van f 55 tot en met 60 met 2 n n 60 ff tt tt 100 tt 3 n tt 100 it n it tt 150 tt 4 150 it n it 200 4.25 n 200 tt tt 250 4.50 tt n 250 a tt v 300 a 4.75 tt 300 a tt a a 350 tt 5 a 350 anna 400 5.25 tt 400 t a n 450 5.50 tt 450 n tt it 500 it 5.75 a #500 h u tt #550 6 550 600 6.25 n tt 600 650 6.50 tt 650 tt tt tt tt 700 6.75 700 a it it 750 7 750 a u 800 7.25 800 850 7.50 850 900 tt 7.75 #900 #950 8 950 1000 8.25 1000 1100 8.50 1100 t a 1200 8.75 1200 n it a n 1300 9 1300 1400 9.25 1400 1500 9.50 1500 1600 9.75 1600 1700 10 1700 en hooger 11 Gedeelten van een gulden komen bij de vermenigvuldiging niet in aanmerking. Als de huurwaarde, vermeerderd met vijf percent van de waarde van het meubilair, nog geen ƒ55.bedraagt, is geene belasting verschuldigd. De Voorzitter. Ik stel voor, ook hier het woord «werkelijke" te doen vervallen. De beer du Eieu. Zou hier niet ook dezelfde classificatie kunnen in aanmerking komen als zoo even is aangenomen? De Voorzitter. Ja, dat zou kunnen geschieden. De heer Buys. Ik wenschte wel eene wijziging voor te dragen in het laatste gedeelte van de tabel, omdat men in dat gedeelte, ter bepaling van het inkomen, de belastbare huurwaarde met een te hoog cijfer vermenigvul digt. Om dit te bewijzen heb ik slechts de aandacht te vestigen op het kleine concept-kohier, dat Burgemeester en Wethouders achter de memorie van toelichting hebben afgedrukt. Wat toch blijkt uit dat stuk? Dat ter wijl men bij eene huurwaarde van nog geen 600 het inkomen nooit hoo ger raamt dan tienmaal de huishuur, wat een vrij billijke maatstaf is, men bij eene huurwaarde van meer dan 600 die proportie geheel uit het oog verliest, zoodat b. v. hij, die een buis bewoont van ƒ800, ondersteld wordt een inkomen te hebben van 9880; heeft die huurder twee dienstboden, dan klimt de raming van zijn inkomen zelfs tot ruim 10300. Dat gaat inderdaad te ver. Om nu die onbillijkheid weg te nemenzou ik wenschen dat men, beginnende met de huurwaarde van 600, niet meer bij elke ƒ50, maar bij elke 100 den vermenigvuldiger met verhoogde. De uitkomst van de raming zal dan veel juister zijn. De heer de Fremery. Hoe ver wilt gij dat uitstrekken? De heer Buys. Ik stel voor het laatste gedeelte van de tabelbeginnende met de woorden «van ƒ600" te wijzigen als volgt: van 600 tot en met f 700 met 6.50 700 800 6.75 a 800 900 7. 900 a 1000 7.25 a 1000 1100 7.50 II «1100 1200 7.75 1200 1300 8. a n 1300 1400 8.25 1400 1500 8.50 1500 1600 8.75 1600 ff 1700 9. ff 17ü0 1800 9.25 1800 1900 9.50 1900 2000 9.75 2000 en hooger10. De heer de Fremery, Dan doet zich ook hier weder het geval voor, dat de mindere stand meer zal worden gedrukt, naarmate de hoogere stan den worden ontlast. Ik acht dit niet wenschelijk. De heer Buys. Mijn plan was niet de hoogere standen te ontlasten. Maar mij dunkt ook tegenover die standen moeten wij billijk zijnen dat zijn wij niet, wanneer wij hun inkomen hooger schatten dan men mag aan nemen dat het werkelijk is. De heer de Fremery. Het belastbaar inkomen is in ons ontwerp voor den minvermogende zeer laag gesteld. Ik acht dit billijk. Van den meer vermogende kan integendeel iets meerder worden geeischt; ik zie daarin geen overwegend bezwaar. De heer Buys. Dat is even onredelijk. Het is als of men het er op toelegt om den maatstaf van belasting, dien wij hebben aangenomen, zoo veel mogelijk te bederveneerst tegenover den middenstand en nu tegen over de hoogere standen. De heer de Fremery. Is het toch wel billijk om de mindere klassen naar evenredigheid meerder te laten betalen De heer Buys. Het kan nooit billijk zijn om iemands inkomen hooger aan te slaan dan het werkelijk bedraagt en dan de belasting te regelen naar die blijkbaar valsche waardering. Niet door onregt te plegen tegen over de eene klasse kan men regt doen wedervaren aan eene andere klasse. De heer du Eieu. Het is zeker moeijelijkbij het hooren van een nieu wen factor, daarover een juist oordeel uit te spreken. Maar na de becijfe ringen, die wij vroeger gemaakt hebben, en die ik met mijne medeleden in de commissie nader heb overwogenkomt het mij voordat de hoogere standen niet meer zullen gedrukt worden dan in het vorig jaar. En dat is bij mij de maatstaf geweest bij het beoordeelen van het kohier. Ik geloof dus, dat men niet meer zou kunnen verlangen tot ontlasting der hoogere standen. De heer Cock. Mijn hoofdbezwaar tegen het amendement is ook, dat het zal strekken tot ontlasting der hoogere standen en bij gevolg, daar het geld er toeh op deze of gene wijze komen moet, tot meerdere belasting der lagere standen. Dat uiterlijke teekens wel eens tot onjuiste gevolgtrekkingen aanleiding zullen geven, kan ik, een der grootste voorstanders er van, niet ontkennen. Doch het zijn meestal uitzonderingen en ik durf gerust stellen, dat men bij eigen aangifte tot nog onjuister gevolgtrekzingen zoude komen. Ik vind het ook daarom dubbel onraadzaam het voorgestelde amendement aan te nemenomdat de daarin voorgestelde verlaging bij eene huurwaarde van omstreeks 600 en hooger zoude beginnen. Men vergete niet, dat juist in die huizen woont, en bijgevolg ontlast zoude worden, de zooge noemde zeer gezetene, de zeer gegoede klasse, in een woord die klasse en Iaat ik het maar ronduit zeggen waartoe wij leden van den Raad voor een zeer groot gedeelte behooren. De heer van Outeren. De heer Buys heeft teregt opgemerkt, dat men geen geheel gefingeerd inkomen moet aannemen. Hij heeft daarom voorgesteld eene wijziging in den factor van het tarief omtrent eene huur waarde van f 600 af; maar dan kom ik terug op hetgeen door den heer van Heukelom en mij in de vorige vergadering is gezegd, dat de oneven redigheid nog oneindig meer drukkend is, wanneer men als maatstaf neemt eene huurwaarde van 200 en volgende tot die van 600 toe. Ik herhaal hoe is het aantenemendat iemahd, die in een huis van f 250 woont, daarom een wekelijksch inkomen zou te verteren hebben van f 35? Ik vind die Active berekening zoo verwerpelijk dat ik er mijne stem niet aan kan geven. Ik geloof, dat ja de hoogere standen ook meer dan billijk is zul len betalen. Dat zij dan zoo; want wanneer wij ten opzigte van deze eene vermindering aannemen, dan ben ik het eens met den heer de Fremery, dat de lagere standen daardoor nog belangrijk meer zouden worden gedrukt. De Voorzitter. Men zou niet meer de verhouding hebben tusschen huishuur en inkomen. De bewoners in huizen boven de 600 worden door dit ontwerp tot een te hoog belastbaar inkomen gebragt. De heer de Fremery heeft er op gewezen, dat eene vermindering ten nadeele zou zijn van de mindere standen. Maar hiertegen meen ik te kunnen stellen dat de verhouding onderling niet moet verbroken worden. Om zeer enkele be lastingschuldigen hooger te kunnen trefien en die treft men toch niet door deze belasting zou men eene onbillijkheid begaan jegens een groot aantal belastingschuldigen. Het spijt mij in deze het gevoelen van den heer de Fremery te moeten bestrijden. De heer Goudsmit. Ik ondersteun zeer het amendement van den heer Buys, op het gevaar af van partijdig te schijnen. Immers als de bewoners der groote huizen zooveel zullen moeten betalenzal daarvan het onmid dellijk gevolg zijn, dat de huurwaarde van dergelijke panden merkelijk zal dalen; en hij, wien het anders op ƒ50 meer niet zou aankomen, zal nu wel zorgen dat hij voor den minst mogelijken huurprijs te regt komt. De heer de Fremery. .41s men het belastbaar inkomen lager ging stel lenzou men er toch geen genoegen mede geven, omdat dan het evenredig percent in gelijke verhouding zal moeten verhoogd worden. De opbrengst zal voor de gemeente altijd dezelfde blijven. Het eindcijfer bij de begrooting toegestaan zal immer moeten opgebragt worden. De heer Buys. De heer de Fremery heeft volkomen gelijk. Het doet weinig af, of men het belastbaar inkomen hoog of laag stelt, maar altijd onder deze voorwaardedat er evenredigheid besta tusschen de verschillende cijfers, en juist dat is het geval niet bij de huurwaarde van 600 en hoo ger. De heer van Outeren heeft beweerd, dat de verordening veel te ver gaat, wanneer zij een inkomen van 1625 onderstelt bij hen die huizen bewonen, wier huurwaarde ƒ250 bedraagt. Ik deel dat bezwaar allerminst; want in dat geval is het inkomen nog op verre na niet het zevenvoud van de huurwaarde. Maar zoodra men het inkomen op tien en twaalfmaal de huurwaarde wil bepalengaat men niet alleen veel te vermaar verbreekt men ook de juiste verhouding met de cijfers die voorafgaan. De heer de Fremery. Ik heb er geen bezwaar tegen en kan er mij wel bij neerleggenals de Raad er zich mede vereenigt. Intusschen is dan nog het bezwaar van den heer van Outeren niet weggenomen. De Voorzitter. De verhouding wordt verbroken. Boven de 600 huurwaarde zal meer dan 10 maal het bedrag van die huurwaarde worden gerekend; en dit is bepaald te veel. Vroeger nam men aan dat men, om een huis van 600 huur te bewonen, 8 maal die som (dat is 4800) te verleren moest hebben. Laat men thans, bij de vermeerderde weelde, aanne men dat men 10 maal die som moet bezitten. Hooger, dunkt mijkan men in den regel die som niet aannemen. De heer Cock. De onbillijkheid, waartoe sommige voorbeelden hier telkens aangehaald en die ik eerder uitzonderingen zou noemenaanleiding gevenmoet gezocht worden in de omstandigheiddat men bij het opmaken eener berekening wel genoodzaakt was voor de waarde van het meubilair als grondslag aan te nemen het tabelletje van art. 7 en niet de geschatte waarde van dat meubilair. Volgens dat tabelletje bezit dan ook de bewoner van een huis van 600 huurwaarde een meubilair van 4200, waardoor hij alsdan wordt geacht een inkomen van 6000 te hebben. Heeft hij echter een zoo groot inkomen niet en bewoont hij desniettegenstaande een in dit geval veel te duur huis van 600 huurwaarde, dan mag men aan nemen, dat die man, tenzij hij meer vertere dan hij inkomen heeft, ook zoo een kostbaar meubilair niet zal bezittenmaar dat hijom nu ook eens een voorbeeld te stellen, een meubilair zal hebben van nog niet voluit 2000. Die man maakt natuurlijk geen gebruik van het tabelletje, hij laat zijn meubilair schatten en dan stijgt zijn inkomen volgens die grond slagen hoogstens tot 4700. Doch hoe dit ook zij, ik blijf beweren, dat het amendement noodzakelijk ten gevolge zal hebben meerdere belasting der lagere standen. Het amendement van den heer Buys, in hoofdelijke omvraag gebragt zijnde, wordt verworpen met 11 tegen 6 stemmen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1868 | | pagina 6