HAHDELIHGEV TM DES GEMlfTERAAD TAS 1ETD1S. 29. Zitting van Zaturdag 9 November JL807, geopend des namiddags te 2 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Stoffels, van KaathovenKutgers, Tieleman, Harteveltde Fremery, Kneppelhout van Sterkenburg, du Rieuvan Ou- teren, Krantz, Meerburg, Wttewaall, de Moen Hubrecbt, van der Hoe ven, Hoog, Buys en van den Brandeler. De heeren van Wensen, van Heukelom en Tollens gaven kennis verhin derd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 31 October 11. worden gelezen en goedgekeurd. Aan den heer Kneppelhout van Sterkenburg, die daarom gevraagd heeft, wordtalvorens de onderwerpen aan de orde van den dag gesteldin be. handeling komenhet woord verleend. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Het is misschien aan som migen niet onopgemerkt gebleven, dat sedert geruimen tijd de zittingen van den gemeenteraad door mij niet zijn bijgewoond. Zoo het noodig mogt zijn daaromtrent iets tot verontschuldiging aan te voeren, zoo moet ik raededeelendat gedurende eene maand de oproepingsbriefjes voor de raads vergaderingen door mij niet ontvangen zijn. Behalve het oproepingsbriefje voor deze vergadering, had ik sedert 10 October er geen ontvangen, en wegens een verkeerd adres ontving ik dat nog wel op denzelfden dag waar op de vergadering gehouden werd. Ik was dus in de onmogelijkheid om aan mijn pligt als raadslid te voldoen. De Voorzitter. Het doet mij zeer leeddat wij daardoor uwe tegen woordigheid hebben moeten missen. Ik zal een onderzoek doenwat er van de zaak is. Het zijn stukken, die niet regtstreeks van ons uitgaan. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik kan bij het aangevoerde nog dit voegen, dat ik bij mijne tehuiskomst eenige oproepingsbriefjes gevonden heb. De heer Stoffels. Ik moet hierop dit aanmerkendat tot behandeling der policie-verordening vijf'a, zes vergaderingen zijn gehouden, kort op. el kander van den eeneu dag op den andereneen paar malen zelfs met avondzitting. Het was dus niet wel mogelijk daarvoor de briefjes aan uw adres tijdig genoeg te bezorgen. Dat van den 10 October betrof, zoo ik meenhet begin der beraadslaging over de policie-verordening. Daarop al leen zoude de aanmerking van toepassing kunnen zijndoch minder op de overige. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik heb de briefjes, die bij mij aan huis bezorgd zijnmedegenomen. Het zijn die voor de vergade ringen van 17 en 24- October. Die waren dus niet opgezonden. Andere briefjes heb ik niet gevonden. Het is uiterst moeijelijk voor de leden, die zomers buiten zijn om eenigzins aan hunnen pligt om ter vergadering te komente voldoenwanneer zij zoo laat of in het geheel niet worden opgeroepen. De Voorzitter. Zoo als ik gezegd heb, ik zal er onderzoek naar doen. De Voorzitter legt over: 1°. Adres van L. van Raaltehoudende verzoek tot herziening van zijnen aanslag in de plaatselijke directe belasting. 2°. Adres van C. J. van den Aardweghwaarbij hij afschrijving verzoekt van den aanslag in de plaatselijke directe belasting van mevr. de wed. J. M. Schrant, geb. van der Monde. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Finan ciën ten fine van berigt en raad. De Voorzitter. Ik heb de eer mede te deelen dat menuithoofde van gebrek aan plaats, is verpligt geweest eene klasse van de openbare lagere school n°. 2, voor minvermogenden, over te brengen naar de Baai hal, onder toezigt van een hulponderwijzer, in de hoop dat dit slechts tijdelijk zal behoeven te zijn. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter. Nog heb ik de eer mede te deelen dat is ingekomen een verzoek van Commissarissen der Volkszangscholen van het Leydsche departement der maatschappij Tot Nut van 't Algemeen, waarbij deze verzoeken het kosteloos gebruik der gehoorzaal op den laatsten Woensdag der maand Novembertot het door de leerlingen doen geven van openbare proeven hunner gemaakte vorderingen. Ik stel voor dit als gewoonlijk toe te staanbehoudens de kosten van vuur en licht enz.die aan den bewaar der moeten betaald worden. Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter. Voorts heb ik de eer mede te deelen dat de heer Buys kennis heeft gegeven dat hij de benoeming als lid van Gecommit teerden voor de Gast- en Leprooshuizen aanneemt. Wordt voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is: I. Voordragt ter benoeming van een Commissaris der stedelijke gasfabriek. Door Commissarissen der gasfabriek worden voorgedragen de heeren J. T. van Wensen en A. Tieleman, waarbij door Burgemeester en Wet houders het volgende dubbeltal wordt gevoegdde heeren mr. H. P. J. Tollens en B. W. Wttewaall. De heeren Hartevelt, Kneppelhout van Sterkenburg en Wttewaall worden 1867. door den Voorzitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De uitslag der stemming is, dat met 9 van de 16 briefjes, overeenko mende met het getal tegenwoordige leden, benoemd wordt de heer van Wensen, zijnde overigens uitgebragt op den heer Tieleman 6 stemmen en den heer van Heukelom I stem. II. Verzoek van II- Brongersma tot ontslag uit de betrekking van 1°. leeraar in de cijferkunst en in de natuurkur.de aan de school voor meer uitgebreid lager onderwijs 1° kl. voor meisjes, 2°. leeraar in de na tuurlijke historie aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. De heer Stoffels. Ik zou willen voorstellen het tweede gedeelte van dit nommer terug te nemen en het verzoek, daarin vervat, te zenden aan de gemengde commissie voor het middelbaar onderwijs en het gymnasium. Ik heb daarvoor deze redenvooreerst worden dan ook Curatorenals in deze betrokken, gehoord en een verzuim wordt hersteld- ten anderen hebben wij dan gelegenheid naar een plaatsvervanger voor den heer Brongersma om te zien, opdat het onderwijs in die vakken niet langer dan hoog noodzakelijk en onvermijdelijk is stilsta. De Voorzitter. Hebben de heeren er niets tegen? De heer van Kaathoven. Als de requestrant kennis draagt van dit voorstel, heb ik er niets tegen. Maar om hem te verpligten les te blij ven geven, als hij er geen kennis van heeft, daar ben ik tegen. De beer Stoffels. Hij heeft er geen kennis van. De heer van der Hoeven. Zooveel is zeker, dat altijd dergelijke ver zoeken zijn in handen gesteld van de commissie. Ben ik echter wel geïn formeerd dan is de heer Brongersma bereid de lessen op het gymnasium nog waar te nemen tot het einde van November. Ik meen zelfs dat dit in de stukken staat. Uit het daaromtrent voorgelezene blijkt dat de heer Brongersma bereid is de lessen aan de hoogere burgerschool te blijven waarnemen, tot dat in de vacature is voorzien. De heer van Kaathoven. Dan vervalt mijn bezwaar. De heer de Moen. Ik zou voorstellen het eerste lid van het verzoek nu te behandelen; want de heer Brongersma verzoekt daarbij zijn ontslag reeds met I October. De heer Stoffels. Ik heb ook alleen over het tweede gedeelte van dit nommer gesproken. Blijkens het rapport van Burgemeester en Wethouders wordt, wat betreft, het eerste gedeelte van het verzoekvoorgesteld den heer Brongersma een eervol ontslag te verleenen. Dat voorstel wordt zonder hoofdelijke omvrage aangenomen. III. Staat van af- en overschrijving op de begrooting van 1867. Blijkens het rapport der Commissie van Financiën, heeft deze tegen dien staat geene bedenkingen en raadt zij ciien vast te stellen. Wordt op gelijke wijze aangenomen. IV. Voordragt met opzigt tot de tegemoetkoming van sehutterpligtigen in de kosten hunner kleeding, met bijbehoorende requesten van A. P. van Iterson en J. J. Fonteyn. Burgemeester en Wethouders dragen voor, dat 30 manschappen, met name op eene overgelegde lijst vermeld, geacht zullen wordeu in staat te zijn zeiven in hunne kleeding te voorzien, terwijl 6 voor de helft, 8 voor drie vierden en de overige 103 op dien staat voorkomende manschappen als zoodanig voor het geheel uit de gemeentefondsen tegemoetkoming zul len erlangen. Ten opzigte van de ingekomen adressen zijn Burgemeester en Wethou ders van oordeel dat adressanten niet geheel mogen vrijgesteld worden en raden te besluiten hen voor drie vierde gedeelten in hunne kleedingkosten uit de gemeentefondsen te gemoet te komen. De heer Hoog komt ter vergadering. De heer van der Hoeven. Ik ben met geen van die twee personen bekend. Maar ik heb geziendat een van die twee een inkomen heeft van slechts 350, En dan meen ik, dat het nog al bezwarend kan zijn om daaruit, zelfs voor een vierde, in de kosten voor die kleeding bij te dragen. Ik zou er niet van spreken, indien niet aan een zoo groot aantal personen de meeste vrijdom verleend werd; en nu meen ik dat de billijk heid wel medebrengt ook dien persoon daaronder te begrijpen. Maar ik ken hem niet. De heer Stoffels. De Commissie zou ook gaarne, uit het oogpunt van bil lijkheid Fonteyn ontslagen hebben; maar het eerste vereischte daartoe is, dat worde overgelegd eene acte van onvermogen. De heer Fonteyn kan als hulponderwijzer geen bewijs van onvermogen krijgen. Of hij nu aan spraak heeft op eene tegemoetkoming met het oog op zijn tractement, daaromtrent mogt de Commissie niet beslissenmaar laat aan de verga dering over ten deze eene beslissing te nemen ten aanzien van een persoon die zeker een gering inkomen heeft en voor dat inkomen de gemeente goede diensten bewijst. De Voorzitter. Bij Burgemeester en Wethouders heeft eenigzins als motief gestrekt, dat eene vrijstelling in soortgelijke gevallen bij vorige gelegenheden de goedkeuring van de vergadering niet heeft weggedragen. Wij meenden dan ook dat de stand van Fonteyn niet medebrengt hem geheele vrijstelling te verleenen. Een inkomen van 350 is, wel is waar, 51 V

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 1