheker, hou dende verzoek om tot dat einde gebruik te mogen maken van de stads gehoorzaal op 14 April en volgende dagen. Ik zal die missive laten voor lezen. Die missive luidt als volgt: «Leiden, 30 Maart 1868. De Commissie, door Z. M. benoemd om in dit jaar de examens af te nemen van de hulp apothekers en apothekers, heeft de eer aan den Ge meenteraad van Leiden kennis te geven dat die examens in deze stad zullen plaats hebben en aanvangen op den 14den April. De Commissie heeft tevens de eer den Gemeenteraad beleefdelijk te ver zoeken voor het afnemen van die examens te mogen gebruik maken van de Stads-Gehoorzaal. In 1866 is dit aan de commissie op de meest welwillende wijze toegestaan. Namens de commissie, A. H. van der Boon Mesch, Voorzitter. C. J. E. Bretel de la Rivière, Secretaris." De Voorzitter. Die examens zullen wel eenigen tijd durenterwijl met 1 Mei de gehoorzaal voorloopig zal moeten worden irigerigt voor school, wegens verbouwing der meisjesschool n®. 2. Ik zou derhalve voorstellen bet verzoek toe te staanvoor zoo ver er gelegenheid toe bestaat. Ik zal den heer Hubrecht verzoeken eens te willen onderzoekenin hoeverre de gehoor zaal van nu tot Mei beschikbaar is. Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter. De Voorzitter. Ik moet voorts de heeren mededeelendat in de eerst volgende vergadering zal worden overgegaan tot benoeming van een Curator over het Gymnasium in plaats van wijlen den heer van der Hoeven, als mede van een lid in de commissie tot oprigting van een standbeeld voor Boerhaave, welke betrekking mede aan den overledene was opgedragen. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter. Eindelijk kan ik mededeelendat Burgemeester en Wethouders besloten hebben tot de afbraak van het bonhuis tegen de voor malige Vrouwekerk. Dat bonhuis verkeert in vervallen toestand en is buiten gebruik. Wordt voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is: I. Voordragt tot dekking der beschrijvings- en taxatiekosten voor de plaatselijke directe belasting, met staat van af- en overschrijving. De Commissie van Financiën heeft tegen die voordragt geene bedenking en raadt haar vast te stellen met den daarbij overgelegden staat. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. II. Adres van P. J. 't Hooft c. s.waarbij zij verzoeken nog voor dit jaar eene toelage te erlangen; met staat van af- en overschrijving. Burgemeester en Wethouders stellen voor den adressanten ook over 1868 toe te kennen een wachtgeld, naar den aangenomen maatstaf, ten bedrage van 1/3 der genoten wedde, die voor zes van de adressanten bedroeg 400, alleen voor den laatste, J. C. de Vroede, ƒ250, zoodat het wachtgeld voor elk der zes eerstgenoemden op 133.33, voor den laatste op ƒ83.33 zoude moeten worden vastgesteld, te zamen uitmakende ƒ883.31, voorzeker eene belangrijke som, doch die het Gemeentebestuur niet mag terughouden om de vordering, zoo die regtmatig is en op goede gronden steunt, toe te wijzen. De Commissie van Financiën raadt conform de voordragt van Burgemees ter en Wethouders te besluiten en den overgelegden staat van af- en over schrijving vast te stellen. Wordt op gelijke wijze aangenomen. 1868. III. Voordragt tot afstand van gemeentegrondkadastraal sectie A n°. 284, aan de firma H. Veefkind en Zoon. Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: //Bij raadsbesluit van 9 November des vorigen jaars werd besloten het stuk gemeentegrond, gelegen aan den Vestwal naast de begraafplaats bij den korenmolen «de Stier", kadastraal bekend onder sectie A, n°. 284, ter grootte van 930 ellen tegen eenen nader te bepalen prijs in vollen vrijen eigendom af te staan aan H. Veefkind en Zoon. Wij hebben daarop de Commissie van Fabricage gehoord, die ons bij haar rapport van den 26»tcn der vorige maandhetgeen wij hierbij in originali overleggenraadt dezen koopprijs te bepalen op het 25voudig bedrag der recognitie van ƒ24's jaars, waartegen aan H. Veefkind bij dispositie van 29 Maart 1819 het gebruik van dien grond is verleendwaarvan hij echter is ontheven bij beschikking van 6 April 1826, toen dit gebruik op zijn verzoek werd ingetrokken en hem slechts een vrij uitzigt werd gelaten. De koopprijs zou alzoo bedra gen ƒ600." De Commissie van Financiën raadt overeenkomstig de voordragt te be sluiten. De heer Tieleman. Mijnheer de Voorzitter! Mag ik eens vragen, of er niet eene vergissing bestaat met de bepaling van de 24die in vroeger jaren als recognitie betaald is, en nu tot grondslag is genomen van de prijs bepaling voor dit stuk gronds? Dit zal, dunkt mij terstond in het oog springen, als ik in herinnering breng, dat ten tijde, toen er 24 recognitie voor betaald werdde grond tweemaal grooter was dan thans. Ruim de helft daarvan is in der tijd afgestaan aan den heer Proinet, die er zijne gas fabriek op gebouwd heeft. Ik zou daarom wel i,. overweging willen gevenom de vroeger betaalde recognitie als grondslag te laten wegvallen en den prijs voor dit verlaten stuk grond, waar men niet zonder vaartuig op kan komen, te regelen naar den prijs, die laatstelijk voor beter gelegene gronden aan de heeren Schretlen C°. en aan den heer Steftelaar, nabij de voormalige Marepoort, zijn afgestaan. Ik geloof dat wij dan een beteren grondslag hebben om de waarde van dezen grond te bepalen. Ook meen ik te moeten betwijfelen, of de opgave der grootte wel juist is, zoodat het wel noodig zou zijn eene nadere opmeting te doen plaats hebben. De heer Tollens. Bij het inzien der stukken, dit onderwerp betreffende, trof ook mij de grond, waarop het praeadvies der Commissie van Fabricage steunt. Ik vroeg mij af, of eene recognitie, zooals die voor 42 jaren van een stuk stads-grond geheven werdwel tot maatstaf strekken kon ter be paling van den prijs, dien men nu eischen kon voor dien zelfden grond, welken de heer Veefkind nu koopen wil. Er kon toch twijfel bestaan, of die grond juist even groot gebleven was als deze voor 42 jaren was, want ik herinnerde mij, dat in de nabijheid van het nu verlangde terrein althans zeker door den heer Schretlen of üroinet gebouwd was. In dat laatste denkbeeld nu ben ik door den heer Tieleman bevestigddie er meer dan ik van schijnt te weten. Het zou dus wel de moeite waard zijn den ge- vraagden grond eerst nog op te meten, alvorens, bloot in de veronderstelling dat deze nog wel juist van zooveel omvang wezen zal als voor 42 jaren, maar eenvoudig weg te zeggen: «Wij begrooten dat terrein op dezelfde maat van vroeger, multipliceren het getal ellen met den penning zooveel, en tegen dien prijs kan de verzoeker het verlangde in eigendom krijgen." Vergis ik mij niet, dan wordt nu 1 per el gevraagd, terwijl terzelfder plaatse vroeger grond tegen ƒ0.65 per el werd afgestaan. Ik stel dus voor dit verzoek aan te houden, den grond, die gevraagd wordt, te doen opmeten om daarna dan met een nieuw voorstel der Commissie van Fabricage, ook wat den prijs betreft, deze zaak later af te doen. De heer Hubrecht. Ik heb eene kadastrale kaart voor mij liggen waaruit blijkt, dat de grond eene grootte heeft van 930 el. De koopsom is niet, zoo als de heer Tollens meent, voorgesteld op 1 per el. Het vroeger rapport strekte, om dit stuk, nu er twee aanvragen waren, in het openbaar te verkoopenthans is als maatstaf voorgesteld de recognitiedie vroeger werd betaald, ten bedrage van ƒ24 en hiervan het 25voudig bedrag. Die maatstaf is in de laatste jaren bijna uitsluitend genomen, zooals: bij raadsbesluit van 24 April 1862, in zake de Heyder en C°.van 16 April 1863, in zake A. Jongmans; van 29 Febr. 1864, in zake H. P. A. van Wensen; van 20 Sept. 1866, in zake dr. J. C. Drabbe; van 8 Dec. 1866, in zake Commissarissen der grofsmederij; van 3 Aug. 1867, in zake J. van Vooren. Ik kan echter nu niet bepaald zeggenof de bedoelde grond nu kleiner is dan diewaarvoor de recognitie vroeger werd betaaldmaar vol gens de kadastrale kaart heeft die grond de bovengenoemde oppervlakte. Nu echter door den heer Tieleman twijfel over de grootte is geopperdzoude ik liever wenschen de zaak nu aan te houdenten einde dit nader te on derzoeken. De Voorzitter. Het verwondert mijdat de heer Veefkind daar niet op geattendeerd heeft. De heer Hubrecht. Toen de heer Veefkind mij onlangs kwam spreken, heeft hij mij zijne bedenkingen medegedeeld. Heden morgen heb ik den grond op de kaart nog eens opgemetenen zoo verre dit met de passer was na te gaan, kwam ook dit met de groottedoor het kadaster aangegeven overeen. De Voorzitter. Ik geloof dan ook, dat het niet noodig is de zaak aan te houdenwanneer men bepaaltdat de prijs zal worden betaaldzoo als die in de laatste jaren door verschillende personenaan wie grond is afge staan, is gegeven. De heer Tollens. Dat voldoet geheel aan mijn verlangen. Ik erken dat ik mij zoo aanstonds vergist heb ten aanzien van die ƒ1 per el. De heer du Rieu. Ik geloof niet, dat men moet spieken van denzelfden prijs, als waarvoor vroeger grond aan anderen is afgestaan. Ik acht het beter eenvoudig te zeggenhet 25-voudige van de recognitie. Anders is er een groot verschil in den prijs. 12

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1868 | | pagina 1