geen straf bedreigdmaar alleen bet bekend maken bij publieke afkondiging en aanplakking van het afgekeurde gebouw, als nadeelig voor de gezondheid onbewoonbaar en onbruikbaarmet vermelding tevens van den naam van den eigenaar. De heer Buys. Ik dank u voor deze inlichting. Maar zij belet toch niet dat deze slotbepaling naar het laatste artikel dezer verordening behoort te worden overgebragt. Men kan dan aan het slot van dat laatste artikel nog bijvoegen de woorden: «benevens de verordening van 15 Mei 1862." Dan toch blijkt voldoende dat die verordening geen strafverordening is. Ik stel deze wijziging bepaaldelijk voor. De wijziging wordt met algemeene stemmen aangenomen. De gansche eerste afdeeling, behelzende de artikelen 268283, wordt daarna met 9 tegen 6 stemmen goedgekeurd. Tegen: de heeren Wttewaall, Meerburg, van Heukelom, Hartevelt, de Fremery en Buys. De Voorzitter. Thans zijn wij genaderd tot de tweede afdeelingOp de publieke vrouwen en bordeelen. De heer de Moen. Kan niet deze gansche afdeeling en bloc worden be handeld? Het zijn immers alle artikelen der oude Policie-verordening De heer van Outeren. Ik heb niets tegen de behandeling en bloc maar welligt hebben eenige leden bezwaren tegen sommige artikelen dezer afdeeling. De heer Goudsmit zal misschien willen weglaten wat in art. 287 in parenthesi geschreven staat. De heer Goudsmit. Ik zou het niet de moeite waard hebben geacht om daarover hier te spreken, niettegenstaande ik hetgeen in art. 287 in paren thesi wordt gezegd overbodig en misplaatst vind. Doch nu de heer van Outeren daarvan spreekt, beken ik gaarne, daartoe uitgelokt, dat ik de woorden: «bij voorbeeld rendez-vous-huizen", gaarne zou zien vervallen. De heer van Outeren. Ik neem gaarne de wijziging van den heer Goudsmit over. De heer Buvs. Bij mij bestaat een ander bezwaar, en dat wel tegen art. 30+. Daar wordt als straf op de overtreding bedreigd eene geldboete van 5 tot 10. Die boete acht ik te gering en ik zou dus op dit punt crimineler willen zijn dan de Commissie. Ik vind het ongeoorloofd houden van bordeelen een zoo gewigtig vergrijp, dat ik daartegen zou willen bedrei gen eene geldboete van ƒ10 tot ƒ25. Bovendien geldt het hier overtreders die deze zwaardere boete in den regel zeer wel kunnen betalen. De Voorzitter. Ik ondersteun de wijziging van den heer Buys. Wordt zij ook door een ander lid ondersteund P De heer van Outeren. Ik vereenig mij met die wijziging. Geen der artikelen van deze afdeeling geeft verder aanleiding tot discussie. Artt. 284305 worden daarna goedgekeurdgelijk mede de gansche tweede afdeeling met algemeene stemmen. De Voorzitter. Thans zij wij gevorderd tot de derde afdeeling: Van besmettelijke ziekten en bijzonder van besmetting door pokken (zoogenaamde kinderziekte) of door gewijzigde pokken (variolae mitigatae). Art. 306 luidt aldus: «Zoodra de pokken (zoogenaamde kinderziekte) of gewijzigde pokken (variolae mitigatae) zich in eenig huisgezin openbaren, is hetr hoofd van dat gezin verpligt, aan den bovendorpel der huisdeur vast te hechten en zoolangter beslissing van den geneesheerde besmetting duurtte zorgen dat aan den bovendorpel van de huisdeur vastgehecht blijve een papier, waarop met voor de voorbijgangers leesbare letters, ter grootte van één duim, geschreven staat: fokkenkinderziekte of gewijzigde pokken De heer van Heukelom. Eene zaak begrijp ik niet. Waarom worden die bepalingen in de gemeenteverordeningen alleen voor de pokken gemaakt? Waarom ook niet voor de mazelen, het roodvonk, de cholera? Zijn die minder besmettelijk? De Voorzitter. De reden zal wel deze zijn dat in vroegere jarentoen de wet van 1818 werd gemaakt, de pokken de meest besmettelijke, maar ook tevens de meest afzigtelijke ziekte was die hier te lande voorkwam. Niettemin was men volgens die wet verpligt van andere besmettelijke ziek ten aan de geneeskundige commissie kennis te geven. Met de tijden zijn evenwel de toestanden veranderd. Bij de latere wetgeving op de genees kunde van 1865 is deze bepaling weggelaten en zijn de geneeskundigen alleen verpligt kennis te geven aan den Inspecteur en aan Burgemeester en Wet houders, indien zij eene voor de volksgezondheid nadeelige ziekte hebben waargenomen. Onze verordening moet die weet tot leiddraad nemen. De heer van Heukelom. Een van beiden dan, mijnheer de Voorzitter. Ik zou óf het geheele artikel doen vervallen, of er de andere besmettelijke ziekten bijvoegen. De heer Buys. Mogt de heer van Heukelom een amendement willen voorstellentot bijvoeging van nog andere ziektendan zou ik geneigd zijn dat te ondersteunen. De heer Goudsmit. Ik zou, als de heer van Heukelom dat amende ment mogt voorstellenmij ten stelligste daartegen verklaren. En dat wel om twee redenen. Vooreerst de vraagis de cholera eene besmettelijke ziekte? is nog volstrekt door de wetenschap niet beslist. Maar in de tweede plaats: een van de middelen tot bevordering van cholera is, naar men zegt, de vrees er voor. Zal men nu bij het eerste cholera geval in de stad aan bet huis aanplakken: «hier is cholera," dan geraakt de gansche stad in rep en roer, en zal door het verwekken van vrees het goede doel, dat de heer van Heukelom beoogt, niet alleen niet bereikt, maar veeleer worden voorbijgestreefd. De heer Hartevelt. De van tijd tot tijd voorkomende typhus behoort toch zeker ook wel tot de besmettelijke ziekten. Zal men nu huis aan huis gaan afficheren de ziekten die er binnen heerschen Ik zou het gan sche artikel willen doen vervallen, liever dan tot zulk een maatregel over te gaan. De heer Buys. Ik erken de praktische bezwaren aan den maatregel ver bonden. Maar worden die bezwaren niet grootendeels weggenomen, wanneer men, zoodra eene epidemische ziekte in een huis ontstaat en de doctor daarvan aangifte doet, alleen aanplakt de woorden: epidemische ziekte, zon der nadere aanwijzing? De Voorzitter. Dat zou ik nog veel gevaarlijker achten. Ik zou den heer van Heukelom in overweging willen geven geen amendement voor te stellenmaar bij het in rondvraag brengen van het artikeleven als de andere ledendie bezwaren daartegen hebbendat artikel te verwerpen. Art. 306, in omvraag gebragtwordt goedgekeurd met 11 tegen 4 stemmen. Tegende heeren Wttewaallvan HeukelomHartevelt en Buys. Art. 307 luidt aldus: «De geneesheeren zijn verpligt, wanneer hun in hunne praktijk een lijder aan pokken, gewijzigde pokken of eenige andere besmettelijke ziekte voor komt daarvan terstond schriftelijk kennis te geven ter gemeente-secretarie ofzoo deze gesloten isaan het bureau van policiemet vermelding van den naam en ouderdom des lijders, van wijk en nommer der huizing waar hij zich ophoudt en verder met aanduiding van den tijd van aanvang der be handeling enzooveel mogelijkook van aanvang der ziekte. Bij herstelling of dood, zijn de geneesheeren verpligt dit mede ter ge meente-secretarie aan te geven." De heer Goudsmit. Ik wenschte u te vragen, mijnheer de Voorzitter, «of deze bepaling niet in de praktijk tot moeijelijkheden aanleiding geeft. Bedrieg ik mij niet, dan hebben geneeskundigen zich meermalen er over beklaagd dat zij van het bestaan van besmettelijke ziekten terstond ter ge meente-secretarie schriftelijk moeten kennis geven. Ik heb uit den mond van verschillende geneesheeren vernomen dat het in tijden van epidemische ziekten, wanneer de geneesheeren soms 100 a 120 patiënten daags moeten bezoeken, volstrekt onmogelijk is dit voorschrift na te komen, en wij moe ten toch geen voorschriften maken die niet uitvoerbaar zijn, althans niet overeenstemmen met de belangen der ingezetenen. De Voorzitter. Ik moet u doen opmerken dat, zoo ik mij niet be drieg, bij de geneeskundige wet een gelijksoortig voorschrift is opgenomen. Maar dit is zeker dat wij zonder dit voorschrift geene statistiek kunnen erlangen van naam en ouderdom van den patiënt, wijk, nummer van het huis en aanduiding van den tijd der geneeskundige behandeling. De heer Goudsmit. Ik erken het goede doel dezer bepaling, en mijn verlangen is niet dat zij verviel, maar ik zou het woord «terstond" willen veranderen in de woorden«binnen 24 uren". Ik meen gehoord te hebben dat werkelijk een geneeskundigedie deze bepaling niet is nagekomenis beboet. De Voorzitter. Niet één geneeskundige, maar meer dan een. Neemt de heer van Outeren de wijziging van den heer Goudsmit over P De heer van Outeren. Ja, mijnheer de Voorzitter. Dan wordt in plaats van: «terstond," gelezen: «binnen 24 uren." Het gewijzigd artikel wordt daarna goedgekeurdgelijk mede de artt. 308 en 309. Art. 310 luidt aldus: «Overtreding van artt. 306 en 308 wordt gestraft met eene geldboete van drie tot tien gulden. Overtreding van art. 307 wordt gestraft met eene geldboete van tien tot vijf en twintig gulden. Alle verhindering of verzet tegen eenige bepaling dezer afdeeling wordt gestraft met eene geldboete van f 1 tot f 10 en gevangenis van 1 tot 3 dagente zamen of afzonderlijk." De heer Goudsmit. Alvorens dit artikel te behandelen zou ik aan de vergadering willen voorstellen, een nieuw artikel in de verordening te doen opnemen van den volgenden inhoud «Gedurende het heerschen van besmettelijke ziekten zijn de verhuurders van rijtuigen gehouden, tot het vervoer van zieken en lijken afzonderlijke rijtuigen te bestemmen, zonder die tot eenig ander doeleinde aan te wenden." De Voorzitter. Zal dit artikel niet in de uitvoering moeijelijkheden opleveren? Hoe is de controle mogelijk, dat hetzelfde rijtuig niet straks tot een ander doeleinde is gebruikt? De heer Goudsmit. In dit bezwaar is te voorziendoor achter de woor den: «afzonderlijke rijtuigen" te voegen: «van een bepaald merkteeken voorzien." De heer de Moen. Dan nog is de controle zeer moeijelijk, want het merkteeken kan er worden afgenomen. De heer Hoog. Daar is raad op; het merkteeken zou kunnen worden vastgespijkerd. De heer van Outeren. Hier blijkt nu wat ik bij art. 253 bedoelde, namelijk dat er in eene sectie eene stem opging om het toezigt op rijtui gen nog meer uit te breiden. Ik kan de aanneming van het nieuwe artikel van den heer Goudsmit echter niet aanradenomdat ik vrees dat het in de uitvoering op te groote moeijelijkheden zal afstuiten. Wij zijn zoo dikwerf en met zooveel nadruk, bij de behandeling van dit reglement, gewaarschuwd toch niets voor te schrijven, waaraan de hand niet kan gehouden worden, dat ik niet gelooven kan dat de heer Goudsmit nu van eene niet voor uit voering vatbare bepaling iets goeds verwachten zal. De heer Goudsmit. Mag ik daarop antwoordendat bij gelegenheid der cholera op verschillende plaatsen in ons vaderland eene dergelijke bepaling is vastgesteld, nog onlangs te Rotterdam? En ik zie ook niet in dat de controle onmogelijk zou zijn. Het nieuw artikel van den heer Goudsmitin stemming gebragtwordt aangenomen met 9 tegen 6 stemmen. Tegen: de heeren Krantz, van Heukelom, van Outeren, Hubrecht, du Rieu en de Voorzitter. De Voorzitter. Ik zal thans de geheele derde afdeeling in stemming brengen. De heer Buys. De aanneming van het nieuwe artikel, door den heer Goudsmit voorgesteld, zal eene verandering in art. 310 noodig maken. In de eerste alinea moet ook de overtreding van het nieuw artikel worden straf baar gesteld. Daartoe wordt beslotenen de gansche derde afdeelingin stemming ge bragt, met algemeene stemmen goedgekeurd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 8