gering, maar daarvan kan toch wel een gedeelte in de kosten worden
bijgedragen.
De heer Stoffels. Het is vroeger eens gebeurddat aan een hulpon
derwijzer, onder gelijke omstandigheden, vrijdom is verleend.
De Voorzitter. Verlangt de heer van der Hoeven dan een voorstel
te doen
De heer van der Hoeven. Ik vrees, dat het geen ingang zal vinden.
De heer de Fremery. De Commissie heeft zich voorbehouden om al
of niet het verzoek tot ontheffing te ondersteunen. Ik zal voor het ver
zoek stemmen.
De heer van der Hoeven. Dan doe ik het voorstel tot die ontheffing.
De heer Tif.leman. Is het ook bekend of Fonteyn gehuwd is, of hij
een huisgezin heeft?
De Voorzitter. Hij is gehuwd.
De heer van Outeren. Hoeveel beloopen die kosten van kleedingbe
rekend voor een vierde?
De Voorzitter. Een vierde is ƒ6.60. Ik zal thans in stemming brengen
het voorstel van den heer van der Hoevenom Fonteyn vrij te stellen.
Dat voorstel wordt aangenomen met 10 tegen 7 stemmen.
Tegen: de heeren du Kieu, van Outeren, Krantz, VVttewaall, Hubrecht,
Hoog en de Voorzitter.
De heer van der Hoeven verlaat de vergadering.
De Voorzitter. Ik zal thans het rapport in stemming brengen.
De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Nu wij tot de ontheffing van
Fonteyn besloten hebbenhoewel de positie van den anderen persoon niet
kennende, stel ik voor ook van Iterson vrij te stellen.
De heer Stoffels. De positie van die menschen staat in lange niet gelijk.
De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik heb daarom ook gezegd,
dat, nu ik de positie van van Iterson niet ken, ik ook geen bezwaar zie
hem mede vrij te stellen. Ik doe dat voorstel pour acquit de conscience.
De heer Stoffels. Daarom heb ik herinnerd, dat de maatschappelijke
positie van beide personen niet gelijk staat. De Commissie heeft geen be
zwaar gemaakt van Iterson voor een vierde aan te slaan.
De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Hij is melkverkooper.
De heer Stoffels. Dat is zoo, hij is melkverkooper; maar hij is
daarom nog niet volstrekt onvermogend.
De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Als de Commissie oordeelt,
dat hier geene termen bestaan voor geheele ontheffingdan retracteer
ik mijn voorstel. Maar ik was met de positie van van Iterson onbekend.
De Voorzitter. Wensohen de leden nog het woord over het rapport?
Zoo niet, dan zal ik het in stemming brengen.
Het rapport wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter. Hebben do heeren ook bezwaar tegen den anderen
staat? Zoo als de heeren zullen gezien hebben, is de tegemoetkoming ver
schillend voorgedragen, namelijk voor eenigen voor de helft, voor anderen
voor een vierde.
De staat wordt zonder hoofdelijke omvrage goedgekeurd.
V. Verzoeken van H. Veefkind en D. A. Schretlentot het bekomen
van gemeentegronden voorsteldien grond betreflende.
Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt aldus:
»Wij hebben de eer hierbij over te leggen adressen van H. Veefkind
en Zoon en D. A. Schretlen en C°.waarbij zij, ieder voor zich, den
eigendom verzoeken van een stukje gemeentegronds op den Vestwal, ter
grootte van 930 vierk. ellen. Aangezien beiden geacht kunnen worden even
veel belang bij deze zaak te hebben en wij geene reden kunnen vinden om
den een boven den ander de voorkeur toe te kennen, nemen wij de vrijheid
u te raden overeenkomstig het door ons ingewonnen rapport van de Com
missie van Fabricage te besluiten om den bewusten grond in het openbaar
te verkoopen."
Het rapport der Commissie van Fabricage is van den volgenden inhoud:
»De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van H. Veef
kind en Zoon tot het in eigendom bekomen van een stukje gemeentegrond
op den Vestwal, naast de begraafplaats aan den korenmolen de Stier, bij
het kadaster der gemeente bekend onder Sectie A. n°. 284, ter grootte
van 930 vierk. ellen, te berigtendat bij beschikking van 29 Maart 1819
aan H. Veefkind precario en tot kennelijk wederopzeggentegen betaling
eener recognitie van 24 'sjaars, is vergund het gebruik van dien grond,
ter bekoming van een vrij uitzigt voor zijn tuin, maar dat bij beschik
king van 6 April 1826 op zijn verzoek het gebruik van dien grond
en de betaling der daarvoor verschuldigde recognitie is vervallen, zonder
daardoor nogtans in het vrije uitzigt, hetwelk hij thans geniet, belem
merd te worden. In het belang harer fabriek werd door de firma H. Veef
kind en Zoon den eigendom van dien grond gevraagd bij request van 11
Junij jl.terwijl er, tot hetzelfde doel strekkende, een request den 13 Junij
werd ingediend door de firma D. A. Schretlen en C°.
De Commissie erkent dat voor eerstgemelde firma groot belang bestaat
bij de regtstreeksche communicatie van hare fabriek met de singelgracht
maar die gemeenschap bestaat reeds door de sloot die tusschen den bedoel
den grond en de begraafplaats looptzoodat in elk geval langs dat kanaal
eene waterlozing verzekerd is en kan behouden blijven.
Aangezien de gemeente geene behoefte heeft aan het behoud van dien
grond, is er geen bezwaar tegen den verkoop, maar nu meer dan één ge
gadigde daarvoor zich heeft aangemelddie beiden als industriëlen daarbij
hetzelfde belang hebben, meent de Commissie eene openbare veiling te
moeten aanraden."
De heer Meerburg. Ik kan mij met het rapport niet vereenigen en het
verwondert mij daarin te lezen dat het belang van beide adressanten het
zelfde is. Dat is toch niet. Verkrijgt de heer Schretlen dat stukje grond
niet, zijn pand wordt er niet door verminderd, inaar als het den heer
Veefkind wordt ontnomen, dan voorzeker verminderen zijne panden. Ten
anderen, de maatregel tot eenen publieken verkoop is in soortgelijke gevallen
nog nimmer voorgesteld. Toen Fontein en Hoeken tegelijk vroegen om den
grond bij de Zijlpoort, heeft de Baad dien afgestaan aan Fontein,
en er is geen sprake geweest van een publieken verkoop. Een zoo
danige verkoop is voor den heer Veefkind gevaarlijk; er behoeft er slechts
één te wezen die hem wil hinderen en hij wordt in ongelegenheid gebragt.
Ik ben tegen eenen publieken verkoop, omdat ik het onbillijk zoude achten.
De heer Krantz. Het heeft ook mij bevreemd dat in het rapport der
Commissie van Fabricage een publieke verkoop werd aangeradenterwijl aan
verschillende fabriekanten bij onderhandschen verkoop gronden zijn toege
staan niet lang geleden nog aan de heeren Schretlen en C°.van publie
ken verkoop was toen geene quaestie. Het terrein door den heer Veefkind
verlangd, ligt aan het water en grenst aan zijne fabriek; bij meerdere uit
breiding is die grond voor hem alzoo van dubbele waarde. Wel heeft hij
nog eenigen grond beschikbaar, maar die is niet voldoende bij toenemenden
bloei der fabriek dien men voorspellen kanindien de jeugdige firma hare
activiteit behoudt. Nu moge het onpartijdig schijnen tot een publieken ver
koop te besluiten, maar dit is in wezenlijkheid het geval niet, aangezien
de een is een jeugdig en pas beginnend fabriekant, terwijl de andere solli
citant sedert lang gevestigd en zeer vermogend is.
De heer du Kieu. Ook ik kan mij met het rapport niet vereenigen.
Ik geloof, dat het allezins wenschelijk en van groot belang is om aan die
firma, die zich wil uitbreiden, den gevraagden grond af te staan. Als die
fabriek mogt worden uitgebreidzal zij aan vele menschen brood verschaf
fen. De fabriek van den heer Schretlen heeft aan dien grond geen behoefte,
hij heeft reeds een groot gedeelte van den vestwal.
De heer IIartevelt. Wanneer in onzen gemeenteraad immer publieke
verkoop werd toegepastop gedeelten grond door meer dan een persoon
gevraagd, dan had ik weinig of geen bedenking, en zeer zeker was deze
wijze van handelen, uit een financiëel oogpunt alleen beschouwd, het beste
voor de stadskas. Zoo verre mij bekend is, geschiedde dit voor dezen niet.
Het bestuur dezer gemeentezeer in het belang van fabriekwezen en nijver
heid wilde nooit het onderste uit de kan hebbenmaar hier is meer. De
heer Veefkind heeft mijns inziens eenigzins een verkregen regt; jaren lang
betaalde hij 10 voor het vrije uitzigt over het stuk land, thans door
hem voor de uitbreiding zijner fabriek in koop gevraagd; de Commissie
van Fabricage spreekt van f 24, maar tot heden wordt nog ruim 14
recognitie door den heer Veefkind betaald, die echter geene betrekking meer
op genoemd vrij uitzigt hebben. De heer Veefkind is de eerste aanvra
ger; het verzoek van den heer Schretlen is van een paar dagen later. Na
tuurlijk dat de heer Schretlen ook belang bij dien grond heeft, maar de
heer Veefkind de eerste zijnde, gaat het, dunkt mij, niet aan, te zeggen:
omdat gij met u beiden zijt, zal het publiek verkocht wordenbiedt nu maar
tegen elkander op. Eene dergelijke handelwijze, hoe productief misschien
ook voor onze gemeentekaszoude ik niet als royaal of loyaal van den
Gemeenteraad noemen. Goldt het hier een vigeerend systeem, ik herhaal
hetmijne bedenkingen zouden vervallenmaar ik wijs op den grond bij
de Zijlpoort, door den heer Meerburg genoemd waarvoor ook twee aanvra
gers waren. Fontein en Hoeken. Het werd den eersten gegund, omdat hij
eerste aanvrager was; zoo ooit een stuk grond als van ieders gading ge
noemd kon worden en als tot publieken verkoop aangewezendan was
het deze grond.
De heer Tieleman. Mijnheer de Voorzitter. Ik stem volkomen in met
al hetgeen door de vorige sprekers gezegd is. Ik beken, dat het voorstel
den schijn van regt en billijkheid voor zich heeft, maar ook slechts den
schijn. Indien men dit ten regel aanneemt, ingeval eenige gemeente
grond door meer dan een begeerd wordt, alsdan tot eene publieke veiling
over te gaanzonder te oordeelen wie er de meeste behoefte aanof be
lang bij heeft; dan stelt men ook den weg open voor een ander, die den
aanvrager ongenegen is, om hem te kunnen contrariëren. De firma die het
eerst haar verzoek heeft ingediend, geeft de raotiven aan en stelt de be
langen, die zij er bij heeft, in het licht; de andere, wier verzoek daarop
gevolgd is, doet dat volstrekt niet. Wij mogen daarom aannemen dat
deze, kennis gekregen hebbende van het ingediend adres der eerste, ge
dacht zal hebbeu: hoewel ik het nu niet noodig heb, kan zoodanig stuk
1 gronds te eeniger tijd wel te pas komen. Als men nu de belangen niet in
aanmerking neemt, maar den beiden verzoekers dezelfde aanspraak toekent,
en daarom tot eene publieke veiling overgaat, dan snijdt men voor den min
der vermogende, die er trouwens het meeste belang bij heeft, de gelegen
heid af om immer iets te verkrijgen. Nu staan de beide firma's tegenover
elkander. De heeren D. A. Schretlen Comp, die er minder behoefte aan
hebben, kunnen misschien gemakkelijker duizend gulden besteden, dan de
heeren H. Veefkind Zoon, die er meer belang bij hebben, honderd
gulden. Hierbij komt nog, dat bij publieke veilingen er altijd gevonden
worden, die van de wetenschap dat er gegadigden zijn, die bij den koop
groot belang hebben (en dit is bij zulke gevallen als het onderhavige van
algemeene bekendheid), misbruik maken om door het nemen van verhoo
gingen hun voordeel te doen. Langs dien weg komt men tot het regt der
sterksten en tot handelingen die niet loyaal zijnvooral niet voor een
gemeentebestuur.
De heer Stoffels. Toen de heer Veefkind den grond gevraagd heeft,
heeft het mij wel bevreemd, dat de heer Schretlen onmiddellijk met gelijk
verzoek kwam. De heer Veefkind toch had hem jaren lang gebruikt, al
leen om het uitzigt te hebben. Nu verlangt hij den grond om zijne zaak
uit te breiden en te vermeerderenen ook daardoor meer menschenals
noodig voor zijnen arbeidte bevoordeelen. De heer Schretlen heeft reeds
een groot gedeelte grond van de stad, en daarom zou ik het ook jammer
vinden dat de heer Veefkind den gevraagden grond, dien hij zoo noodig
heeft, niet in eigendom zou bekomen. Maar Burgemeester en Wethouders
moesten het voorstel doen tot publieken verkoop, aan den Baad overla
tende (en als lid der vergadering ben ik geheel vrij hierin mijne stem uit
te brengen), om den grond al of niet aan den heer Veefkind af te staan
tegen den prijs, die daarvoor gewoonlijk berekend wordt. Het is ook meer
gebeurd daar waar concurrentie bestond.
De heer Hubrecht. Toen de zaak bij de Commissie van Fabricage in
behandeling kwam hebben wij naauwgezet overwogen wat in deze te advi-
seeren. Gaarne zouden wij den grond aan den heer Veefkind gegund zien,