VIII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting 1866 van
vrouwen kraammoeders.
Het rapport der Commissie van Financiën strekt om dien staat goed
te keuren.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
XI. Rekening van de stedelijke gasfabriek over 1866.
De heeren Hubrecht en du Rieu verlaten als commissarissen der gasfa
briek de vergadering.
Het rapport der Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud
"De Commissie van Financiën ad hoe heeft de eer op de in hare han
den ten fine van berigt en raad gestelde rekening van de stedelijke gas
fabriek over den jare 1866 UEd. te berigten dat zij deze heeft onderzocht,
daarop geene aanmerkingen heeft en alzoo vrijheid vindt u te raden die
op te nemen en goed te keuren: in ontvang tot eene som ƒ185833.34.)
in uitgaaf tot eene som van 170140.91), en alzoo sluitende met een
voordeelig saldo van 15692.43welke som de rendanten gehouden zijn
in hunne eerstvolgende rekening in ontvang te verantwoorden."
De conclusie van het rapport der Commissie wordt aangenomen zonder
hoofdelijke stemming.
Het rapport van de Commissie van Financiën over het reservefonds is
van den volgenden inhoud:
"Bij de rekening van het reservefonds is uwe Commissie niet ontgaan een
post ad 600, in uitgaaf gebragt ten behoeve van den gemeente-architect,
dien zij in strijd acht met de bepalingen in zijne instructie voorkomende.
Mogt deze uitgaaf bij u geene bedenkingen opleverendan raadt zij u deze
rekening op te nemen en goed te keurenin ontvang tot eene som van
ƒ27157.601in uitgaaf tot eene som van ƒ46142.23, alzoo sluitende met
een nadeelig saldo van f 18984.62), welke som den rendanten in hunne
eerstvolgende rekening in uitgaaf zal worden geleden."
De heer Wttewaall. De aanmerking welke door de Commissie ge
maakt is, die door den Raad werd benoemd tot het nazien van de reke
ning van de gasfabriek, acht ik zeer juist. Het doet mij leed dat de
600 aan den stads-architect reeds zijn uitbetaald. Vroeger genoot de
heer van der Paauw slechts ƒ1800, doch onder de som van emolumenten
was het inkomen gebragt op ƒ2400. Toen nu de heer Schaap om deze
betrekking vroeg en benoemd werd, wilde de Raad die extra-toelagen voor
goed zien weggenomen en werd het inkomen bepaald op zuiver ƒ2500,
terwijl tevens bepaald werd dat uit stadskas alle onkosten van schrijfloon
teekenbehoeftenenz. zouden worden voldaan. Hu zal toch wel niemand
beweren dat de gasfabriek alhier geene stedelijke inrigting is en acht ik
de uitgave van de ƒ600 geheel in strijd met de instructie van den archi
tect. Waarom de heer Kros vroeger met het toezigt belast werd is mij
bekend, doch door de benoeming van den heer Schaap verviel dat, daar
hij werd aangesteld tot opzigter van al de stads-inrigtingen. Althans dat
was toen en is nu nog mijne meening. Dwaal ik, dan zal het mij aange
naam zijn daarin door andere leden te worden voorgelicht.
De heer Kbantz. Het blijkt uit het rapport van de Commissie van
Financiëndat zij gemeend heeft op dien post van uitgaaf te moeten wijzen.
Ik kan mij met de strekking van het nader rapport van commissarissen
der gasfabriek wel vereenigen. De gasfabriek noemt men bij afwisseling
eene industriële of stedelijke inrigting, al naarmate het belang van het
oogenblik het medebrengt. Het komt mij echter voor, dat dc aanleg van
nieuwe gashouders en andere werkzaamheden in de gasfabriek niet kunnen
gerekend worden onder het gewone toezigt over de gebouwenbij de
verordening aan den architect opgedragen, en het verheugt mij dat de
gelegenheid zich heeft opgedaan, om aan onzen kundigen architect eene
extra vergoeding te kunnen geven. Men moge het tractement van 2500
voldoende rekenen, dit is mijn gevoelen niet, vooral met het oog op de
belangrijke werken die in den laatsten tijd zijn daargesteld.
De heer Meerburg. Ik ben van hetzelfde gevoelen als de heer Krantz
en kan mij daarom wel vereenigen met het rapport van heeren commissarissen.
De heer Tollens. Ik vereenig mij daarentegen meer met het aange
voerde door den heer Wttewaall. Ik heb zoo even, kort voordat de heer
Hubrecht de vergadering verliet, nog eene korte explicatie ontvangen, die
hij op mijn verzoek mij welwillend gegeven heeft, maar die mij, tot mijn
leedwezen, niet overtuigd heeft. Ik heb, zoo als de heer Krantz, er nooit
een oogenblik aan getwijfeld of de gasfabriek eene gemeente-instelling was
of niet. Mij daeht dat dit niet quaestieus wezen kon en daarom ook ver
meende ik- dat deze inrigting behoorde onder het toezigt en de zorg van
den gemeente architect. Nu is volgens het laatste rapport van de commissie
voor die fabriek de gedane uitbetaling aan den heer Schaap wel niet uit
drukkelijk verboden in art. 2 der instructie voor den architect, maar het
gemis van een uitdrukkelijk verbod sluit daarom nog m. i. geen verlof in
om op eigen gezag eene remuneratie van ƒ600 uit te betalen, zelfs niet
aan een zoo verdienstelijk architect als de onze, wanneer het gedane extra-
werk toch onder zijne gewone attributen behoort. Het aangehaalde artikel 2
der instructie voor den gemeente-architect^is mij ten eenen male onbekend.
De heer van Outeren. Toen de architect benoemd werd en zijn tracte
ment vastgesteld, hooger dan dat van zijn voorganger, heeft men niet het
oog gehad op zijne diensten ook aan de gasfabriekmaar meer op de toe
nemende werkzaamhedenaan zijne betrekking verbonden. Vroeger heeft
men voor zulke belangrijke werkzaamheden aan de fabriek, als waarvan hier
sprake is, eene buitengewone vergoeding toegekend, die vrij wat hooger
was dan die thans is gegevendie eene percentsgewijze belooning van
2} pCt. beloopt. Ik zou dus den post van ƒ600 in de rekening willen ge
leden hebben.
De heer Stoffels. Ik geloof weldat de architect voor de in deze aan
den dag gelegde moeite behoort te worden geremunereerd. Bij de oprigting
der gasfabriek is bepaald dat deze eene geheel op zich zelve staande in
rigting zou zijn, die wel onder toezigt zou staan van het stedelijk bestuur,
maar daarom niet geheel en al met de stedelijke administratie zou worden
vermengd. Bovendien, als men ziet, dat in Utrecht den architect der
stedelijke gasfabriek wordt toegekend 2 pCt. der gemaakte kostendan zal wel
de hier uitbetaalde som niet te hoog zijn. Bij vroegere gelegenheid is ge
lijke handeling geschied, en wel bij het werkhuis; bij de oprigting daarvan
hebben wij daarvoor ook een afzonderlijken architect gehad, en wel den heer
Couveé, die daarvoor afzonderlijk is betaald. Ik geloot alzoo, dat den
heer Schaap wel eene buitengewone belooning toekomt. Volgens zijne in
structie moet hij, voor en aleer hij eenig buitengewoon werk verrigt, daar
voor de toestemming van Burgemeester en Wethouders vragen; ik meen
dat zulks is geschied.
De heer van Kaathoven. Ik vereenig mij met het geavanceerde door
den heer Wttewaall. Ik geloof, dat er wel geen twijfel kan bestaan, of
de< gasfabriek is eene gemeente-instelling; haar oorsprong en bestuur bewij
zen dithet bestuur wordt gekozen uit leden van den Raad. Maar mijne
vraag is alleen: is reeds de uitbetaling dier 600 geschied?
De Voorzitter. Zij is reeds werkelijk gedaan.
De heer van Kaathoven. Dat gaat, dunkt mij, wat te ver. Men zou
het voor den gek houden kunnen noemenwanneer de goedkeuring eener
vergadering gevraagd wordt over eene uitgave die reeds gedaan is.
De Voorzitter. De heeren commissarissen van de gasfabriek hebben
geheel ter goeder trouw gemeenddat den architect eene percentsgewijze
helooning toekwam. Er bestonden daaromtrent antecedenten. Maar boven
dien, wij weten de moeijelijkhedendie er gerezen zijn over het overbren
gen der geheele administratie van de gasfabriek op de begrooting, zoo als
het hooger bestaur het verlangt, maar waartegen wij altijd gestreden heb
ben. Het was de innige overtuigingdat die som den architect toekwam
en het was volstrekt niet de bedoeling den Raad voor den gek te houden.
Vraagt men nu, of men voorzigtig gehandeld heeft, dan moet ik dit ont
kennend beantwoordenen de commissarissen zelve zullenvan achteren
gezien, moeten erkennen, dat dit niet het geval is. Maar bij den twijfel,
die er omtrent den aard der instelling bestaatlaat zich het gedane verde
digen. Bovendien, in andere steden, als te Utrecht en Arnhem, zoo als
de heer Stoffels het zeer teregt aanmerkte, wordt op gelijke wijze gehan
deld en wordt nog meer belooning toegekend. Te Utrecht wordt van
70000 4 pCt. toegekend, te Arnhem van 133000 3 pCt. Als men
daarbij overweegt dat de architect geroepen is tot zoovele en velerlei werk
zaamheden en getoond heeft vele zaken op zoo meesterlijke wijze te ont
werpen en ten uitvoer te brengendan komt hem die belooning allezins toe.
De heer van Kaathoven. Ik hoop dan, dat die waarschuwing zal strek
ken om in het vervolg, alvorens eene dergelijke uitgaaf worde gedaan,
daarvoor de toestemming te vragen van den gemeenteraad.
De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik deel geheel het gevoelen
van de heeren Wttewaall en Tollens. Ik beschouw de zaak als een fait
accomplien er is nu niets meer aan te doen. Maar ik ben zeer tegen
het toekennen van emolumenten aan ambtenaren. De ambtenaren moeten
een behoorlijk tractement ontvangen. Zij moeten voor het werk, dat zij
verrigtenniet karigmaar genereus worden beloondmaar geene emolu
menten of bijzondere belooningen moeten zij ontvaugen.
De heer Scheltema. Het spijt mij ookdat het eene gedane zaak is.
De Commissie van Financiën heeft ons er op attent gemaakt dat die
uitgaaf van 600 aan den gemeente-architect, voor het opzigt over een
werk aan de gasfabriekin strijd is met de bepalingen van de instructie
van den architect, en ik beaam dit geheel. Het is hier, dunkt mij, de
vraag niethoe men de gasfabriek beschouwen kanen of men ze nu
eene industriële inrigting en dan weder stedelijk eigendom noemen kan,
maar alleen wat zij werkelijk iseigendom of geen eigendom van de ge
meente, en voorts wat onder de werkzaamheden van den architect behoort.
Dit blijkt duidelijk uit de beide verordeningen, de eene betreffende de
gasfabriek en de andere houdende de instructie van den architect. In de
instructie van den architect staat in art. 2: Hij (de architect) heeft het
opzigt over alle gemeente-eigendommen en gemeente-werkenof werken onder
het beheer der gemeente staande." Voorts staat nog in art. 7Hij zal
geen aandeel hehben in noch voordeel genieten van aannemingen of leve-
rantiën." De architect is dus, krachtens zijne betrekking, belast met het
opzigt over alle gemeente-eigendommen en alle gemeente-werkenen daar
voor geniet hij een vast tractement. Nu is het alleen nog maar de vraag:
is de gasfabriek een eigendom der gemeente, ja of neen? En dan blijkt
uit de verordening betreffende de gasfabriek dat zij wel degelijk gemeente
eigendom is. In art. I staat: "De stedelijke gasfabriek is een eigendom
der gemeente," en in art. 2: "Het beheer en bestuur dezer inrigting
wordt gevoerd door eene Commissie uit den Gemeenteraad." De gasfabriek
is dus niet alleen eigendom, maar ook onder het beheer der gemeente; en
ik geloof dus dat het aan geen twijfel onderhevig isdat het opzigt over
het werk aan de gasfabriek behoort onder de gewone werkzaamheden aan
de betrekking van gemeente-architect verbonden. Men heeft gewezen op
antecedenten en aangevoerd dat vroeger de heer Kros voor opzigt over een
gemeente-werk betaald is geworden; ik geloof echter, dat dit hier niet als
antecedent kan gelden, om de eenvoudige reden, dat de heer Kros geen
stads-architect was. Gesteld eens dat men ook nu gemeend had het opzigt
over het een of ander werkb. v. de Blaauwpoortsbrugniet aan den
gemeente-architect, maar aan een ander deskundige te moeten opdragen,
dan moet die deskundige daarvoor wel betaald worden. Hij behoeft het niet
voor niet te doenomdat de heer Schaap architect ismaar de heer Schaap
moet daarom niet extra beloond worden. Eene andere quaestie zou zijn, of
de architect, als anderen zijn werk doen, zijn volle tractement zou moeten
behouden; wat ik wel geloof, wanneer hij althans bereid was zijn werk zelf te
doen. Er is nog iets dat vreemd is, wanneer den heer Schaap belooning
werkelijk toekomt. Het is eene vaste conditie dat er voor opzigt over
werken 5 pCt. betaald wordt; waarom nu den heer Schaap slechts 2) pCt.
gegeven? Ik ben zeer voor zuinigheid, maar meen tevens, dat de ge
meente de diensten die haar bewezen worden betalen moet, zoo als ieder
ander, en zoo als er toe staat; dat zou in deze 5 pCt. zijn. Ik zie in
het betalen van slechts de helft eene halve erkenning, dat er eigenlijk
geen grond was om den architect voor opzigt over het werk aan de gas
fabriek te betalen, en er blijkt althans uit dat hem de geheele belooning,
de 5 pCt.niet toekwam. Ook had de architectindien hij krachtens