HAMLIN6EN TAN DEN 6ENEENTEBAAD TAN LEYDEN.
28.
Zitting van Donderdag 31 October 1867,
geopend des namiddags te 2 uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren Stoffels, Goudsmit, du Rieu, Rutgers, Harte*
velt, de Fremery, Hubrecht, Tollens, de Moen, Meerburg, Wttewaall,
van Wensen, Krantz, van Outerenvan Heukelom, Cock, Buys, van der
Hoeven en van den Brandeler.
De heer Hoog gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 24
October 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuidholland van den 22<m
dezer maand, B. 5818 (3e afd.) G. S. n°. 25, houdende goedkeuring van
het Raadsbesluit tot onderhandsche verhuring van het Galgeveld aan M.
van den Dop.
Deze wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Proces-verbaal van het opnemen der boeken en kas ten kantore van
den Gemeente-ontvanger, op den 28eu dezer.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit aan te nemen voor ken
nisgeving en gedurende veertien dagen ter inzage van de leden in de lees
kamer neder te leggen.
2°. Nader adres van J. I. de Vink, onderwijzer in het teekenen, tot
verhooging zijner jaarwedde, met eene toelichtende memorie.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han
den van Burgemeester en Wethoudersten fine van berigt en raaden van
de Commissie van Financiën, met verzoek daarop bij haar rapport op de
begrooting van 1868 te letten.
3°. Adres van A. J. L. Beudtinhoudende het verzoek om afschrijving,
voor twee maanden, of T\ gedeelten van zijn aanslag in de plaatselijke
directe belasting.
4°. Adres van eene Commissie uit het corps officieren der dienstdoende
schutterij alhier, betreffende het muziekcorps.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Finan
ciën, ten fine van berigt en raad.
5°. Voordragt tot benoeming van een Commissaris voor de gasfabriek.
Wordt beslotenovereenkomstig de voordragt, deze ter inzage van de
leden in de leeskamer neder te leggen.
De Voorzitter. Ik heb voorts de eer mede te deelendat ingekomen
is een adres van het bestuur der Nationale Zangvereeniginghoudende ver
zoek tot het gratis-gebruik van de Stads-gehoorzaal in den avond van den
4«n November aanstaande tot het vieren van haar jaarfeest. Dergelijk ver
zoek is eenige jaren achtereenvolgens ingewilligd. Ik zou derhalve voor
stellen daarop ook thans gunstig te beschikken.
De heer de Moen. Is dat dezelfde vereeniging, die de kleine zaal voor
ƒ20 'sjaars in huur heeft?
De Voorzitter. Ja, dezelfde vereeniging.
De heer Krantz. Ik geloof niet, dat het dezelfde vereeniging is, die
voor die huur ƒ20 betaalt.
De heer Hubrecht. Het is de Nationale Zangvereeniging, die gewoon
lijk Maandags-avonds in de kleine zaal van de Stads-gehoorzaal bijeenkomt.
Maar nu vraagt zij de groote zaal gratis ten gebruike voor eene buitenge
wone bijeenkomst met dames.
Het verzoek wordt hierop zonder hoofdelijke stemming toegestaan.
De Voorzitter. Ik heb voorts de eer mede te deelen dat blijkens
missive van den Majoor garnizoens-kommandantvan 27 October jl. n°.
276, door den Minister van oorlog bezwaar wordt gemaakt tegen het gra
tis in huur overnemen der lokalen bij de Stads-gehoorzaal, ten dienste van
het garnizoenterwijl deze verlangt dat ook die lokalen op gelijke wijze
als zulks hier en elders met de andere kazerne-gebouwen heeft plaats gehad
met overschrijving in de registers der hypotheken aan het rijk in gebruik
worden afgestaan.
Deze missive is van den volgenden inhoud:
«Leyden27 October 1867.
Den 13d®» dezer gaf ik bij missive N°. 260 den Heere Generaal-majoor
Bevelhebber in de I® militaire afdeeling te 's Hage kennis van den inhoud
van uw geëerd schrijven van den 12®" dezer N°. 697 en verzocht ik ge-
magtigd te worden om met afwijking van het bepaalde in de aanschrijving
van het Ministerie van oorlog dd. 18 September jl. N°. 17 P. de bewuste
lokalen op de Aalmarkt voor het rijk van het gemeentebestuur van Leyden
onder zekere voorwaarden voor een onbepaalden tijd gratis in huur over
te nemen.
Bij missive van den Heer Generaal-majoor Bevelhebber voormeld dd. 26
dezer N°. 2333 wordt mij nu echter medegedeeld dat het Ministerie van oorlog
den 23®" dezer N°. 95. I. te kennen heeft gegeven dat het overwegende
bezwaren heeft tegen dit voorstel, aangezien het voorgestelde eene afwijking
zoude zijn van hetgeen vroeger ter dezer stede en in alle andere gemeenten
opzigtelijk de voor militair gebruik bestemde lokalen heeft plaats gehad.
Zijne Excellentie de Minister van oorlog vermeent dat de overschrijving
in de registers der hypotheken geen groote moeijelijkheden in het leven
kan roepen daar toch- in andere garnizoenen gedeelten van aan de ge-
1867.
meenten in eigendom toebehoorende gebouwen tot gelijk einde zijn ovei-
genomen, zonder dat de overschrijving tot eenig bezwaar heeft geleid.
Nu uitgenoodigd zijnde om met UWE. Achtbaren over dit onderwerp in
nader overleg te treden, geef ik mij de eer UWE. Achtb. beleefdelijk te
verzoeken den gemeenteraad nog in overweging te willen geven om terug
te komen op het deswegens beslotene in de raadsvergadering van den 10e"
dezer, en voor te stellen om met betrekking tot het in gebruik geven dei-
meerbedoelde lokalen te handelen overeenkomstig het door mij daaromtrent
medegedeelde in mijne missive dd. 21 September N°. 230.
UWE. Achtb. zouden mij zeer verpligten door dergelijk voorstel wel
met uwe invloedrijke aanbeveling te willen ondersteunenvermeenende Ook
ik dat de bezwaren tegen eene handeling als door het Ministerie van oor
log gewenscht wordt niet van overwegenden aard kunnen zijn.
°Mij alzoo vleijende dat door het gemeentebestuur van Leyden zal wor
den toegegeven aan het door het Ministerie van oorlog ten deze uitgedrukt
verlangenneem ik de vrijheid UWE. Achtb. in de eerste plaats beleefdelijk
te verzoeken om eene spoedige behandeling dezer zaak wel zooveel mogelijk
te willen bevorderenen om ten anderen mij wel te willen vergunnen om
in afwachting der beslissing in dezede bedoelde lokalen voorloopig in ge
bruik te nemen om de hier binnen weinige dagen verwacht wordende voor
raad van kleederen, wapenen enz. van het 4de regiment Huzaren onder
dak te kunnen brengen.
De Majoor Garnizoens-Komraandant,
Tullingh".
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad.
De Voorzitter. Nog heb ik de eer mede te deelen dat van wege het
rijk zal worden overgegaan tot het plaatsen in den Doelen van twee be-
slagloodsenvoor elk der cavaleriecorpsen één.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter. Verder hebben Burgemeester en Wethouders naar aan
leiding der verwonderingdoor den heer van Kaathoven te kennen gegeven
dat de missive van het collegie van Gecommitteerden tot de administratie
der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen aan Burgemeester en Wethouders
blootelijk ter leeskamer was gedeponeerd, terwijl men had mogen verwach
ten dat zij in de openbare raadsvergadering medegedeeld werdten bewijze
dat het volstrekt niet het doel was van het dagelijksch bestuur om een óf
ander aan de openbaarheid te onttrekken, gemeend niet beter te kunnen
doen dan de gevoerde correspondentie geheel te doen Voorlezen.
De heer Tollens. Wanneer heeft de heer van Kaathoven dat verlangen
te kennen gegeven?
De Voorzitter. In de openbare vergadering is die aanmerking gemaakt.
De heer Tollens. Ik heb daar geen woord van gehoord, maar dat zal
wel aan mij liggen.
De Voorzitter. De heer van Kaathoven had zich verwonderd, dat de
brief der heeren niet in de openbare vergadering was voorgelezen. De heer
Stoffels, die destijds het voorzitterschap waarnam, heeft daarop geantwoord,
dat die brief niet aan den Raad, maar aan Burgemeester en Wethouders
was gerigtzoodat dan ook zooals gebruikelijk isalleen de conclusie daarvan
werd voorgelezen. De heer van Kaathoven persisteerde echter bij het ge
voelen dat eene voorlezing in den Raad had kunnen verwacht worden.
De heer Tollens. Indien ik den heer van Kaathoven zijne verwondering
had hooren uiten, zoo zou ik er ook de verzekering van de mijne aan
hebben toegevoegd. Er was toch, behalve eene ons toegediende les, indien
brief van Burgemeester en Wethouders ook sprake van den Raad, alsof
deze hen gemagtigd had, om ons zijn verlangen te kennen te geven, dat
wij als gecommitteerden zouden aanblijven. Ik betwijfelde, na de gedane
keuze, of zoodanige magtiging wel gegeven was en had gaarne daarover
een enkel woord gehoord van de zoogenaamde lastgevers.
De in deze zaak gewisselde stukken zijn van den volgenden inhoud:
«Leyden den 17 Augustus 1867.
Ter voldoening aan het besluit van den Gemeenteraad, in zijne zitting
van 15 Augustus jl., heb ik de eer u hierbij te doen toekomen acht
adressen van een gelijk aantal sollicitanten naar de vaceerende betrekking
van Secretaris bij uw collegie; met het beleefd verzoek daarop, onder
terugzending, wel te willen dienen van berigt en raad.
De Burgemeester van Leyden
Aan HH. Gecommitteerden tot de v. d. Brandeler.
administratie der vereenigde Gast- en
Leprooshuizenalhier."
«Leyden, 31 Augustus 1867.
Naar aanleiding van het raads-besluit dd. 15 Augustus jl.hebben Ge
committeerden tot de administratie der vereenigde Gast- en Leprooshuizen
alhier de eer te dienen van berigt en raadop de in hunne handen ge
stelde adressen der sollicitanten naar de thans bij hunne administratie
vacerende betrekking van Secretaris. Gecommitteerden aarzelen niet te er
kennen dat het hun moeijelijk viel eene keuze te doen uit zoo velen dei-
sollicitanten, als zij geschikt achten ter vervulling dezer opengevallen
betrekking.
Nu hun evenwel is opgedragen in deze te dienen van berigt en raad,
moest er wel eene keuze door Gecommitteerden worden gedaan, en het
is daarom dat zij, na rijp beraad, met uitzondering van Dr. C. W. H.
van Kaathoven, die zich in deze van alle advies en aanbeveling verlangde
te onthouden, hebben besloten den Gemeenteraad kenbaar te maken dat
het hun aangenaam zoude wezenvoor de betrekking van Secretaris eene
50