De Voorzitter. Ik geloof, dat het getal getuigschriften in deze niet tot maatstaf moet worden genomenmaar dat als maatstaf dient te strek ken de meerdere of mindere bekwaamheid. Het schijntdat die van van den Berg niet zoo zeer heeft gewogen bij den schoolopziener en den hoofd onderwijzer, die het meest bevoegd zijn in deze een oordeel uit te spreken. Er zullen misschien nog redenen bij die heeren hebben bestaandie ik echter niet weet, om van den Berg in de derde plaats op de lijst te plaatsen en hem niet aan te bevelen. Hem eene officieuse kennisgeving te doen, dat hij in het vervolg maar niet meer solliciteren moetacht ik zeer be denkelijk. Ik zou niet gaarne de verantwoording op mij nemen om eene eventuele benoeming hier te praejudiciëren. De heer de Moen. Al was er dan ook van van den Berg afzonderlijk gewaagd in een rapport, dat enkel voor de raadsleden ter visie wordt ge legd, dat zou, meen ik, meer opregt zijn geweest. Hebben dan Burge meester en Wethouders geen invloed op de examens en rapporten? Ik meen ja. De Voorzitter. Zekermaar daar nu in aaumerking zijn genomen juist zijdie bewijzen hebben gegeven van de meeste bekwaamheidvalt hier niets tegen te zeggen. De heer de Moen. Ik heb mij zeiven geheel onpartijdig afgevraagd, wat toch aanleiding kan hebben gegeven om ten aanzien van den derde niets gunstigs, noch ongunstigs te vermelden. De heer Stoffels. Het is reeds door den "Voorzitter aangemerkt, dat niemand meer bevoegd is dan de schoolopziener om de capaciteit van eenig sollicitant te beoordeelen. Komt er bij een vergelijkend examen iemand op die hem overtreftover wien toch zeer gunstig geoordeeld wasdan staat deze een sport lager en niet bovenaan op de voordragt en bij een volgend vergelijkend examen kan hij al weder worden overtroffenen het heeft voor hem dezelfde gevolgen. De heer de Moen. Ik geef u volkomen gelijk; maar ik moet daartegen nog dit opmerken, dat van den Berg iemand is, die hier zijne opvoeding en opleiding genoten heeft. Ik heb daarvan echter niet opzettelijk willen gewagenals wilde ik juist een vroeger stadgenoot voortrekkendat bij meerder bekwaamheid van anderen niet te pas komt; maar ik kom hoofd zakelijk daartegen op, dat in het rapport met geen woord van hem gewag is gemaakten wenschte daarop een voldoend antwoordniets meer. Tot de benoeming overgegaan zijnde, worden de heeren Tollens, Tiele- man en Hubrecht door den Voorzitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De heer Hoog komt ter vergadering. De uitslag der stemming is, dat met 10 stemmen wordt benoemd G. J. van dé Stouwe, zijnde 3 stemmen uitgebragt op van den Berg, terwijl 6 briefjes in blanco waren gelaten. 6. Benoeming van een 2den hulp-onderwijzer 3<le klasse aan de school n°. 2 voor onvermogenden. De voordragt bevat de volgende namenJacobus Frederik van der Blij Willem Frederik Oostveen, en Isaac Brevee, allen werkzaam binnen deze gemeente. Met 11 stemmen wordt benoemd J. F. van der Blij; zijnde 2 stemmen uitgebragt op W. F. Oostveenterwijl 6 briefjes in blanco waren gelaten. II. Benoeming van een adsistent-torenwachter. De voordragt deswege is van den volgenden inhoud //Voor de betrekking van adsistent-torenwachter heeft zich slechts één sollicitant aangemeld, hetgeen ontegenzeggelijk moet worden toegeschreven èn aan de geringe verdiensten aan deze betrekking verbonden èn meer be paaldelijk daaraan dat niet ieder zich durft toeschrijven de bekwaamheden te bezitten tot de waarneming dezer bediening vereischt. De proeven door den sollicitant gegeven waren voldoende en wij maken alzoo geene zwarigheid hem tot die betrekking bij uwe vergadering aan te bevelen." Met 17 stemmen wordt benoemd H. de Klerk, zijnde 2 briefjes in blanco gelaten. III. Voordragt om de scherpschutters-vereenigingen in de gelegenheid te stellen zich op een vrij terrein te oefenen. De voordragt is van den volgenden inhoud Blijkens de hiernevens overgelegde missive heeft het bestuur der stu denten-vereeniging tot vrijwillige oefening in den wapenhandel zich tot ons coHegie gewend, ten einde een uitgestrekt terrein te bekomen om daarop hunne oefeningen te houden. Voor die oefeningen van het garnizoen en de schutterij is bij het huur contract van het land achter Zomerzorg de noodige bepaling opgenomen; dan aan scherpschutters-vereenigingen werd toen niet gedacht. Ten einde deze en andere dergelijke vereenigingen te gemoet te komen, zijn wij in overleg getreden met den pachter van dat land en deze verklaart zich be reid die oefeningen daarin te vergunnen tegen de som van ƒ81. Wij ne men dientengevolge de vrijheid u voor te stellen hieraan uwe goedkeuring te hechten en den pachter alzoo over dit jaar, waarover de pacht nog loopt, op gronden van billijkheid, naar luid van art. 139 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85), op zijne pachtsom van ƒ531 eene kwijt schelding van ƒ81 te verleenen." De heer Tollens. Ik heb geen bezwaar tegen de zaak zelvemaar^ de Commissie van Financiën heeft eene reflexie gemaakt, die ook bij mij is opgekomen. De Commissie van Financiën echter heeft zich eerder tevre den gesteld dan ik; want zij heeft de door haar verlangde opheldering, op het rapport van Burgemeester en Wethouders, gevonden in het tevens overgelegde briefje van Borgerding. Daaraan heb ik niet genoeg. Uit het rapport van Burgemeester en Wethouders zou men namelijk opmaken, dat van den aan Borgerding verhuurden grond alleen gebruik zou worden gemaakt door de studenten-scherpschuttersvereeniging. Wanneer nu in het rapport niet tevens de bedoeling ligt. dat diezelfde grond ook ten gebruike van de burger-scherpschuttersvereeniging zal kunnen verstrekkendan zou ik de sonT, waarvoor aan Borgerding reductie op zijne pachtsom verleend werd te belangrijk achten. De heer Hdbrecht. Ik kan mededeelen, dat bij de onderhandelingen met den pachter van het land voor de schadevergoeding die nu wordt aan gevraagd is bedongendat niet alleen de studenten-scherpschuttersvereeni- ging, maar in het algemeen scherpschuttersvereenigingenhetzij nu be staande of' later op te rigtenvan dit land voor de oefeningen zullen kunnen gebruik maken. De heer Tollens. Ik twijfel niet aan de nu toegelichte intentie van Burgemeester en Wethoudersmaar in de voordragt is er alleen en uitslui tend sprake van gedeeltelijken afslag van de huur, ten behoeve van de stu- denten-scherpschuttersvereeniging. Moest het nu alleen deze vereeniging gelden, dan, meen ik, dat 81 te veel wezen zou. De Voorzitter. Het denkbeeld was dan tochdatals ook andere scherpschuttersvereenigingen zich aanmeldden, zij van dien grond gebruik zouden kunnen maken. De heer Tollens. Dat blijkt toch niet uit de overgelegde stukken. De heer Hubrecht. Daar in de conditiën van den pachter alleen ver meld staat: oefeningen van schutterij en infanterie, behoefde hij ook nie mand anders toegang te verleenen. Wij moesten dus overeenkomenop welke conditie hieraan scherpschutters-vereenigingen toe te voegen. Op de voor gestelde wijze kan dit geschiedenen dan immers staat het de regering vrij om toegang te verleenen aan elke scherpschutters-vereeniging hier ter stede. De heer Tollens. Er is toch op niets anders gepraeadviseerd dan op het adres der studenten-scherpschuttersvereeniging. De heer van Outeren. Ik meen, dat het goed is dat hetgeen door den heer Tollens is ter sprake gebragt uitdrukkelijk in het besluit worde opgenomen ten einde allen twijfel weg te nemen. De Voorzitter. Dat blijkt toch reeds genoegzaam uit de discussie. De heer de Moen. De intentie der Commissie van Financiën was geen andere, dan dat aan Borgerding 81 vrijdom van huur zou verleend wor den op de voorwaardedat de grond aan alle scherpschuttersvereenigingen ten gebruike zou worden afgestaan. De heer van der Hoeven. Ik heb op dit punt geene consideratiën maar hetgeen nu in behandeling is brengt mij in herinnering wat er ten aanzien der schietbaan is voorgevallen. Nadat besloten is, dat er van ge meentewege eene schietbaan zal worden opgerigt, is het punt van bekosti ging der schietbanen in de Tweede Kamer der Staten-Generaal behandeld en in dien zin beslistdat de kosten van aanleg der schietbanen door het Kijk zouden worden gedragen. En nu wilde ik vragenof de schietbaan waarvoor wij reeds eene som hebben aangewezentoch voor onze rekening zou blijven. VVij zouden dan door dien ongelukkigen zamenloop van een voor weinige dagen genomen besluit in onkosten vervallendie andere gemeenten niet behoeven te dragen. De Voorzitter. Het in de Tweede Kamer voorgedragen en aangeno men amendement heeft onze aandacht zeer getroffen en als van zelve rees bij ons de vraag, of, indien de Eerste Kamer de wet aanneemt, dezerzijds geene pogingen behooren te worden ingestelddat de schietbaan door de Regering worde overgenomen. De billijkheid vordert zulks. Wij gingen tot het oprigten van eene schietbaan overtoen het gebleken was dat de Hooge Regering zich ongenegen betoonde die van rijkswege aan te leg gen. De gronden, waarop gedifficulteerd werd, zijn door het amendement en gewijzigd artikel vervallen. Ik vertrouw dan ook dat die overname alsdan geen bezwaar zou ontmoeten. Ik stel nu voor in zoo verre eene wijziging in het besluit te brengen, dat door de vergoeding, die de gemeente aan Borgerding geeft voor de pacht van den grond, het bestuur aan alle scherpschutters-vereenigingen vergunning kan geven er gebruik van te maken. Alzoo aangevuldwordt de voordragt met algemeene stemmen aangenomen. IV. Staat van af- en overschrijving op de gemeente-begrooting van 1866. De Commissie van Financiën raadt dien staat vast te stellen. De heer de Moen. Ook ik heb geen bezwaar gemaakt dien staat goed te keuren, zoo als ook uit mijne onderteekening van het rapport blijkt. De zaak, waarvoor deze af- en overschrijving moet strekken, is een fait accompli. Maar ik wenschte wel, dat in het vervolg of Burgemeester en Wethouders, of Curatoren van het gymnasium zorgden dat sommen, voor drukwerk en dergelijken op de begrooting toegestaan, niet wierden over schreden. De Voorzitter. Dit tekort is ontstaan door drukwerk voor de versla gen, die eenige jaren ten achteren waren. De rector van het gymnasium ging daarbij van de veronderstelling uit dat de somdie voor de versla gen in vorige jaren ongebruikt gebleven was, tot dat doel bestemd bleef; eene vergissing die zeer verschoonbaar was. In het vervolg zal dan ook zoodanig tekort niet meer plaats hebben. De staat wordt hierop met algemeene stemmen goedgekeurd. V. Adres van Verkouw en Stokhuyzen en J. L. Creyghton, ter beko ming van gemeentegrond tot den aanleg van eene bergplaats voor petroleum. Burgemeester en Wethouders stellen voor, overeenkomstig het rapport van de Commissie van Fabricage, adressanten de oprigting van eene be waarplaats van petroleum op den daarbij bedoelden grond (een gedeelte van het Raamland buiten de voormalige Marepoort) toe te staanmits de door de Commissie vermelde voorwaarden aan die vergunning verbonden worden. De Commissie van Financiën raadt dienovereenkomstig te besluiten. De heer Meerburg. Ik kan mij moeijelijk vereenigen met het rapport, daar wij de plaats, die aan de adressanten wordt afgestaan, niet kunnen missen. Het is hoogst waarschijnlijk, dat er niet een, maar twee gashou ders zullen moeten gebouwd worden, en in de nabijheid der anderen is niet van gevaar ontbloot. Er zal dus niets anders overblijven dan den singel te verleggen. En dat zoude dan niet mogelijk zijn. De heer van Outeren. Het heeft bij de Commissie van Fabricage een naauwgezet punt van overweging uitgemaakt, welk gedeelte van het Raam land het best voor een petroleum-magazijn kon worden afgestaan. Zulks

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 2