De Voorzitter. Indien niemand hierover het woord verlangt, stel ik voor, overeenkomstig de conclusie van het rapport te besluiten. De heer van Kaathoven. Als ik het wel begrepen heb, lag in het door de vergadering aangenomen voorstel van den heer Buys en andere heeren betrekkelijk de wijziging in het reglement van orde opgesloten, dat de stemming toch zal plaats hebben volgens de presentielijst. Tot die stemming alsnog overgegaan zijnde, wordt de conclusie van het rapport eenparig aangenomen. De heer Scheltema verlaat de vergadering. IY. Eekening van het Evangelisch- Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis over 1866. De Commissie van Financiën heeft daarop geene bedenkingen en raadt die goed te keuren in ontvang ad f 7542.75, in uitgaaf ad 7752.87, alzoo sluitende met een nadeelig saldo van f 210.12, hetwelk rendanten in hunne eerstvolgende rekening in uitgaaf zal worden geleden. Wordt op gelijke wijze aangenomen. Y. Eekeningen van de Gemeente-Apotheek en van de Vereenigde Gast en Leprooshuizen, over 1866. Het rapport van de Commissie van Financiën luidt als volgt: «De Commissie van Financiën heeft deze rekeningen in goede orde ont vangen en raadt die goed te keuren en vast te stellenwat de gemeente apotheek aangaat in ontvang tot f 6123.90, in uitgaaf tot f 5805.06}, alzoo sluitende met een batig saldo van 318.8 3 Jhetgeen in ontvang der administratie van de Vereenigde Gast- en Leprooshuizen over 1866 is op genomen, en wat betreft de Vereenigde Gast- en Leprooshuizen, in ontvang tot f 13924.61}, in uitgaaf tot f 12548.84}, en alzoo sluitende met een goed slot van f 1375.77 hetgeen de rendanten gehouden zijn in hunne eerstvolgende rekening in ontvang te verantwoordenonder bepaling verder, dat hetgeen is aangewezen als nog te verhalenin de rekening der gemeente apotheek ten bedrage van f 311.64, en in de rekening van de gast- en leprooshuizen, ten beloope van 2745.21, op de respectieve eerstvolgende rekeningen zal moeten worden verantwoord." Worden op gelijke wijze aangenomen, hebbende, gedurende de behande ling dezer beide rekeningende heeren van Kaathoven en Tollensals be stuurders van beide bedoelde administratiënop grond van het bepaalde bij art. 24, 2« lid der gemeentewet, zich uit de vergaderzaal verwijderd. VI. Eekening van het Eoomsch-Catholijk Armbestuur, over 1866. Het rapport van de Commissie van Financiën luidt aldus «De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen ge stelde rekening van de Eoomsch-Catholijke armen over 1866 en bevonden dat bijlage 1 slechts door één regent der armbakkerij is geteekendterwijl het hun zeer waarschijnlijk voorkomt dat de daarop vermelde maand moet zijn April in plaats van Augustus. Zij meende deze onnaauwkeurigheid niet onopgemerkt te mogen voorbij gaan, doch heeft de eer, als hebbende op deze rekening geene verdere bedenkingenu te raden die goed te keuren in ontvang ad f 13653.95, in uitgaaf ad f 14141.64, alzoo opleverende een nadeelig saldo van f 487.69, hetgeen rendanten bij de eerstvolgende rekening in uitgaaf zal worden geledenonder bepaling dat van hetgeen als nog te verhalen bleef, ten beloope van ƒ4028.80, verantwoording zal be- hooren te worden gedaan in die rekening." Wordt op gelijke wijze aangenomen. VII. Eekening van het Eoomsch-Catholijk Wees- en Oudeliedenhuis, over 1866. Het rapport van de Commissie van Financiën luidt aldus: '/De Commissie van Financiën heeft de in hare handen gestelde rekening van het Eoomsch-Catholijk wees- en oudeliedenhuis over 1866 onderzocht en daarbij opgemerkt dat de bijlage I slechts door één regent der armbak kerij was voor voldaan geteekend. Daar dit verzuim evenwel geen invloed op het cijfer der rekening uitoefent en uwe commissie geene verdere beden kingen heeft, raadt zij u die goed te keuren: de ontvangst ter somma van ƒ22871.62, de uitgaaf ter somma van 23362.37}, alzoo opleverende een nadeelig saldo van ƒ490.75}, hetgeen rendanten bij hunne eerstvolgende rekening in uitgaaf zal worden geleden." Wordt op gelijke wijze aangenomen. VIII. Algemeene policie-verordening. De Voorzitter. Ik zal beginnen met aan de heeren te vragen, wie van hen het woord verlangt te voeren over de algemeene beschouwingen. De heer Buys. Ik wensch, mijnheer de Voorzitter, van de gelegenheid door u opengesteld gebruik te makenom eene enkele algemeene opmer king in het midden te brengen ook ter verklaring van de stemwelke ik over verschillende artikelen van dit ontwerp denk uit te brengen. Ik meen de opmerking, welke ik bedoel, niet beter te kunnen resumeren dan in den wensch, dat de nu te openen beraadslaging moge leiden tot vernietiging van een groot aantal artikelen dezer verordening, even als het onderzoek in de sectiën reeds aan vrij wat bepalingen het leven heeft gekost. Men heeft dikwijls en ik geloof zeer teregt de zucht om te reglementeren aan gemerkt als eene ziekteonzer eeuw in het bijzonder eigenen is dit zoo dan kan menlettende op de uitvoerige verordening die voor ons ligt moeijelijk tegenspreken, dat die ziekte ook in onze gemeente groote vorde ringen heeft gemaakt. Verordeningen als deze worden betrekkelijk met weinig moeite opgesteld; maar hoe staat het met de uitvoering? Aan eene strenge toepassing van zulk eene verordening valt zelfs niet te denkendunkt mij en in de praktijk zal men er dus toe moeten komen telkens over menige bepaling heen te glijden. Dit nu is in mijn oog een groot kwaad, omdat het noodzakelijk leidt niet enkel tot ondermijning van den eerbied voor de wet en van het gezag der policie, maar ook en vooral tot schennis van het kostbaarste regtsbeginselin onzen tijd geldende, namelijk de gelijkheid voor de wet. Immers wanneer van 10 overtredingen die voorkomen slechts 5 worden geconstateerddan zal het ten slotte van de willekeur der policie- agenten afhangen, te bepalen, wie al en wie niet door de verordening ge bonden zijn. Mij dunktof men moet de verordening in haar geheel streng en algemeen toepassenen dan zal de policie over een veel grooter perso neel moeten kunnen beschikken dan haar nu ten dienste staat, of men zal bij het zien der voorschriften zich naauwkeurig moeten afvragen, of die voorschriften wel inderdaad te handhaven zijn. Het is op grond van deze overwegingen, dat ik den wensch durf uitsprekendat velerlei voorschriften, als inderdaad van weinig belangmogen worden weggelaten. Ik ben niet in de gelegenheid geweest aan het onderzoek in de sectiën deel te nemenom de zeer goede reden dat ik tijdens dat onderzoek nog niet de eer had lid van deze vergadering te zijnen van daar dat ik meende van de nu bestaande gelegenheid gebruik te mogen maken om mijne algemeene be denking tegen de aanhangige verordening aan het oordeel van den Kaad te onderwerpen. De heer van Heukelom. Ik wil alleen mijne stem verheffen om het be zwaar van den vorigen geachten spreker te ondersteunen. Ook ik meen in dit ontwerp dien verderfelijken geest te zien doorstralen, die alles wil regle menteren en waardoor een aantal artikelen zijn opgenomendie niet in de oude verordening voorkwamen. Ik wensch dan ook, dat hier duchtig met het snoeimes zal te werk gegaan worden. De heer van Outeren. De heer Buys is geëindigd met de opmerking dat hij niet tegenwoordig is geweest bij het onderzoek in de sectiën. De wensch dus van dien spreker om minder te reglementeren wordt nu voor het eerst kenbaar; maar nadat ook de heer van Heukelom, die wel aan dat onderzoek heeft deelgenomenzich tegen het groot aantal ontworpen artikelen verklaard heeftmag ik opmerken dat eene zoo belangrijke weglating van bepalingenals verlangd wordtin de sectiën niet is ter sprake gebragt. Wel heeft de commissie voor de strafverordeningen getracht zooveel mogelijk te gemoet te komen aan het vrij algemeen uitgedrukt verlangen tot wegla ting van sommige bepalingen omtrent bepaalde onderwerpen en zijn dien ten gevolge thans een aantal artikelen weggevallen, zoo als bij vergelijking van dit gewijzigd concept met het vorige kan blijken. Het eerste ontwerp bestond uit 413 artikelen, terwijl dit concept bevat 370 artikelen. Aan het verlangen tot bekorting is dus reeds voldaan. Ik kan mij overigens niet herinnerendat er meerdere besnoeijing is begeerd. In het algemeen merk ik op datwaar bij de leden der verschillende sectiën overeenstemming gebleken is omtrent de strekking van sommige bepalingeneene wijziging dienovereenkomstig is in het oog gehouden. Bij verschil van denkbeelden heeft de commissie eene keuze moeten doen. De heer de Fremery. Ik meen mij toch te herinneren, dat vele bepa lingen, betrekking hebbende tot de keurmeesters, en waartegen vele leden, althans in de derde afdeelingbezwaren haddenniet zijn goedgekeurd. Men wilde evenwel daaromtrent de beslissing aan de vergadering overlaten. De heer van Outeren. De heer de Fremery heeft gelijk. Alle bepa lingen, betrekking hebbende op het keuren van de meeste levensmiddelen, als daar zijn van brood, meel, visch, melk en aardappelen, zijn thans ver vallen. Maar met het oog op de destijds nog heersehende veeziekte, en in de meening dat in de toekomst keuring van vee en vleesch nuttig zou zijn, hebben wij het noodig geacht alsnog eenige bepalingen, daartoe be trekkelijk, op te nemen. De Voorzitter. Ik herinner mij weldat in eene sectie sprake is ge weest van eene fiksche besnoeijing van artikelenmaar door andere sectiën is dat verlangen niet gedeeld. De heer Hubrecht. In de sectie, waarin ik de eer had voor te zitten, hebben onderscheiden leden in denzelfden geest gesprokenals nu door ons geacht medelid Buys is uiteengezeten meenden zijdat een aantal bepalingen in deze policie-verordening voorkomende, moesten vervallen, vooral die, welke op het keuren van levensmiddelen betrekking hebben. De algemeene beraadslagingen worden hierop gesloten, en wordt vervol gens overgegaan tot de behandeling der afzonderlijke artikelen. De Voorzitter. De heeren zullen toch niet verlangen, dat al die arti kelen in rondvraag worden gebragt Dat zou nog al omslagtig zijn. De heer Buys. Als geen van de leden stemming over eenig artikel verlangt, zou ik meenen, mijnheer de Voorzitter, dat men veilig mag aan nemen dat het artikel is goedgekeurd. Al de artikels ruim driehonderd in getal, aan eene hoofdelijke omvrage te onderwerpen, zou, dunkt mij eene verbazend omslagtige en geheel doellooze formaliteit zijn. De heer van Kaathoven. Dan kan men toch ten minste de afdeelingen in stemming brengen. De Voorzitter. En het artikel, waarover discussie mogt ontstaan. Eerste hoofdstuk. Op de verdeeling der gemeente in wijken en ge buurten en op het bestuur van deze. Artt. 13 worden goedgekeurd. De eerste afdeeling van het eerste hoofdstuk wordt met algemeene (17) stemmen aangenomen. Art. 432 worden goedgekeurd. Art. 33 luidt aldus: «In spoed eischende gevallen, worden de door de heeren der gebuurten afgegeven bewijzen van onvermogen voldoende geacht tot het bekomen van den onderstand in art. 32 bedoeld. Die hulp wordt niet verder verleend dan nadat een onderzoek hebbe plaats gehad van den heer der gebuurte en den stads-geneesheerna daartoe ook den armverzorger in de wijk te hebben uitgenoodigd." De heer Buys. De inhoud van dit artikel is mij niet volkomen duide lijk en ik wensch daarom aan de commissie te vragenof ik de bedoeling van het voorschrift wel begrijp, wanneer ik dit dus opvat, dat, behoudens spoedeischende gevallende buurtmeesters geen bewijzen van onvermogen afgevendan wanneer zij met den geneesheer en desverkiezende ook met den armverzorger van de wijk het noodige onderzoek hebben ingesteld. De heer Stoffels. Alleen in spoedeischende gevallen mag zonder het voorafgaand onderzoek, in art. 32 voorgeschreven, de hulp worden verstrekt. Dat is de bedoeling van art. 33. De heer Buvs. Ik heb geen bezwaar tegen het artikel, maar twijfelde slechts of de eigenlijke bedoeling, wel volkomen duidelijk was uitgedrukt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 2