HANDELINGEN VAN DEN 6EIEENTEDAAD VAN LEYDEN. 19. Zitting van Zaturdag 24 Augustas I86Ï, geopend des namiddags te 3 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Stoffels, Scheltema, Krantzdu RieuRutgers, Tielemanvan der Hoevende Moenvan HeukelomMeerburgde Fre- meryTollensvan OuterenHartevelt en van den Brandeler. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 15 Augustus 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Drie dispositiën van Gedeputeerde Staten van Zuid-holland, als: a. van 13 Augustus, B. 4311 (3® afd.), G. S. n°. 41, houdende goedkeu ring der raadsbesluiten van den 3®n bevorens, tot afstand van gemeentegrond aan J. van Vooren, A. W. Sythoff en directeuren der Leydsche saaijetfabriek; b. van 13/20 Augustus, B. 4072 (3® afd.), G. S. n°. 18, waarbij de be schikking van den Minister van Binnenlandsche zaken wordt medegedeeld dat de banken van leening en de gasfabrieken geen deel moeten uitmaken van de gemeente-begrooting. Deze dispositie is van den volgenden inhoud: «-EXTRACT uit het Verbaal van het verhandelde bij de Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland. Dingsdag, den 13 Augustus 1867. Gearresteerd 20 id. 1867. Gelezen de missive van den heer Minister van Binnenlandsche Zakendd. 31 Julij 11. n°. 205 (2° afd.), betrekkelijk de aan Zijner Excellence's oor deel onderworpen vraag, of de ontvangsten en uitgaven van de banken van leening en van de gasfabrieken op de gemeentebegrootingen behooren voor te komen; Is besloten 1°. Aan Burgemeester en Wethouders der betrokken gemeente mede te deelen dat door dien Minister is te kennen gegeven: dat de banken van leening geen onderdeel der gemeente-huishouding uitmaken en bijgevolg haar finaneiëel beheer niet met dat der gemeente behoort vereenigd te zijnvermits volgens art. 5 van het Koninklijk besluit van 31 October 1826, n°. 132 banken van leening zijn instellingen van liefdadigheid, in te rigten en te besturen ten meesten nutte van hen die zich genoodzaakt zien daartoe hunne toevlugt te nemen dat zij dan ook steeds beschouwd zijn op zich zelf staande en van het gewoon gemeentelijk beheer afgescheiden ligchamen, en dat, voor zoo verre die instellingen winsten afwerpen, deze dan niet als gewone gemeente-inkom sten kunnen worden beschouwd waarover bij de begrooting wordt beschikt, maar behooren te worden aangewend tot delging van de, ten laste dier inrigtingen opgenomen kapitalenzoomede tot eene zeer wenschelijke ver mindering der rententax ten laste der pandgevers; dat met betrekking tot de gemeentelijke gasfabrieken en andere der gelijke gemeente-inrigtingen bij Zijne Excellentie de vraag is gerezen, of dit punt niet is beslist bij art. 8 der door deze Vergadering gegeven en bij 'sKonings besluit van 28 Maart 1854, n°. 37, goedgekeurde voor schriften omtrent de rekeningen van ontvangsten en uitgaven van de ge meenten in deze provincievolgens welk art.//voor ontvangstenresultaat van een afzonderlijk beheer aan eene commissie, eenen ontvanger of rent meester opgedragen of van een gemeenschappelijk bezit, slechts het saldo der rekening van die administratie wordt verantwoord, onder overlegging echter van de rekening dier administratie en zoo mogelijk met al de daar toe behoorende bewijsstukken;" dat voor zooverre dus het beheer der gasfabrieken aan bepaalde com- missiën is opgedragendoor dit art. is uitgemaakt dat het door haar ge voerd beheer in eene afzonderlijke rekening en niet in de algemeene gemeenterekening behoort te worden verantwoord dat, wel is waar, gelijke bepaling niet wordt gevonden onder de, bij Koninklijk besluit van 23 Augustus 1852, n°. 39, goedgekeurde voorschrif ten omtrent de inrigting der gemeente-begrootingenmaar daar de rekening en begrooting op dezelfde wijze moeten zijn ingerigt het bepaalde voor de rekening ook voor de begrooting geldig schijnt 2°. Aan Burgemeester en Wethouders van Leyden enz. te verzoeken zich wat de banken van leening betreft overeenkomstig het door den Mini ster geuit gevoelen te gedragen, met uitnoodiging om op de begrooting voor 1868 voor de gasfabrieken een voordeelig of nadeelig saldo in ont vang of in uitgaaf uit te trekken en verder omtrent de verantwoording te handelen overeenkomstig litt. b van art. 8 der aangehaalde voorschriften. Extracten dezer zullen worden gezonden, voor zooveel het 1° en 2® lid betreftaan Burgemeester en Wethouders van Leyden enz.tot informatie en narigt en ter mededeeling aan den Raad. Voor extract comform, De Griffier der Provinciale Staten van Zuid-Holland, JüST DE LA PAISIÈRES." c. Eene van 20 Augustus, B. 4463 (3® afd.), G. S. n°. 28, waarbij het kohier van den hoofdelijken omslag wordt goedgekeurd. 1867. 2°. Eene missive van de Wed. J. T. Coster, geb. van Thoirwaarbij zij kennis geeft van het overlijden van haren echtgenoot J. T. Coster, in leven stads-klokkenist, en zich tevens aanbeveelt om in het genot gesteld te worden van het bedrag der jaarwedde aan die betrekking verbonden, over drie maanden na den dag van het overlijdenzooals dit bij raadsbe sluit aan de weduwen van gemeente-ambtenaren is toegekend. Deze missive luidt als volgt: //Aan den Gemeenteraad van Leyden. Met diepe droefheid acht ik mij verpligt den Gemeenteraad kennis te ge ven van het overlijden van mijn echtgenoot Jan Theodorus Costerin den ouderdom van 70 jaren, na gedurende 30 jaren als adjunct-, en ruim 21 jaren als aangesteld stads-klokkenist die bediening te hebben waargenomen. Op mijn hoogen leeftijd van 74 jaren daardoor mijnen steun en broodwin ner verloren hebbende, neem ik beleefdelijk de vrijheid mij bescheiden aan te bevelen tot het genot der bezoldiging, die gedurende drie maanden na het overlijden van gemeente-ambtenaren aan hare weduwen wordt toegekend. Met verschuldigde hoogachting heb ik de eer te zijn, Uwe ongelukkige dienaresse, Wed. J. T. Coster, geb. van Thoir." Al deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adressen van M" H. P. van Kaathoven en G. A. van Hamelom tot secretaris van Gecommitteerden der Vereenigde gast- en leprooshuizen te worden benoemd. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Gecommitteerdenom simul et semel met de, reeds ingeko- mene te behandelen. 2°. Adres van A. J.Zuur, daarbij verzoekende om een gedeelte gemeente- gronds, gelegen achter zijn huis op de Breêstraat, Wijk IV, n8. 278 m eigendom te bekomen. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han den van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 3°. Adres van Pieter Kooreraan Jz.stads-metselaar alhier, waarbij hij vermeerdering verzoekt van zijn loon. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten hierop over te gaan tot de orde van den dag, als niet behoorende tot de bemoeijing dezer vergadering. 4". Adres van P. van Beek, pachter van het baggeren in de gemeente wateren waarbij hij verzoekt dat het ongeoorloofd baggeren van anderen in die wateren gestreng gestraft worde. Ook hieromtrent wordt, overeenkomstig de voordragt, besloten over te gaan tot de orde van den dag, als niet tot de bevoegdheid dezer vergade ring behoorende. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders hebben de eer aan de vergadering te vragen gemagtigd te worden tot het doen eener buitengewone uitgaaf, voor het geval, dat zich de cholera alhier mogt vertoonen. Dit is gelukkig nog zoo niet. Wel heeft zich één geval voorgedaandoch dit was buiten de gemeente. Wij verzoeken een crediet ten bedrage van f 200. Het voorstel wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange nomen. De werkzaamheden worden hierop voor eenigen tijd voortgezet in eene gesloten vergadering. De vergadering heropend zijnde, stelt de Voorzitter aan de orde: Verpachting van de haardasch, de vuilnis en het puin. De Voorzitter. Bij de onlangs plaats gehad hebbende openbare ver pachting van asch en vuilnis enz., zijn er inschrijvingen geweest van f 800 en /T051. Burgemeester en Wethouders vonden geene vrijheid in deze eene gunning uit te spreken en willen thans aan de vergadering een ander voorstel onderwerpendaartoe strekkende om voor één jaar de haardaschde vuilnis en het puin onderhands te verpachtenzoo als bij de voordragt van Burge meester en Wethouders is omschreven. Deze voordragt, waarbij geraden wordt de verpachting nog voor een jaar onderhands te gunnen aan den tegenwoordigen pachter L. A. van Haaftenvoor de som van f 1251, onder dezelfde voorwaarden als thans, wordt mede zonder beraaadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE. 83

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 1