keuze te willen doen uit de heeren: Mr. H. P. van Kaathoven, Mr. A. J.
Wijnstroomen P. Herdingh Hz.allen wonende binnen deze Gemeente.
Gecommitteerden voornoemd,
Aan den Kaad der Gemeente H. P. J. Tollens loco Voorzitter.
Leyden." du Pui, Secretaris.
«Leyden 1 October 1867.
De ondergeteekendenGecommitteerden uit den gemeenteraad tot de ad
ministratie der vereenigde Gast- en Leprooshuizenen als zoodanig ook
administrateuren van de Stads- of Gemeente-apotheek, hebben besloten hun
ontslag te nemen uit bovengenoemde betrekking. De daartoe leidende re
den is: dat zij vermeenendoor de terzijdestelling van hunne op verzoek
van den gemeenteraad ingediende aanbeveling voor de benoeming van een
Secretaris voor hunne administratiefeitelijk het mandaat van vertrouwen
hun vroeger door hunne benoeming tot gecommitteerdenen later door de
toezending der voor de betrekking van Secretaris ingekomen requesten, om
te dienen van berigt en raadgeschonken, te hebben verbeurd.
Zij ontkennen (zoo als in het hun toegezondene «Extract uit het Kegis-
ter der deliberatiën van den gemeenteraadLeyden dd. 19 Sept. 1867
gelezen wordt) dat er bij deze benoeming op hunne aanbeveling is gelet.
Zij betwisten den Eaad het regt niet om buiten hunne aanbeveling een
Secretaris bij hunne administratie te benoemenmaar zij achten die han
delwijze kwetsend, wanneer, zonder kenbaar gemaakte redenen, door den
Eaad over die aanbevelingwaarop drie personen geplaatst warengeheel
afkeurend wordt beslist. Zij zien bovendien in deze benoeming van eenen
uit de kas hunner administratie bezoldigden ambtenaar, die uitsluitend be
stemd is om hen, onder hunne eigene verantwoordelijkheid, in het beheer bij
te staan, tegenover Gecommitteerden, die deze betrekking zonder geldelijke
belooning waarnemenniet alleen eene afkeuring van hunne aanbeveling
maar ook van hun beheer.
Zij verlangen zoo spoedig mogelijk door andere gecommitteerden te wor
den vervangen, ten einde het door hen gehoudene beheer te kunnen over
dragen.
Dr. C. W. H. van Kaathoven.
Aan den Gemeenteraad van H. P. J. Tollens.
Leyden." J. Scheltema.
«Leydenden 4en October 1867.
Het collegie van dagelijksch bestuur heeft de eer UEd. te berigten, dat
het kennis beeft genomen van uwe missive van den len dezer, aan den
gemeenteraad gerigt, op dien dag in zijne vergadering medegedeeld en in
handen van dit collegie, ten fine van berigt en raad, gesteld.
Het veroorlooft zich dientengevolge zijn leedwezen te betuigen dat het
ontslag is ingediend; naar zijn bescheiden oordeel evenwel mag de benoe
ming van den heer J. Hoog, tot secretaris bij de gasthuizen, geene aan
leiding geven tot dezen stap, daar toch regenten te veel bewijzen hebben
ontvangenhoezeer de Eaad hunne goede diensten weet te waardeeren.
Het collegie neemt daarom de vrijheid en het vertrouwt daarin de tolk
van den Eaad te zijnUEd. te verzoeken op uwe missive terug te willen
komen en u bij voortduring met deze administratie te willen blijven belas
ten, waardoor UEd. den Eaad hoogelijk aan u zult verpligten.
Het collegie hoopt zich te mogen vleijen hierop een gunstig en toestem
mend antwoord te zullen ontvangen.
Aan de heeren dr. C. W. H. van Burgemeester en Wet ouders
Kaathovenmr. H. P. J. Tollensvan Leyden
J. ScheltemaGecommitteerden tot v. d. Brandeler
de administratie der "Vereenigde Gast- Burgemeester,
en Leprooshuizen." v. Puttkammer,
Secretaris.
«Leyden den ÏO011 October 1867.
In antwoord op UE. missive dd. 4 October jl. N°. 681, hoofdelijk aan
ieder onzer gerigt, als aan gecommitteerden tot de administratie der ver
eenigde Gast- en Leprooshuizen alhier, hebben wij de eer gezamentlijk
te berigtendat het ons heeft bevreemddat een bepaald genomen ont
slag, uit eene onbezoldigde gemeentelijke betrekking, ten fine van berigt
en raadin handen van Burgemeester en Wethouders wordt gesteld. Er
kon dan ook naar ons inzien niet blijken, dat de Kaad, zooals in uwe mis
sive staat vermeld«zich hoogelijk aan ons verpligt zou rekenenindien
wij ons, met de nedergelegde administratie bleven belasten."
Zoodanige algemeene uitspraak was naar onze bescheiden meening, na
de gedane keuze van een' Secretaris voor genoemde administratie, met
billijkheid van den Kaad ook niet meer te verwachten.
Het zij ons echter bij deze vergund op te merkendat eene zinsnede
uwer missive ons ten sterkste heeft verbaasd. Zij is deze: «Het (collegie)
veroorlooft zich dien ten gevolge zijn leedwezen te betuigen dat het ont
slag is ingediend; naar zijn bescheiden oordeel evenwel mag de benoeming
van den heer J. Hoog, tot Secretaris bij de Gasthuizen, geene aanleiding
geven tot dezen stap, daar toch regenten te veel bewijzen hebben ontvan
gen, hoezeer de Kaad hunne goede diensten weet te waardeeren."
Wij behouden ons het regt van appreciatie voor met betrekking tot het
feit, dat ons aanleiding gaf tot het genomen ontslag, maar protesteeren
daarbij tevens met allen ernst tegen de opvatting van uw collegiealsof
juist de benoeming van den heer J. Hoog, als Secretaris, de aanleiding
zou zijn geweest tot ons genomen besluit.
Wij hebben bij ons schrijven van 1 Oct. jl. geen enkelen naam genoemd,
doch vermeenen alsnu te moeten verklarendat de benoeming van den
heer J. Hoog, als Secretaris, niet uitsluitend de reden van onze aftreding
zou zijn geweest, indien ons advies en raad niet was gevraagd omtrent
zoodanige candidatenals wij, reeds dadelijk, voor de gevraagde betrek
king geschikt mogten achten.
Nu echter ons advies en raad wèl gevraagd werdheeft het ons onaan
genaam getroffen en bevreemd, dat er juist geen enkele van de sollicitanten
die door ons geschikt werd geoordeeld en die ons aangenaam zou zijn ge
weest benoemd iszoodat er met onze aanbevelingdoor de groote meer
derheid der raadsleden, gehandeld is, alsof die aanbeveling niet bestond of
eenige beteekenis had.
Wij verwachtenmet vertrouwendat de gemeenteraaddieblijkens
uwe missive, zich grootelijks zou verpligt achten, indien wij op ons geno
men ontslag terugkwamenook door UE. worde bekend gemaakt met ons
uitdrukkelijk protest.
Wij hebben eindelijk de eer UE. te berigten dat wij, op de gronden in
ons schrijven van den lon October ontwikkeld, blijven persisteeren bij ons
genomen besluit.
Dr. C. W. H. van Kaathoven.
Aan Burgemeester en Wethouders H. P. J. Tollens.
van Leyden." J. Scheltema.
De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde:
I. Benoeming van een lid in het collegie van gecommitteerden tot de
administratie der vereenigde Gast- en Leprooshuizen.
De heeren Stoffels, Meerburg en Cock worden door den Voorzitter aan
gewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
Bij eene eerste stemming verkrijgen de heeren Buys 1Tieleman 5
stemmen, Krantz, Kutgers, Hoog, du Kieu en van den Brandeler elk 1
stem, terwijl 2 briefjes in blanco waren gelaten.
Bij eene tweede vrije stemming worden uitgebragt op de heeren Buys
11, Tieleman 5 stemmen, Krantz, du Kieu en Goudsmit elk 1 stem;
weshalve de heer Buys is benoemd.
De Voorzitter. Mag ik vragenof de heer Buys bereid is die betrek
king op zich te nemendan wel verlangt zulks nog in overweging te nemen
De heer Buys. Ik wensch, mijnheer de Voorzitter, gebruik te maken
van de vrijheidook aan andere heeren toegekendte overwegen of ik
de op mij uitgebragte benoeming kan aannemen.
II. Voorstel van heeren Curatoren der hoogeschool tot gedeeltelijke
demping van de Binnenvestgracht bij de voormalige Kijnsburgerpoort.
Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden
inhoud
«Burgemeester en Wethouders hebben de eer u bij deze over te leggen
eene missive van Curatoren van 's rijks alhier gevestigde hoogeschool, van
den 7en der vorige maand, n°. 38/2721, waarbij deze de toestemming ver
zoeken dat door hen om aangevoerde redenen, op de daarbij vermelde wijze,
de Binnenvestgracht langs het terreintot stichting van een academisch
gasthuis aan het rijk afgestaan, worde gedempt.
Wij hebben deze missive gesteld in handen van de Commissie van Fabri
cage, die daaromtrent, onder dagteekening van den 16en dezer, n®. 855,
een rapport uitbragt, hetgeen wij hiernevens in originali voegen.
Wij veroorloven ons in gevoelen «an dat rapport af te wijken, en zou
den meenen dat het verzoek van Curatoren gaaf zoude kunnen ingewilligd
worden, terwijl bijaldien het te eeniger tijd mogt blijken, dat gebrek aan
doorspoeling nadeelige gevolgen mogt hebben alsdan nog altijd de gele
genheid overblijft om die maatregelen te nemenwaarvan de voorschrijving
nu reeds door de Commissie van Fabricage wenschelijk wordt geacht.
Wij beschouwen de spoedige oprigting van een Nosocomium Academicum
voor de alhier gevestigde hoogeschool eene levensquestie, en alligtjzou alles
wat eenigzins naar moeijelijk heden of bezwaren zweemt tot een voorwend
sel bij velen aanleiding kunnen geven, als zoude Leyden zelf, na de vele
jaren die er verloopen zijn eer de vroegere overeenkomstwaarbij de ge
meente zich tot de daarstelling van een Nosocomium verbond, verbroken
was, en de laatste tot stand is gekomen, nu wederom willen doen blijken
dat het geen Nosocomium Academicum verlangt, waartoe wij meenen dat
de Gemeenteraad geen voet geven mag."
De Commissie van Fabricage acht het, blijkens haar rapport, noodzake
lijk dat aan die demping grooter uitbreiding wordt gegeven, omdat de Bin
nenvestgracht in verbinding staat met de Korte Langegrachtwaarin een
tal van fabrieken uitlozen en andere tot bekoming van versch water eene
ruime doorstrooming of gelegenheid tot afvoer van vuil water behoeven.
Dat doel zou bereikt worden door het dempen van de Binnenvestgracht
uit te strekken tot kort nabij de Gedempte IJzerengracht en aldaar door
den grond van het terrein bij de sociëteit Amicitia in gebruik eene gemet
selde overdekte waterleiding naar de singelgracht te maken. Op dien grond
veroorlooft zich de Commissie een gewijzigd plan voor te stellen, bestaan
de in
1°. het dempen der Binnenvestgracht van de Morschpoort tot aan de ge
dempte IJzerengracht;
2°. het leggen van een doorgaand riool langs de geheele grachtmet riool-
takken naar de woningen die thans in de gracht uitlozen ook van de
dwarsstraten van het sociëteitsgebouw en van het nieuw te bouwen zie
kenhuis;
3". het maken van vergaarbakken aan de beide riooleindenbenevens de
tot vaksgewijze ruiming vereischte tusschenkasten
4°. het ontruimen der bruggen aan de Steenstraat en aan den molen de Bul;
5°. het maken van eene bedekte waterleiding tegenover het einde der IJze
rengracht, doorgaande onder den tuin der buiten-societeittot uitlozing
van de Korte Langegracht enz. in den singel, welke waterleiding bij
voldoende diepte geene mindere breedte dan vier ellen zou mogen hebben.
De Commissie stelt voor die punten aan HH. Curatoren mede te deelen.
De Voorzitter. Zoo als de heeren gezien hebben, is het voorstel van
Burgemeester en Wethouders afwijkend van dat van de Commissie van Fa
bricage. Hetgeen Burgemeester en Wethouders tot hun voorstel heeft
geleid is, dat de tijd zeer kort nabij is, dat het Nosocomium moet wor
den aanbesteed; zij wenschten, dat die aanbesteding spoedig zou plaats
hebben, daar ten voorschreven einde op de begrooting eene tonne gouds
is uitgetrokkendie in het tegenovergestelde geval ongebruikt zou blijven.
Naar hetgeen Burgemeester en Wethouders van heeren Curatoren vernomen
hebbenis de bedoeling geenszins om de faecale stoffen van het Nosocomium
in de gracht te doen uitstroomenmaar zou men voornemens zijn afzon-
lijke putten te maken, ten einde ze daarin op te vangen en volgens een
nieuw systeem te verwijderen. Wanneer de Commissie van Fabricage dat
geweten hadzou zij misschien daardoor haar rapport gewijzigd hebben.