De heer Stoppels. De eerste hulp geschiedt zonder onderzoekzoo als dat verleden jaar veelmalen heeft plaats gehad. Maar tot het verleenen van verdere hulp wordt een onderzoek vereischt. De Voorzitter. Het is eene nieuwe bepaling. Bij het uitbreken der cholera ten vorigen jare kwam het mij wenschelijk voor dat deze formali teit niet werd nageleefd. Er ontstond toch menige stagnatie in het verlee nen dier hulp. En dat heb ik juist willen voorkomen voor die gevallen waarin spoedige hulp zoo hoogst noodig is. De heer van deb Hoeven. Ik wilde vragen, of het niet duidelijker ware, als er stond: «Die hulp wordt later niet verleend" enz.? Want het woord verder heeft misschien den heer Buys en anderen tot eene verkeerde meening gebragt. De heer Stoffels. De redactie is toch, meen ik, duidelijk genoeg. De heer Buïs. Mijn hoofdbezwaar tegen de redactie ligt eigenlijk hierin, dat men wel de uitzondering bepaalt, maar den regel niet voor schrijft. Ik herhaal intusschen dat ik gaarne berust in de ontvangen toe lichting. De Voobzitteb. De gewone gevallen zijn in art. 32 begrepen. Maar ik zou tochnaar aanleiding van hetgeen door den heer van der Hoeven is aangegeven, meenen, dat het duidelijker ware, indien er stond: Ver dere hulp wordt niet verleend, dan" enz. De heer Stoffels. Ik heb er niets tegen, mijnheer de Voorzitter; maar ik acht die wijziging niet noodig. De heer Meebbübg. Ik vind de redactie, zooals zij daar ligt, dui delijk genoeg. Met de wijziging, door den Voorzitter voorgesteld, wordt het artikel goedgekeurd met 16 stemmen tegen 1 (die van den heer Meerburg). Art. 34 luidt aldus: wDe heeren der gebuurten zorgen, dat, na afloop van de ziekte, geene verdere genees-, heel-, verloskundige of andere in art. 32 genoemde hulp worde verleenddan nadat gebleken is dat de persoon of hoofden en leden van het huisgezin zijn gevaccineerd. De spoed eischende gevallen in art. 33 genoemd worden hiervan uitgezonderd." De heer Buys. Ik wensehte hieromtrent aan de commissie eene inlich ting te vragen. Hoe kunnen de heeren der gebuurten weten, of de hoof den en leden, van het huisgezin behoorlijk zijn gevaccineerd? Mij dunkt, de hier bedoelde verpligting moest eigenlijk aan de geneesheeren worden opgelegd. De heer Stoffels. Zij dienen een bewijs van toegepaste vaccine te vragen. In hoeverre dat volgehouden wordt, weet ik niet. De Voobzitteb. Ze kunnen het opvragen. Het artikel wordt goedgekeurd. Artt. 3539 worden goedgekeurd. Art. 40 luidt aldus ff Ten minste tweemalen in het jaar, nadat al de heeren der gebuurten eener wijk hun halfjaarlijkschen rondgang zullen gehouden hebben, en ver der zoo dikwerf hun voorzitter of twee hunner dit verlangen, houden zij eene vergaderingwaarin zij alle zoodanige bepalingen nemen als hun het aangrenzen der gebuurten noodzakelijk, en het belang der hun opgedragen werkzaamheden doeltreffend doen achten. Op hun verzoek wijzen Burge meester en Wethouders hun tot het houden dier vergadering een locaal aan. Uit hoofde van het gering aantal gebuurtenzullen de heeren der ge buurten van de wijken I en II slechts ééne vergadering uitmaken, en zal die van wijk IX met die van wijk V zamenkomen." De heer Buys. Ik stuit hier op eene niet zeer duidelijke redactie. Het artikel zegt: ffTen minste tweemalen in het jaar, nadat al de heeren der gebuurten eener wijk hun halfjaarlijkschen rondgang zullen gehouden heb ben, en verder zoo dikwerf hun voorzitter of twee hunner dit verlangen, houden zij eene vergaderingwaarin zij alle zoodanige bepalingen nemen als hun het aangrenzen der gebuurten noodzakelijk, en het belang der hun opgedragen werkzaamheden doeltreffend doen achten." Er blijkt namelijk niet duidelijk, wat eigenlijk bedoeld is met de woorden: //waarin zij alle zoodanige bepalingen nemen, als hun het aangrenzen der gebuurten nood zakelijk, en het belang der hun opgedragen werkzaamheden doeltreffend doen achten." Zou het niet beter zijn eenvoudig te zeggen, dat zij al datgene doen, wat tot hunne werkzaamheden eigenaardig behoort; en dus te stellen«houden zij eene vergadering om voor alle gevallenwaarin de rigtige vervulling hunner taak gemeenschappelijk overleg mogt vorderen, het noodige te bespreken en te beramen. Op hun verzoek" enz. De heer van deb Hoeven. Ik geloof, dat wij eene kortere redactie zouden kunnen aannemenwanneer wij lazen«waarin zij alle zoodanige maatregelen nemen, als het belang der hun opgedragen werkzaamheden vereischt." De heer van Outeben. In de redactie van den heer Buys, waarmede ik mij wel zou kunnen vereenigenwensehte ik dan toch te hebben opge nomen dat zij dat noodige ook bepalenmaar niet blootelijk beramen want bespreken en beramen, zonder tot een besluit te komen, is niet vol doende. Wat de heer van der Hoeven voorstelt, drukt niet uit wat er met art. 40 bedoeld wordt, namelijk het onderling nemen van bepalingen omtrent belangen van aan elkander grenzende gebuurtenin eene algemeene vergadering van de heeren der gebuurten. Die voorziening ligt meer in het amendement van den heer Buys dan in dat van den heer van der Hoeven. Ik geef toe dat het woord «aangrenzen", uit de vorige redactie ingeslopen, minder gelukkig is. De heer van deb Hoeven. Het is er ver af dat ik zoo bijzonder ge steld ben op mijne redactie; maar ik meen toch, dat zij alles bevat wat men wil regelen. Ik zou willen lezen«waarin zij alle zoodanige maatrege len nemen als het belang der hun opgedragen werkzaamheden vereischt." Die werkzaamheden hebben betrekking op hunne buurt en op de aangren zende buurten. Maar er zijn nog zoovele artikelen te bespreken, dat het mij der moeite niet waardig voorkomt langer over die zaak te handelen; ik kan mij ook wel met eene andere redactie vereenigen. De heer Buys. Naar aanleiding van hetgeen door den heer van Outeren is opgemerktwensehte ik in plaats van «beramen" te hebben gelezen //bepalen". De heer Tollens. Ik ben daarom ook voor het amendementomdat in het artikel de minder juiste uitdrukking voorkomt: «bepalingen nemen." Men neemt geene bepalingen, maar maakt ze. Met de nadere wijziging van het amendement van den heer Buys wordt het artikel hierop met algemeene stemmen goedgekeurd. Art. 41 luidt aldus: «Die vergaderingen of wijk-collegiën maken bij die halfjaarlijksehe zamen- komsten een schriftelijk rapport op, hetwelk zij aan Burgemeester en Wet houders inzenden, die hun, mede schriftelijk, de ontvangst berigten. Zij geven daarin kennis van den toestand der bevolking in elke gebuurtemet bijvoeging van die bijzonderheden, welke volgens art. 21 uit hun register blijken moeten. Zij doen dit vergezeld gaan van eene mededeelingvan al wat de ondervinding hun heeft leeren kennen, als het doel hunner instel ling in den weg staande of belemmerendeen verder van alle opmerkingen welke zij oordeelendat ten nutte der bewoners hunner wijk of van ééne of meer van hare gebuurten kunnen strekken. Burgemeester en Wethou ders maken van dit rapport het noodige gebruik bij het verslag, hetwelk zij volgens art. 182 der gemeente-wet jaarlijks verpligt zijn aan den Ge meenteraad te doen." De heer Buys. Ware het niet wenschelijk het artikel te beginnen met de woorden «de vergaderingen" in plaats van «die vergaderingen"? De heer Hubeecht. Het staat toch in verband met het vorig artikel. De heer Buys. Ik vind het wat vreemd een artikel te beginnen met het voornaamwoord die-, waarom niet eenvoudig gesteld: «De heeren der gebuurten maken" enz. De heer Stoffels. Die eerste woorden slaan juist op de vergaderingen van de wijkcollegiën. De heer Buys. Het zijn toch leden van die vergadering. De heer Stoffels. Nadat er over de heeren der gebuurten gesproken is, wordt er gezegd, hoe die wijk-collegiën zijn zamengestelden deze ma ken die staten op, en dat geschiedt bepaaldelijk door den Voorzitter van het collegie. Dus, als er staat: «de heeren der gebuurten maken bij hunne halfjaarlijksehe bijeenkomsten" enz., komt dat juist overeen met hetgeen hier bedoeld wordt. De heer Buys. Ik zou dan in overweging geven de woorden «die ver gadering" weg te laten en enkel te lezen«De wijk-collegiën maken in hunne halfjaarlijksche bijeenkomsten" enz. De heer Stoffels. Daar zou ik mij meer mede kunnen vereenigen. Met de laatstelijk door den heer Buys voorgestelde wijziging wordt het artikel goedgekeurd. Art. 42 wordt goedgekeurd. Art. 43 luidt aldus: «Met geldboete van twee gulden worden gestraft: 1°. zij, die tot heeren of raden eener gebuurte benoemd zijnde, doch weigerende die benoeming aan te nemenvan die weigering niet binnen den tijd van acht dagen aan Burgemeester en Wethouders schriftelijk kennis gegeven hebben; 2®. de heeren der gebuurtendie niet voldaan hebben aan het voorschrift van art. 30; 3°. de voorzitters der wijk-collegiën, die niet voldaan hebben aan het voorschrift van art. 41." De heer Buys. Ik heb tegen dit artikel twee kleine bedenkingen. Voor eerst wordt sub. 1° straf bedreigd tegen de heeren der gebuurtendie weigerende hunne betrekking te aanvaardenvan die weigering geen kennis gegeven hebben binnen acht dagen. Is het nu niet noodig te bepalen, van wanneer die termijn begint te loopen, van den dag der benoeming of van den dag der kennisgeving? In de tweede plaats wordt in het derde gedeelte van het artikel straf bedreigd tegen den voorzitter van het wijk- collegiedie niet voldoet aan art. 41. Maar dit is, dunkt mij, onbillijk, want art. 41 legt eene verpligting op aan het collegie van buurtmeesters. Het gaat niet aan den voorzitter als het ware tot zondebok te maken en hem te straffen voor een verzuim, misschien tegen zijn wil gepleegd. Wat zal hij doen, als de meerderheid weigert? De Voorzitteb. Ik zou in overweging geven te lezen: «binnen den tijd van acht dagennadat zij van hunne benoeming zullen hebben ken nis bekomen." De heer Cock. Dan zal men hun hunne benoeming bij deurwaarders- exploit moeten beteekenenwant als zij maar bewerendat zij van hunne benoeming geen kennis hebben bekomen, zijn zij nooit in mora. Ik zou de redactie maar zoo willen laten, zoo als zij daar ligt. Die straffen zullen toch zeker wel hoogst zeldzaam worden toegepast, en het dagelijksch bestuur zal wel zorg dragen dat aan die heeren behoorlijk kennis worde gegeven van hunne benoeming. De Voobzitteb. Ik zie er geen bezwaar in om de wijziging van den heer Buys aan te nemen, vooral, daar er sedert 1853 geene aanleiding heeft bestaan tot vervolging op dat punt. De bepaling is wel wat onbe stemd maar het geldt eene benoeming, die meestal binnen 'skamers geschiedt. De heer Cock. Indien men van de onderstelling moet uitgaan dat men met on willigen te doen heeft, blijf ik er bezwaar tegen hebben; maar de zaak is inderdaad van te weinig belang om er de vergadering langer mede op te houden. De Voorzitter. De eerste wijziging zou dan moeten zijn om te lezen: «acht dagen, nadat zij van hunne benoeming berigt hebben ontvangen." Of ware het ook beter te lezen//acht dagennadat zij van hunne benoe ming kennis hebben gekregen?" De heer Tollens. Ik zou liever" willen hebben gelezen«nadat zij van hunne benoeming hebben kennis genomen." De Voobzitteb. Men kon ook lezen: «nadat zij van hunne benoeming mededeeling hebben ontvangen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 3