De heer van dek Hoeven. Ik voel mij gedrongen mijne volle adhaesie te schenken aan hetgeen zoo even door den heer Goudsmit is gezegd; het is mij als uit het hart gesproken. Ook ik meendat wij dankbaar mogen zijn van vooralsnog gespaard te blijven voor de ramp des vorigen jaars, maar dat wij voorzeker op eene andere en betere wijze dien dank zouden kunnen aan den dag leggen dan door het vieren der kermis. De heer Goudsmit. Ik heb zeer groote achting voor ons volkska rakter, maar op het punt van matigheid, het doet mij leed dit te moeten zeggenlaat het zeer te wenschen over. Ik heb veel gereisdmaar het heeft mij getroffenhoe geen volk minder dan het onze zich kan vermaken zonder sterken drank. Het schijnt hier bijna feitelijk onmogelijk. Tot verbreiding nu van deze zedelijke volkskwaal mede te werken acht ik mij niet geroepen. De Vooezittek. Na al het gesprokene zal ik niet veel hebben in het midden te brengen. Alleen dit. Ook ik ben met de kermis op zich zelve niet ingenomen; maar ik acht het tijdstip nu niet zeer geschikt om tot hare af schaffing over te gaan. Ik zal mij verheugenwanneer hetzij in den loop van dit jaar of later een voorstel mogt worden gedaan om voor die uitspan ning iets anders in de plaats te stellen; en dan hoop ik, dat ons volk zich zoo zal gedragendat de heer Goudsmit zijne woorden zal intrekken en het blijken zal, dat het zich ook vermaken kan zonder sterken drank. Het voorstel van den heer Tielemanalsnu in hoofdelijke omvrage ge- bragt zijnde, wordt verworpen met 14 tegen 4 stemmen. Voor hebben gestemd de heerenTielemanvan der HoevenGoudsmit en de Moen. De heer Goudsmit verlaat de vergadering. III. Nadere voordragt omtrent de plaatsing van een gebouw tot berging van bronolie. Die voordragt is van den volgenden inhoud "Naar aanleiding der in de jongste raadsvergadering gevoerde beraadsla gingen over het verzoek van Verkouw en Stokhuyzen en J. L. Creyghton omtrent het oprigten van eene bergplaats voor petroleum op het Raamland nabij de Slaagsloot onder de gemeente Leyderdorphebben wij andermaal de Commissie van Fabricage daaromtrent gehoordwier rapport wij de eer hebben hierbij over te leggenen met de strekking waarvan wij ons wel kunnen vereenigen. Alhoewel wij met de Commissie van gevoelen zijn dat het eerst aange wezen terrein allezins gunstig voor eene dergelijke bergplaats gelegen is, vinden wij toch geen bezwaar de nu voorgestelde plaats daartoe te bestem men. Bij de bestaande moeijelijkheid om een meer van de gasfabriek ver wijderd terrein te vinden, vleijen wij ons dat op deze wijze aan de beden kingen van den Raad voldoende zal te gemoet gekomen zijn." De heer Dkiessen. Ik had liever gewenschtdat die plaatsing ware ge schied op het gedeelte, hetwelk in de laatste raadsvergadering werd bespro ken. Ik zie echter uit de rapportendat daartegen door het bestuur eener aangrenzende gemeente bezwaren zijn geopperd en zal derhalve in de nu voorgestelde plaatsing berusten. De heer Hubrecht. Zoo als uit het rapport blijkt, hebben wij alle pogingen aangewend om eene plaatsdie meer aan de bedoeling van het in de laatste vergadering besprokene zoude voldoen, aan te kunnen wijzen; maar wij wistendatbehalve kosten van verzetten van ramenhet be stuur van Leyderdorp hiertegen bezwaar had. Ik wil mij echter nu met de voorgestelde plaats vereenigen. De heer van der Hoeven. Nadat ik nog eenmaal van het plan inzage heb genomen en daarbij de consideratiën van de Commissie van Fabricage heb nagegaanwenschte ik mij te houden aan de vroegere plaats. De heer de Moen. Ik ben ook voor de vroeger voorgestelde plaats. De heer du Rieu. Ik zou ook aan de vroeger voorgestelde plaats de voorkeur geven. De Voorzitter. Ik zal dan het vroeger voorstel in omvraag brengen. De strekking van dit voorstel was juist om aan de laatstelijk gemaakte be denkingen te gemoet te komen. De heer Hubrecht. Naar aanleiding der bezwaren, in de vorige ver gadering ontwikkeldis het tegenwoordig voorstel ingediend. Maar dat neemt niet weg, dat ik aan de eerste plaats de voorkeur blijf geven. Wordt nu door een der leden een voorstel gedaanom op de eerst aan gegeven plaats terug te komendan zoude ik mij daarmede vereenigen. Mijn bezwaar was, dat eene andere plaats veel ongerief voor den handel zoude gevenals ongeveer honderd el van de losplaats verwijderd. Fm daar ik nuzoo als de inrigting is voorgesteldde veiligheid voor beiden even goed verzekerd vinde, zoude ik de eerste plaats blijven verkiezen. De Voorzitter. De Commissie van Fabricage heeft dan toch willen voldoen aan den wensch van den Raadom eene andere plaats aan te wijzen. De heer Hubrecht. Ja, maar als nu blijkt, dat er weer stemmen zijn opgegaan voor de oude plaats? De Voorzitter. Dat zal uit de stemming blijken. De heer van der Hoeven. Dat zal niet blijken uit de stemming. Maar ik zou voorstellen de oude plaats bepaald aan te wijzen. De Voorzitter. Dat is dan een amendement op het voorstel, en daar het voldoende ondersteund iszal ik het in stemming brengen. Het strekt om de oude plaats te behouden. De heer Meerburg. Wordt dan niet het rapport van Burgemeester en Wethouders in stemming gebragt? De Voorzitter. Neen, het amendement gaat voor. De heer Scheltema verlaat de vergadering. Het voorstel van den heer van der Hoeven wordt aangenomen met 10 tegen 6 stemmen. Tegen: de heeren Meerburg, üriessenKrantzHoog, van Wensen en van Outeren. De heer van der Hoeven verlaat de vergadering. IV. Verzoek van het genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix, om voortaan van de betaling van het gebruik van gas te worden ontheven. De Commissie van Financiën stelt voor dat de helft van het verbruikte gas ten laste van het genootschap zal komen, iets waardoor het reeds wer kelijk gebaat wordt. Voorts geeft zij in overweging te bepalen dat tegen die berekening het genootschap gehouden zal zijn het in het door haar ge bruikte lokaal verbrand gas te betalen, terwijl van gemeentewege het aan haar verleend subsidie reeds over dit jaar met nog f 800 zal worden ver hoogd welk verhoogd subsidie aan deze instelling zoo lang zal worden ver leend tot dat het later uit de rekening van het genootschap zal blijken dat daaraan minder behoefte mogt bestaan. De heer de Moen. Ik kan daaraan mijne stem niet geven, misschien wel een volgend jaar. De burger-avondschool heeft reeds dit jaar een subsidie van 1000 meer dan in 1866. Maar blijkt nu uit de rekening van het bestuur, dat men die 300 nog te kort komt, dan zal ik er voor zijn, maar niet zoo onvoorwaardelijk. De Voorzitter. Die ƒ1000 waren onvermijdelijk voor de bestaande behoefte. En nu zou men wel de zaak zoo kunnen laten; maar het is zeker, dat in het volgende jaar zich hetzelfde zal voordoen. Als men nu vooraf weetdat dat tekort bestaatwaarom dan nu niet er in voorzien Bovendien, de burger avondschool, moest zij geheel voor rekening der ge meente ingerigt wordenzou eene uitgaaf vereischendie vrij wat belang rijker was. De heer de Moen. Ik wil aannemen, dat die uitgaaf onvermijdelijk was en reeds geschied is; maar er is mij niets officiëels van bekend. Het rapport der Commissie van Financiën wordt in stemming gebragt en aangenomen met 14 stemmen tegen 1 (die van den heer de Moen). V. Verzoek van M. van Leeuwen tot het in gebruik bekomen van den grond, waarop de molen de Valk is gebouwd. Burgemeester en Wethouders raden des adressants verzoek toe te staan en hem bedoelden grondpersoneel en tot wederopzeggensin gebruik te ge ven, tegen betaling eener jaarlijksche recognitie van f 17.50, en verder onder de door de Commissie van Fabricage in haar rapport aangegeven voorwaarden. De heer de Moen. De bedoeling is toch zeker om enkel den grond te erlangenwaarop de molen gebouwd is De Voorzitter. Ja, dat is de bedoeling. De conclusie van het rapport wordt hierop aangenomen zonder hoofdelijke stemming. VI. Verzoek van P. van den Broek tot het in eigendom bekomen van gemeentegrond. Burgemeester en Wethouders radenovereenkomstig het rapport van de Commissie van Fabricage, omtrent het eerste gedeelte van dit verzoek (het verkrijgen van den eigendom van een gedeelte gemeentegronds aan het einde der Spek- of Varkenssteeg op de Langegracht)te persisteren bij de vroe ger genomen afwijzende beschikking; wat het tweede punt (het uitdiepen van een gedeelte der Binnenvestgracht) betreft, daaraan gevolg te geven en wat het derde punt (het leggen eener stoep) betreft, hem de gevraagde vergunning te verleenen. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. VII. Verzoek van S. Bronsgeest tot uitbreiding van den hem in eigen dom uitgegeven grond. Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Fabricage hebben daartegen geen bezwaar, mits voor de meerdere grootte van 91 vierk. ellen betalende een koopprijs van f 143. De heer de Moen. In de hoop, dat die uitbreiding in geen geval zal praejudiciëren aan den grond door de Leydsche-Saaijet fabriek aangevraagd, zal ik er mij voor verklaren. De heer Hubrecht. Het is juist te doen om eene verkeerde ternaam stelling te verbeteren. Het was grond, dien de man altijd in gebruik had. De heer de Moen. Ja, maar hij vraagt nu meer grond. Vroeger bestond er dwaling. Dat er dan nu juiste opmeting zij. De heer Hubrecht. Dat gedeeltewat hij nu vraagtwas bij hem reeds geruimen tijd in gebruik. De teekening, die bij de stukken is overgelegd, toont dit aan. Wordt op gelijke wijze aangenomen. VIII. Verzoek van Meesteren Regenten van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis, om voor diligent te worden ge houden ten opzigte van het indienen eener voordragt tot vervulling van eene in hun collegie bestaande vacature. Burgemeester en Wethouders stellen voor daartoe te besluiten. Wordt op gelijke wijze aangenomen. IX. Rekening van de Plaatselijke Schoolcommissie over 1866, met suppletoire begrooting en staat van af- en overschrijving. De heer van Heukelom verlaat als lid der Schoolcommissie de vergadering. De Commissie van Financiën stelt voor die rekening goed te keuren, in ontvang tot een bedrag van f 218.62) in uitgaaf tot een bedrag van f 216.99, alzoo sluitende met een batig slot van f 1.63), hetgeen door de rendant in de eerstvolgende rekening in ontvang zal moeten worden verantwoord. Wordt op gelijke wijze aangenomen. De Voorzitter. Alvorens de vergadering te sluiten, wenschte ik nog even het woord te voeren naar aanleiding van het besluit der Tweede Kamer, in zake het Nosocomium. Ik wilde den Raad in overweging geven om aan de commissie uit zijn midden, die met de commissie van heeren curatoren der akademie in deze zaak gemeenschappelijk is werkzaam geweest, den dank der vergadering te betuigen voor de gewigtige dienst, die zij daardoor aan de gemeente bewezen heeft, en tevens te besluiten die com missie te ontbinden. Het voorstel wordt bij acclamatie goedgekeurd. Niets meer aan de orde van den dag zijnde wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 4