Commissie van Financiën, af van die, of er een tekort zal zijn, ja of niet. Zoo ja, dan zal ik mij niet vereenigen met de conclusie van den heer Buys, daar ik liever deze niet onbillijke belasting hefdan een tekort zoude wil len zien ontstaan. Ik heb echter een bezwaar omtrent art. 4. Zoo als het luidt, zie ik geen kans om het toe te passen. Het bewijs te leveren dat men geen eigen inkomen heeft, is naar mijn inzien, zoo al niet onmoge lijk voorzeker hoogst moeijelijk. Maar dit is voor mij geene reden om het ontwerp af te stemmen. Ik zal welligt aanleiding kunnen vinden om een voorstel tot wijziging van het artikel te doen. De heer Cock. De heer Goudsmit verwijt mijdat ik mij aan logische inconsequentie zoude schuldig maken, omdat ik dit ontwerp afkeur, niet tegenstaande ik goedkeur, dat zij, die bij anderen inwonen, ook belasting betalen. Ik ben mij van die inconsequentie niet bewust. Mijn hoofdbe zwaar tegen dit ontwerp, 't welk dat doel beoogt, is, dat het eene schrede is tot de income-tax en dat ik het immoreel vind. Omdat ik nu één mid del om tot mijn doel te geraken en om die personen te treffen afkeur, daaruit volgt niet, dat ik geen ander zoude kunnen goedkeuren, veel min der dat ik die personen zoude willen vrijstellen. Neendat niet. Ik wil hen wel doen betalen, maar niet op de wijze als hier is voorgesteld. De heer de Fremery. De heer Goudsmit wenschte van mij te weten hoe de kas zal zijn op het einde van het jaar. Er is, geloof ik, niemand, die in staat zal zijn nu reeds te verklarenwelke de stand zal zijn van de kas op ultimo December en nog veel minder met het einde van Junij 1868, wanneer eerst dit dienstjaar eindigt. Gaarne geef ik echter als mijne over tuiging aan, dat zonder buitengewone middelen de uitgaven, die zijn toe gestaan, niet zullen gedekt zijn. De heer de Moen. Ik ben ten slotte verpligt de Commissie van Finan ciën te verdedigen, waarom zij dat voorstel gedaan heeft. Indien de Com missie ook de vrees deelde, dat er een nadeelig saldo zou zijn, als deze belasting niet geheven werdzou ons advies misschien anders geweest zijn om het in den nood nog te wagen bij den Minister van Binnenl. Zakenof er nog iets op te vinden ware. Maar indien op den verhoogden post voor onvoorziene uitgaven voor de dienst van 1867 niet meer wordt besloten over te brengen dan heden het geval is, dan geloof ik, dat er nog wel iets zal overschieten. Ik «egals er niet op gedisponeerd wordt in den loop van dit dienstjaar. De heer van der Hoeven. Ik geloof, dat wij toch werkelijk niet uit het oog moeten verliezen, of deze belasting is billijk of niet, maar dat wij ons niet moeten laten leiden door de vraag, of er een tekort zal zijn, ja of niet, om naar gelang daarvan de belasting al of niet te laten vervallen. Als dat denkbeeld opgaatdat de voordeelige staat der kas die belasting niet eischt, dan zoude men met evenveel regt eene vermindering van den aan slag kunnen voorstellendie door henwelke op zich zelve wonenbetaald is. De heer de Moen. Die ons gemotiveerd rapport inziet, zal overtuigd zijn, dat, als wij dit concept aannemen, wij vreezen een vruchteloos werk te doen. Hoe zal toch nu de Minister van Binnenl. Zaken gemakkelijk te bewegen zijn om het ter goedkeuring aan den Koning, en nog wel zoo spoedig, voor te dragen? De Commissie van Financiën is er anders wel zeer voor, dat een ieder in de lasten drage die kan. De Voorzitter. Aan alle bezwarendoor den Minister geopperdis te gemoet gekomen. Mij dunkt het is te wagen. De heer de Moen. Wanneer komt gewoonlijk daarop het antwoord in P Wij hebben de laatste maal van Mei tot Augustus gewacht. De heer Scheltbma. Op het antwoord door den Wethouder van Financiën moet ik nog dit zeggen, dat ik voor een paar dagen op de rekenkamer ben geweest en aldaar gevonden heb de hh. Luberti én Herdinghen dat op mijne vraag naar den stand van het hoofdstuk onvoorziene uitgaven is geantwoorddat op dat hoofd gebragt was 22500, namelijk 10000 bij de begrooting over 1867 en f 12500, zijnde het batig slot over 1866; daarentegen was slechts beschikt over 4000als f 2000 voor de waterverversching en 2000 voor de schietbaan; zoodat voor een paar dagen en dus ook nog op dit oogenblik op het hoofdstuk onvoorziene uitgavenp. m. f 18500 beschikbaar is. Dit zijn de inlichtingendie ik op de rekenkamer gekregen heb. Op het aan gevoerde door den heer Goudsmit moet ik zeggendat ik mij vereenig met wat door den heer Cock daarop is geantwoorden wil er alleen nog bij voegen dat ik er volstrekt niet tegen ben om inwonenden ook in de gele genheid te stellen in den hoofdelijken omslag bij te dragen, maar wel om hen te belasten, zoo als in dit ontwerp wordt voorgesteld, en niet al leen om art. 4. Maaral ware dat art. er niet ingekomendan zou ik toch tegen dit ontwerp, even als tegen de vorige stemmen. De Voorzitter. Ik zou de heéren dringend willen verzoeken niet verder de discussiën te rekken over de informatiën op de rekenkamer genomen. In ieder geval geldt het ten deze eene quaestie van billijkheid. De heer de Moen. De somdie de heer Scheltema noemtzal wel juist zijn: primitief bij de begrooting f 10,000daar is reeds af f 4000 blijft ƒ6000den 15den Aüg. bijgevoegd: batig saldo 1866 ƒ12,453.19, is ƒ18,453.19waaruit moet worden gevonden circa ƒ1800, van de dienst 1866, en ƒ8400 voor brandbluschmiddelen en zooveel mogelijk om te voor komen verkoop van inschrijving op het grootboek, zoo als in het Verslag dezer vergadering van 15 Aug. voorkomt. De heer de Fremery. Ik gis dat de verwarring daaruit is ontstaan dat men op de rekenkamer heeft opgegeven de kas, de op dit oogenblik beschikbare som. De heer Meerburg verlaat de vergadering. De algemeene beraadslaging hierop gesloten zijndewordt nog van de conclusie van het rapport der Commissie van Financiën voorlezing gedaan. Zij luidt als volgt: "Tot tweemalen toe heeft nu de Minister aan de bij hem gerezen beden kingen vast gehouden, en eindigt, als daartoe door Zijne Majesteit gemag- tigd, mét mede te deelen dat deze heffing voor geene goedkeuring vatbaar is. Uwe Commissie vreest dat daarin wel geene verandering zal te brengen zijn en dat men eindelijk de zaak zal moeten opgeven. Wanneet de Commissie nu verder hierbij opmerkt dat het jaar reeds zoover gevorderd isdatmogten deze verordeningen zelfs onverwacht wor den goedgekeurdzeker bij den meesten spoed nog drie maanden moeten verloopen eer de aanslagbilletten kunnen uitgegeven worden, dan aoht dé Commissie het niet raadzaam tot eene belasting over dit jaar nog te be sluiten, waartoe eerst eene maand vóór bet einde van het jaar tot het uit zenden der aanslagbilletten kan worden overgegaan, weinige weken voor dat diezelfde menschenzoo wij mogen vertrouwen, voor het volgend jaar voor de belasting de billetten ter opgave zullen ontvangen. In deze omstandigheden gelooft uwe Commissie het wenschelijk en gera den nu de zaak liever te laten rusten, dan later door het verloop van tijd toch gedrongen te worden haar op te geven. Uwe Commissie neemt om deze redenen de vrijheid u te raden deze mi nisteriële aanschrijving aan te nemen voor kennisgeving." Dit voorstel, in hoofdelijke omvrage gebragt, wordt met 10 tegen 8 stemmen verworpen. Voor hebben gestemd de heeren: Hartevelt, Tieleman, Buys, Kneppel- hout van SterkenburgScheltemaCockdu Rieu en de Moen. De heer Tollens verlaat de vergadering. Wordt alzoo besloten het ontwerp raadsbesluit alsnog te behandelen. Daar toe overgegaan zijnde, worden artt. 1—3 aldus goedgekeurd: Art. 1. Er wordt over het jaar 1867 eene directe belasting, hoogstens ten bedrage van 5000.— met inbegrip van 5 ten honderd voor kwade posten, geheven van het vermoedelijk inkomen van personen, die bij ande ren; welke in de rijks personele belasting zijn aangeslagen, tegen betaling of vergoeding inwonen, met vergunning zoo noodig 15 pCt. of minder bij suppletoire kohieren te mogen omslaan. Indien een of meer kamers door een gezin worden bewoond is alleen het hoofd van het gezin aan deze belasting onderworpen. Art. 2. Ter bepaling van het belastbaar inkomen wordt naar keuze van den belastingschuldige genomen: a. of de hoofdsom voor welke de hoofdbewoner in de rijks personele belasting is aangeslagenwaarbij echter wat de dienst- en werkboden betreft alleen die der 1° en 2® klassen, en wat de paarden betreft alleen die der 1® klasse in aanmerking komenwelke hoofdsom naar mate van derzelver bedrag zal worden vermenigvuldigd met het cijfer in onderstaande tabel aangewezen tot en met 20 te vermenigvuldigen met 20 boven 20 u 40 22 V U 40 HU HU 60 U U 24 u 60 u 80 26 80 100 28 100 30 b. of de huurwaarde van de kamers met de meubelen welke daar in ge bruik zijnwelke huurwaarde naar mate van het bedrag zal worden verme nigvuldigd met het cijfer in onderstaande tabel aangewezen: van 50 tot en met ƒ100 te vermenigvuldigen met 2 boven 100 150 21 150 hu nu 200 ui U 200 HU uu 250 H u 3.1 H 250 U H HU 300 U u 4 u H 300 U H HU 350 U U U 4j H n 350 H U H u U H U 5 Ter bepaling van het belastbaar inkomen voor hen die, tegen vergoe ding kost en inwoning genietenzonder afzonderlijke vertrekken in ge bruik te hebbenwordt genomen de hoofdsom der rijks personele belasting door den hoofdbewoner verschuldigd; bij de berekening wordt de beper king hierboven omschreven mede in aanmerking genomenwelke hoofd som naar mate van derzelver bedrag zal worden vermenigvuldigd met het cijfer in onderstaande tabel aangewezen: tot en met ƒ50 te vermenigvuldigen met 4 boven ƒ50"" "#75" 4 J ""75 u 5 Gedeelten van een gulden komen bij de vermenigvuldiging der aanslagen niet in aanmerking. Art. 3. Van dit inkomen wordt 3.65 pCt. geheven. Art. 4 luidt aldus: Zij die bewijzen geen eigen inkomen te hebben, worden in deze be lasting niet aangeslagen. De heer Goudsmit. In verband met hetgeen ik zoo even heb in het mid den gebragt, wenschte ik nu een amendement voor te stellen van den vol genden inhoud"De reclames van diegenendie beweren geen eigen of een minder inkomen te hebben dan waarvoor zij zijn aangeslagenworden onderzocht door eene door den Raad te benoemen commissie van drie leden. De Raad beslist definitivelijk omtrent die reclames." De heer Kneppelhout van Sterkenburg verlaat de vergadering. De Voorzitter. Moet niet volgens art. 54, 2d® lid, der gemeentewet, die commissie door Burgemeester en Wethouders worden voorgedragen? De heer Goudsmit. Art. 54 levert hier geen bezwaar. Het geldt ten deze toch geen tak van beheer. De Voorzitter. De aanslagen worden toch door Burgemeester en Wet houders vastgesteld. De heer Buys. Van reclames in art. 4 bedoeld kan, dunkt mij, eerst sprake zijn, wanneer het kohier, voorloopig vastgesteld, reeds bij den ge meenteraad is ter tafel gebragt. De Voorzitter. Ik heb er niets tegen. De heer Goudsmit. De heer Buys heeft verklaarddat de zaak in Am sterdam zeer goed werkt. De Voorzitter. Ik zou willen vragen, of het niet beter ware die bij voeging op te nemen in de verordening op de invordering, en dan art. 4 aldus te lezen"Zijdie geen eigen inkomen hebbenworden in deze belasting niet aangeslagen." De heer Goudsmit. Ik wenschte te blijven bij de redactie, door mij voorgesteld. Het amendement van den heer Goudsmit wordt voldoende ondersteund. De heer de Moen. Ik mag het wel lijden, dat het amendement worde aangenomenmaar verklaar datals ik in die commissie benoemd wierd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 4