nomen, nadat tegen eene vroegere goedkeuring bedenkingen waren gemaakt. Maar zijn die bedenkingen nu opgeheven? De heer Hoog. Toen de commissie in handen had het commissoriaal, haar opgedragen, hetgeen van zeer teederen aard is, kwam de rekening der armbakkerij over 1865 in. De burgemeester heeit die rekening toen in onze handen gesteldals beschouwende haar als een appendix van ons mandaat. Maar ware het toen niet beter geweest, dat de rekening was gesteld gewor den in handen der Commissie van Financiën ten fine van onderzoek en afdoening? Van daar, dat onze commissie gevraagd heeft: wat moeten wij met die rekening doen? die aanhouden tot het eind-rapport? Daarom blijf ik er bij, dat het wenschelijker ware geweest die rekening vooraf afgezon derd van het hoofdfeit te behandelendit nu is de redendat de rekening zoo lang aanhangig is gebleven. Het was ons doelals ons rapport was aangenomen voor te stellen de rekening nog in handen te stellen van de Commissie van Financiëndoch om de behoefte aan afdoening is die eerst onlangs door ons aan de Commissie van Financiën afgegeven. Ik geloof niet, dat er vrees bestaat, dat wij weer met eene volgende rekening zullen worden overvallen voor ons eind-rapport. Maar ik moet mij opponeren te gen een voorstel als door den heer Hartevelt is gedaanwant even als de Commissie van Financiën nu op deze rekening van 1865 de goedkeuring voorstelt met eene geformuleerde clausule omtrent de zaak, die de Com missie van onderzoek zelve heeft aan de hand gegevenom dat onderzoek j niet te praejudiciërenzoude ik er geen bezwaar in zien, dat nog eens op gelijke wijs eene rekening over 1866 werd goedgekeurd, zoo daaraan be hoefte van afdoening bestonddit konde even zoo geschieden. Wanneer het voorstel van den heer Hartevelt aangenomen werdware dit niet moge lijk en, daar het soms noodig kon worden, acht ik het zaak dat voorstel niet aan te nemen. Ik vlei mij echter, dat het rapport der commissie wel zoo spoedig zal inkomen, dat het niet zal noodig zijn nog eens eene jaar rekening op deze wijs geclausuleerd te moeten goedkeuren. De heer van Kaathoven. Wat hier geschiedt betreft de verantwoording van ontvangsten en uitgaven. Het andere heeft betrekking tot de kasre kening; het nazien daarvan behoort bij het dagelijksch bestuur. De heer de Moen. De rekening is in hanlen geweest van de Commis sie van Financiën reeds in het begin van dit jaar. Zij heeft die niet kun nen goedkeuren, omdat er aan ontbrak de inventaris van effecten, die als onderpand waren gegeven voor de beleeningen in die rekening voorkomende; anders was zij conform. Toen heeft de Commissie van Financiën verzocht dat de rekening zou worden gesteld in handen van de commissie, waarvan de heer Hoog lid is, welke benoemd is in November 1866, en tevens van Regenten der armbakkerij tot aanvulling. Wij wenschtendat de regtskundige commissie er iets op zou kunnen vinden, waardoor wij gede chargeerd werden bij formele goedkeuring, en ontvingen onlangs de reke ning met inventaris terug, en de clausule, die de conclusie van ons rap port vooraf gaat. Ik ben het overigens eens met den heer Hartevelt, dat het niet wenschelijk is dat wij ook de rekening van 1866 zullen hebben te onderzoeken, alvorens de zaak getermineerd is, daar reeds rekeningen van godshuizen over 1866 hebben moeten sluiten met een nadeelig saldo, doordat de uitkeering der overwinst over 1865 niet kon plaats hebben voor de goedkeuring der rekening. Ik heb echter na de verzekeringen van den heer Hoog geen bezwaar meeren beveel spoed in deze zeer aanom finan cieel bezwaar der administratiën te voorkomen. De Voorzitter. Er kan van uitstel geen sprake zijn. Als het vonnis gewezen is, zal deze quaestie onmiddellijk kunnen worden afgedaan. De commissie wacht daar slechts op. Ik hoop, dat de heer Hartevelt daar mede genoegen zal willen nemen. De heer Hartevelt. Ik zal afwachten. De conclusie van het rapport der Commissie van Financiën wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. XV. Rekening van het Israëlitisch Armbestuur, over 1866. De Commissie van Financiën heeft op die rekening geene bedenkingen en raadt die goed te keuren, de ontvang ad f 3201.52'de uitgaaf ad f 3106.97, alzoo opleverende een batig saldo van f 94-55}, waarvan in de eerstvolgende rekening verantwoording zal behooren te worden gedaan, mitsgaders van betgeen is aangewezen als nog te ontvangen of te verhalen, ten beloope van f 104. Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. XVI. Suppletoire staat van begrooting van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis, over 1866. Het rapport der Commissie van Financiën strekt om dien staat goed te keuren. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. In het vorig nommer der Handelingen (n°. 28) is bij het tweede der aan de orde gestelde punten (Voorstel van hh. Curatoren der hoogeschool tot gedeeltelijke demping van de Binnenvestgracht bij de voormalige Rijns- burgerpoort) van het rapport der Commissie van Fabricage alleen het laatste gedeelte of de conclusie medegedeeld. Dat rapport was, in zijn geheel, van den volgenden inhoud: "De Commissie van Fabricage heeft de eer op de in bare handen gestelde missive van HH. Curatoren der Leydsche Hoogeschool, van den 7en Sep tember dezes jaars, n", 38/272, te berigtendat zij, in afwachting van de nadere overlegging der plannen tot aanplemping van het singelwater aan het terrein van den Vestwal, dat bestemd is voor het bouwen van het nieuwe Nosocomium Academicum, nu alleen overwogen heeft het plan in die missive medegedeeld en betrekking hebbende tot het dempen van de Binnenvestgracht langs dat terrein. De Commissie meent er al dadelijk op te moeten wijzen dat wanneer de voorgestelde demping en rioolaanleg zich enkel zouden bepalen tot het gedeelte der Binnenvestgracht dat langs het terrein loopt, van de brug aan de Steenstraat tot op zekeren afstand van de Morschpoort, eene lengte uitmakende van p. m. 200 ellen, aan de beide einden zouden overblijven twee armen van de Binnenvestgracht, die alsdan de thans bestaande door strooming zouden missen, omdat het te maken riool niet voldoende te hulp zoude kunnen komen. Daardoor zou ophooping van vuil, verzameling van rottende voorwerpen enz. moeten ontstaandie nog zouden verergerd wor den door de regtstreeksche uitstortingen van het riool aan de beide mon dingen, zoodat aldaar een watertoestand zou verkregen worden in strijd met de eischen voor openbare reinheid en gezondheid. Deze gedeeltelijke dem ping van de Binuenvestgracht zou twee modderpoelen doen ontstaan, die hoogst nadeelig moeten worden beschouwd voor het aldaar te bouwen zie kenhuis. De Commissie acht het derhalve noodzakelijk dat aan die demping grooter uitbreiding wordt gegeven, omdat de Binnenvestgracht in verbin ding staat met de Korte Langegrachtwaarin een tal van fabrieken uitlozen en andere tot bekoming van versch water eene ruime door strooming of gelegenheid tot afvoer van vuil water behoeven. Dat doel zou bereikt worden door het dempen van de Binnenvestgracht uit te strekken tot kort nabij de Gedempte IJzerengracht en aldaar door den grond van het terrein bij de sociëteit Amicitia in gebruik eene gemet selde overdekte waterleiding naar de singelgracht te maken. Op dien grond veroorlooft zich de Commissie een gewijzigd plan voor te stellen, bestaan de in: 1°. het dempen der Binnenvestgracht van de Morschpoort tot aan de ge dempte IJzerengracht; 2°. het leggen van een doorgaand riool langs de geheele gracht, met riool- takken naar de woningen die thans in de gracht uitlozenook van de dwarsstraten van het sociëteitsgebouw en van het nieuw te bouwen zie kenhuis; 3°. het maken van vergaarbakken aan de beide riooleinden, benevens de tot vaksgewijze ruiming vereischte tusschenkasten 4°. het ontruimen der bruggen aan de Steenstraat en aan den molen de Bul 5°. het maken van eene bedekte waterleiding tegenover het einde der IJze rengracht, doorgaande onder den tuin der buiten-societeit, tot uitlozing van de Korte Langegracht enz. in den singel, welke waterleiding bij voldoende diepte geene mindere breedte dan vier ellen zou mogen hebben. De Commissie heeft met deze punten slechts eene voorloopige rege ling op het oog, om nader alles wat de rigting, afmeting, constructiën van die werken en afstand van meer grond betreft, na gehouden overleg vast te stellen. Zij neemt de vrijheid voor te stellen die punten aan HH. Curatoren mede te deelen." Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de openbare verga dering gesloten en veranderd in eene zitting met gesloten deuren. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 6