eene gunstige inwilliging vatbaar te beschouwen, te meer daar zich op de Botermarkt insgelijks slechts ééne rij boomen bevindt." De Voorzitter. Het betreft alleen die rij boomen, welke zich bevinden van de Korenbrugsteeg af tot aan de Stadhuispoort. De heer du Rieu. Ik was teleurgesteld, toen ik het rapport op dit ver zoek heb gelezen. Ik had gehoopt, dat het dagelijksch bestuur daarop ongunstig zou hebben geadviseerd. Het is nog zoo kort geleden, dat be sloten is geen gevolg te geven aan het verzoek om boomen te laten val len op de Viscbraarkt. Ik vind het jammer, nadat zoo pas dat besluit genomen was, dat men daarop nu weêr zou terugkomen. Het verwondert mijdat het dagelijksch bestuur aan het tegenwoordig verzoek zijne goed keuring heeft kunnen hechten. Er was alleen besloten vier boomen weg te nemenen nu zou men eene geheele rij laten vallenop verzoek van eenige bewoners. Als men uu weêr afgaat van het besluit om de boomen te laten staanomdat de meerderheid der bewoners verlangt die te laten val lendan zal het voortaan afhangen, niet van den Raad, maar van de meer derheid der bewoners, hoe de zaken hier geregeld worden. Ik meen, dat de zaken, de gemeente betreffende, alleen door de vergadering dienen te worden geregeld, en dat de Raad het best behoort te weten, wat dienaan gaande als wenscbelijk is te beschouwen. Ik meen, dat die boomen alles zins tot sieraad strekken en geene schade toebrengen. Ik zou ze daarom wel willen laten staan. De strekking van het adres is ze te laten vallen van de Korenbrugsteeg tot de Kapelsteeg. Uit hetgeen nu door den Bur gemeester is gezegd, zou men kunnen opmaken, dat men minder boomen op het oog heeft; maar uit de stukken is mij dat niet gebleken. Ik ge loof echterdat het beter is ze te laten staantotdat zij zoo oud worden dat ze moeten worden weggenomen. Maar daar komt nog een financiëel bezwaar bij. Als er namelijk besloten wordt die boomen te laten vallen, dan zal het meerdere kosten tot herstelling der straat ten gevolge hebben. En nu hebben wij pas op de begrooting zooveel op de uitgaven geknibbeld dat eene dergelijke uitgaaf, waarvoor weêr eene suppletoire begrooting zal moeten ingewacht worden, daarmede niet is overeen te brengeD. Ik ge loof niet, dat die boomen zoo hinderlijk zijn terwijl het wegnemen totgroote kosten van verstrating zal aanleiding geven. Ik zou het dus verstandiger vinden in het verzoek niet te treden, maar de boomen vooreerst te laten staan. De Vookzittek. Ik heb u daar zoo even gezegd, dat het getal boomen zich tol die weinige, bepaalt. Er was bij het opmaken der stukken geen ander denkbeeld dan de boomen alleen te rooijen tot de Stadhuispoort. Als wij een ander voornemen hadden gehad, zouden wij voorgesteld hebben terng te komen op het vroeger genomen besluit omtrent de boomen der Visch- markt. Dit was dus geenszins onze bedoeling. De heer Hubhecht. Ik beaam geheel wat de Voorzitter heeft gezegd. Het zijn niet de boomen waarvan de verkoop onlangs voorgesteld werd, en waartegen alstoen bezwaar bestond. Nu ongeveer 5 jaar geledenin Maart 1863hebben de bewoners van de Warmoesmarkt zich reeds tot den Raad gewendmet verzoek de boomen langs de buizen te doen rooijen en toen is hun te kennen gegeven dat dit verzoek werd aangehoudentotdat over een aanhangig plan van overdekte vischmarkt, zoude zijn beslist. Die overdekking is niet tot stand gekomen, en nu wenden zich andermaal tot den Raad de bewoners aldaar met een requestdoor zeer velen onderteekendom die boomendie hun veel hinder geven en alle licht en lucht benemente doen rooijen. Toen dit verzoek in 1863 werd ingediend, zijn evenmin als nu hiertegen door anderen bezwaren ingebragthetgeen onder ande ren, toen een verzoek was ingekomen om boomen op de Oude Vest te doen rooijen, het geval wel was. Wat de sierlijkheid aangaat, ik meen, tegen het gevoelen van den heer du Rieu indat deze door de wegneming der boomen zal worden bevorderddaar toch op de Botermarkt slechts ééne rij isen daarbij zalnu de vischbanken worden ingekort en de rijweg daar langs zal komen, de ruimte zeer worden bevorderd. En wat de kosten van bestrating aangaat, jaarlijks worden er boomen geplant of boomen gerooiden die kosten worden even als de aanstrating der kuilen van de nu te rooijen boomen, uit den daarvoor bestemden post betaald. De heer Stoffels. Wat ook mij gedreven heeft om mede te werken tot het wegnemen der boomen daar ter plaatseisdat ik het in het belang der gezondheid wenschelijk acht, dat er meerder lucht zij. De vochtigheid der huizen zal er door verminderen. Het is genoeg bekend, dat boomen, kort voor de huizen staande, vocht aanbrengen. Wat nu de sierlijkheid van die laan aangaat, als wandeling wordt er bijna geen gebruik van ge maakt. En ook voor de passage der rijtuigen zal het beter zijn die boomen weg te nemen. De heer du Rieu. Wat de eisohen der gezondheid betreft, ben ik zeker niet de meest bevoegde persoon om daarover te oordeelen. Maar toch meen ikdat die boomen niet zoo digt bij de huizen staandat zij nadeel kunnen toebrengen. Op menige plaats in de stad staan zij wel even digt. En wat de rijtuigen aangaatgeloof' ikdat er tusschen de boomen wel vol doende ruimte is om elkander te passeren. De heer Haktevelt. Ik zou alleen willen vragen, of die kosten van verstrating meer zullen bedragen dan de boomen zullen opbrengen. De heer Hubrecht. Het is niet twijfelachtig, of de opbrengst der boomen zal verre overtreffen de kosten, voor het aanstraten noodig. De heer Habtevelt. Hoewel niet behoorende tot de aan de orde ge stelde onderwerpen, wenschte ik hier toch een enkel woord in het midden te brengen, over de bestrating van de Maasmanssteegdie in zoo uiterst slechten staat verkeerd, dat er stellig zeker des avonds ongelukken zouden gebeuren was de verlichting er niet zoo bijzonder goed, door tal van win kels daar aanwezig. Mag ik de Commissie van Fabricage vragenof er ook plan bestaat hierin verbetering te brengen? De heer Hubrecht. De verstrating der Maarsmansteeg is, ik erken dit, noodzakelijk, en bij de Commissie van Fabricage is daartoe ook reeds besloten. Alleen achtte zij het wenschelijk te wachtenhoe omtrent de voor gestelde verandering en inkorting der vischbanken zoude beslist worden. De verstrating zoude dus nu kunnen volgen, maar de Commissie achtte het in deze zoo druk bezochte straat verkieslijk liever te wachten, tot dat de dagen wat langer waren, en de werkuren dus zoo veel meer der, ten einde reeds zeer vroegtijdig te kunnen beginnen, en daardoor des te spoediger gereed te zijn, om zoo kort mogelijk de passage te belemmeren. De conclusie van het rapport wordt hierop aangenomen met 12 tegen 4 stemmen. Tegen: de heeren Kneppelhout van Sterkenburg, Scheltema, van Kaat- hoven en du Rieu. IX. Adres tot het leggen van eene stoep voor het perceel op de Oude Vest, wijk VI, n°. 560563. Burgemeester en Wethouders radenovereenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage, het verzoek toe te staan. De heer Goudsmit. Ik geloof, dat wij dat adres niet in aanmerking mogen nemen wegens een grondwettig bezwaar. De heer Koning doet het verzoek namens den pastoor. Ik acht dat in flagranten strijd met de grond wet. De zaak is schijnbaar van weinig belang; maar wij mogen de grond wet niet overtreden. De heer de Fremeby. Ik meende toch dat, als het verzoek wordt ge daan door den baas die het werk heeft aangenomenwij meermalen op dergelijke verzoeken hebben beschikt, ook op grond dat die werkbaas aan sprakelijk wordt gesteld bij de policie-verordening, voor het werk, dat hij verrigt. De heer Goudsmit. In het adres staat: «namens" enz.1 En in de grond wet staat: dat ieder ingezeten het regt heeft om verzoeken aan de be voegde magt schriftelijk in te dienen ,Jmits die persoonlijk en niet uit naam van meer worden onderteekend. De heer du Rieu. In het verzoek zelf wordt de vraag gedaan door den heer Koning. Hij vraagt de stoep te mogen leggen naast de pastorie. In het verzoek zelf wordt, meen ik, het verzoek niet gedaan voor en namens den pastoor. Of hij het mag doen voor den pastoor, is eene andere quaestie. De heer Goudtmit. Bij het aangevoerde heb ik nog een ander be zwaar. Hoe kunnen wij namelijk het verzoek toestaan voor een perceel, dat niet aan den verzoeker toebehoort? De heer Buys. Ik herinner mij eene bepaling in onze strafverordening, die eene langdurige discussie heeft uitgelokt, en de gerezen quaestie mis schien kan oplossen. Zij dient om aan te wijzen, wie verantwoordelijk zijn zal voor het naleven van ettelijke voorschriften betrekking hebbende op de bouwpolicie. Ik durf op het oogenblik niet zeggenhoe de verordening be slist heeft, of zij den bruiker van het huis of den architect verantwoordelijk steltmaar dit is gemakkelijk na te zien. Blijkt het dat hij die het werk uitvoert, de verantwoordelijke persoon is, dan dient het verzoek ook door hem te worden gedaandoch is daarentegen degeendie het werk laat doenverantwoordelijkdan zou het adres van dezen belmoren uit te gaan. De Voorzitter. In onze policie-verordening zijn beiden aansprakelijk gesteld. Intusschen art. 9 der grondwet zegt: «Ieder ingezeten heeft het regt om verzoeken aan de bevoegde magt schriftelijk in te dienen, mits die persoonlijk en niet uit naam van meer worden onderteekend, welk laat ste alleen kan geschieden door of van wege ligchamenwettelijk zamenge- steld of als zoodanig erkenden in dat geval niet anders dan over onder werpentot hunne bepaalde werkzaamheden behoorende," terwijl art. 328 der policie-verordening het volgende bepaalt: «Werkbazen, die behulpzaam geweest zijn aan het maken van eeuig werk, dat in strijd is met de bepa lingen van dit hoofdstukwordenevenzeer als zij die het hebben laten makengestraft." Mag ik vragenof de heer Goudsmit er een voorstel van wenscht te maken? De heer Goudsmit. Ja, ik kan er niet over heen. De Voorzitter. Zou er bezwaar in zijn, daar bij de zaak haast is, om inmiddels het verzoek toe te staanmits het adres in behoorlijken vorm worde gewijzigd. De heer Goudsmit. Daar heb ik niets tegenmijnheer de Voorzitter. Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter. X. Adres van A. G. Ballego tot het wijzigen van de rouijing van den gevel van, en het leggen van eene hardsteenen stoep voor het perceel wijk VII, n°. 6. Burgemeester en Wethouders radenovereenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage, den requestrant een en ander te vergunnen, mits alles geschiede op aanwijzing en onder toezigt van rooimeesters. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XI. Adres van C. Kooreman en H. Hanselaar, tot het in eigendom be komen van gemeentegrond. Burgemeester en Wethouders, zich vereenigende met het advies van de Commissie van Fabricage, maken geen bezwaar tegen de inwilliging van dat verzoek en nemen de vrijheid te raden te besluiten aan de adressanten het verzocht stukje grond af te staan tegen een koopprijs van f 4, nadat alvo rens, ingevolge art. 230 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85), verklaard zal zijn dat dit ter openbare dienst niet meer bestemd zal wezen. De heer Kneppelhout van Sterkenburg. Als ik het wel heb, ligt dat stukje grond op zijde van het huis van mevrouw de Bije aan de Vest. De heer Hubrecht. Het is een huisje gelegen achter de villa van mevrouw van der Does de Byeaan het open plein een gedeelte van het zoogenaamde eiland, en deze weinige ellen gronds worden gevraagd om het huis haaks langs de straat te zetten. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik had het wenschelijker geacht dat het geheele plein tot aanbouw voor deftige woningen was aange vraagd. Het is daartoe bijzonder geschikt en ik hoopte dat, toen eenmaal een begin was gemaakt, dat zoude vervolgd zijn en aldaar meerdere goede woonhuizen zouden zijn aangebouwd. Wanneer nu die grond bij kleine ge deelten wordt uitgegeven en aldus versnipperd, dan is de gelegenheid beno men later daar iets goeds te bouwen. Maarzoo ik mij niet bedriegmeen ik gezien te hebben dat met het werk reeds begonnen is voordat de toe-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1868 | | pagina 2