vergunning te bepalen tot 300 kan, zonder van vaten te spreken. Dat amendement heeft de prioriteit. De vergadering zal dus dit punt moeten uitmaken. De heer Hübrecht. Ik zoude dan toch wenschelijk vinden om de hoe veelheid wat ruimer te stellen en te bepalen op 350 kan. Dan zoude daardoor twee fusten kunnen voorhanden zijn. De heer van Outehen. Met 350 kan zou ik mij wel kunnen vereenigen. De heer van Wensen. De oorspronkelijke fusten bevatten altijd meer dan 100 kan, en doorgaans tusschen 150 a 160 ned. kannen. De heer Cock. Ik blijf bij mijn voorstel, om het getal op 300 kan te bepalen. Dat voorstel wordt voldoende ondersteund. De heer van Heukelom, Ik geef de voorkeur aan 350 kan. In stemming gebragtwordt het voorstel van den heer Cock verworpen met 8 tegen 7 stemmen. Voor hebben gestemd: de heeren van Outeren, Cock, Buys, van der HoevenKutgersGoudsmit en de Moen. Het voorstel van den heer van Outeren, om het getal op 350 kan te be palenwordt aangenomen met 11 tegen 4 stemmen. Tegen hebben gestemd: de heeren Meerburg, van Wensen, van Heu kelom en Hartevelt. De heer Buys. De laatste regel zal nog eene kleine wijziging behoeven. In plaats van: //vier vaten", zal men nu moeten lezen «-450 kan." Met die nadere wijziging wordt het artikel goedgekeurd met 11 tegen 4 stemmen. Tegen stemden: de heeren Meerburg, van Wensen, van Heukelom en Hartevelt. Art. 3 (nu 4). Het is verboden in bewaarplaatsen van bronolie a kunst licht te hebbenb gasleiding aan te brengen; c eenig vuur te hebben; d tabak of sigaren te rooken. De heer Stoffels. Om nu 's avonds op den winterdagals het reeds ten 4 a 5 ure donker is, in de bergplaats te komen zonder licht, zal nog al moeijelijk zijn. Het artikel wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. Art. 4 (nu 5). Verkoop, verwerking of aflevering van bronolie mag niet geschieden dan door personen boven de 16 jaren. Wordt zonder beraadslaging goedgekeurd met 14 stemmen tegen 1 (die van den heer van Wensen). Art. 5 (nu 6). Het verkoopen en bewaren van ongezuiverde bronolie is binnen deze gemeente verboden. De heer van Heukelom. Ik zou willen vragen, of dit artikel wel zou kunnen gehandhaafd worden. Is dat onzuiver petroleum zoo maar te on derkennen Zoo nietdan zou ik er voor wezen om er dat maar uit te laten. Wij hebben toch reeds beperkende bepalingen genoeg gemaaktom er dat nog bij te voegen. De Voorzitter. Het onzuiver petroleum is juist het gevaarlijkst. De heer van Heukelom. Ik geef dat gaarne toe, maar de voorraad daarvan is zoo gering, dat er dat wel gemakkelijk door kan. De heer Hartevelt. Ongezuiverd petroleum is zeer gemakkelijk te onderkennen, en het is dus zeer nuttig den verkoop en het bewaren daarvan te verbieden. Het artikel wordt goedgekeurd met 14 stemmen tegen 1 (die van den heer van Heukelom). Art. 6 (nu 7). Het is niet geoorloofd bronolie in grooter hoeveelheid dan van vijf vaten door deze gemeente te vervoerenzonder voorafgegane kennisgeving aan de policie en met inachtneming der door haar voorge schreven behoedmiddelen. De heer Krantz. Het zal noodig zijn om in plaats van 5 vaten de hoeveelheid kannen te bepalen. De heer van Heukelom. Misschien is het beter hier van vijf fusten te spreken. De Voorzitter. Ik zou liever van kannen melding maken. De heer van Outeren. Dat zou te moeijelijk zijn, als het een vervoer per schip geldt. Zulk vervoer zal toch wel altijd in vaten plaats hebben. De heer Krantz. Mij dunkt, er is geen bezwaar om de hoeveelheid van het vervoer in kannen op te geven, al wil men die op 1000 stellen. De vaten kunnen verschillen in grootte; daarom is die maatstaf niet zeker. De heer van Outeren. De bedoeling is deze, dat het vervoer niet anders geschiedt dan per vat of per fust. De Voorzitter. Maar als het nu eens een vat was van zeer grooten omvang? De heer van Outeren. Dan nog kan die grootere hoeveelheid geen bezwaar opleveren. De heer van der Hoeven. Dan is ook wel de geheele bepaling niet noodig. De heer van Outeren. Geenszins; het doel is om voor het vervoer van eene aangewezen hoeveelheid policie-toezigt voor te schrijven. De heer van der Hoeven. Maar wat beteekent dat, als er toch geen gevaar is? De heer van Outeren. De bedoeling is, dat eene hoeveelheid van min der dan vijf vaten geen policie-toezigt vereischt. De heer van der Hoeven. Juistmaar ik dacht te hebben gehoord dat er bij eene grootere hoeveelheid toch geen gevaar bestaat. De Voorzitter. Ik geloof dat het best zou zijnals men dat overbren gen reduceerde tot kannen. De heer van Outeren. Daartegen zou ik nog al bezwaar hebben daar ik mij niet kan voorstellen, dat een vervoer anders dan per fust zal geschieden en de inhoud, dan bij kannen berekend, juist zal kunnen wor den geconstateerd. De heer Meerburg. Het is toch spoedig te zienof er een fust van driehonderd of van vijf honderd kan wordt vervoerd. De heer Goudsmit. De vraag isof de geheele bepaling van een quantum wel noodig is. Naar mate toch het getal grooter is zal men voorzigtiger wezen, en zullen althans de voorbehoedmiddelen scherper worden genomen. De Voorzitter. Men zal toch altijd aan de policie verlof moeten vra gen tot dat vervoer. De heer Goudsmit. Mijne bedoeling is eene andere. Ik wilde het al- 1867. leen laten bij eene kennisgeving aan de policie, en bij het vervoer elke hoeveelheid vrij laten. De Voorzitter. Door de commissie was het artikel zoo geredigeerd. Maar nu is de vraag wie van de heeren daarop een amendement wenscht voor te stellen. De heer Stoffels. Er staat //door de gemeente". Als nu een sehuit met petroleum geladen van buiten de gemeente naar Delft vaarten zich eenigen tijd alhier in de vaart zelve ophoudtis zij dan ook onder dit artikel begrepen De Voorzitter. Dit punt is ook in onze afdeeling besproken. Het artikel kan niet gelden het vervoer te water. De heer Meerburg. Is dat dan ook niet een vervoer door de gemeente? De heer Hartevelt. Dit artikel geeft eene verschrikkelijke belemme ring aan den handel, want men zou kunnen goedvinden het toe te passen op iedere schuit die de stad passeerde. Er zou minstens een half uur voor bijgaan om die kennisgeving te doen, en de'schipper zou geen tijd heb ben zoo lang te wachten. Tijd is geld, en dit is eene tijdroovende bepaling. De heer Goudsmit. Het gevaar kon toch wel aanwezig zijnwanneer de schipper goedvond een pijpje te rooken. De heer Hartevelt. Dit kan waar zijn op een kruidschip, maar ik zie het gevaar niet in op een schip met petroleum geladen. Tegen het eerste zijn landsmaatregelen en voorschriften; maar wie zal den schipper, van welke schuit ook, waarin petroleum geladen is, beletten zijn pijpje te rooken? De heer van Outeren. Het kon wel gebeurendat de schipper 's nachts met de lading binnen de stad bleef liggen en dit zou zonder kennisgeving aan de policie en zonder de voorzorgsmaatregelendoor haar te nemen niet wenschelijk zijn. De heer de Moen. Ik ken gevallen dat vrachtschuiten met 70 vaten petroleum waren geladen en in de stad vernachtten. De heer van df.r Hoeven. Ik zou gaarne de grootste hoeveelheid tot 500 kan willen bepaald hebben. Wat de heer Hartevelt opmerkt, is eene vraag die de geheele verordening domineert. Wij maken de verordening niet om den handel in petroleum te bevorderenmaar ten nutte der inge zetenen die niet gaarne hunne huizen in brand zouden zien geraken. Met de wijziging, door den heer van der Hoeven aangegeven, wordt het artikel goedgekeurd met 9 tegen 6 stemmen. Tegen stemden: de heeren de Eremery, van Wensen, van Heukelom, Stoffels, Krantz en Hartevelt. Art. 7 (nu 8). Ter verzekering van de nakoming der in deze verorde ning vastgestelde bepalingenwordt aan de ambtenaren der policie de be voegdheid toegekend ommet inachtneming der voorschriften van art. 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n°. 83), de woningen of andere panden der ingezetenen en de vaartuigen der schippers of schuitenvoerders, huns ondanks, binnen te treden. De voornoemde beambten maken van alle overtredingen dezer verordening, op den ambtseedproces-verbaal opaan den Burgemeester in te dienen. De heer Goudsmit. Ik heb eene kleine bedenking op de redactie. Onder de woorden fde woningen der ingezetenen" bedoelt men zeker de woningen der ingezetenenwaar petroleum verkocht wordt. Maar ik wenschte dit geheel en al weg te laten. Men heeft toch panden en vaartuigen. De Voorzitter. Dan zou het worden //de panden en vaartuigen der schippers." De heer Goudsmit. Dan zouden de schippers ook kunnen wegvallen. De heer Cock, Is de bepaling van het //huns ondanks binnentreden" hier wel gepast? De heer Buys. De wet van 31 Augustus 1853 schrijft voor, dat, als de verordening niet uitdrukkelijk anders bepaalt, de bevoegdheid om de woningen binnen te treden slechts kan worden ingeroepen tusschen zonsop gang en zonsondergang. Hier intusschen zal men aan die beperkte be voegdheid niet genoeg hebbennaar ik vrees. Immers om te constateeren dat iemand in strijd met de verordening kunstlicht brandt in eene bewaar plaats van petroleum moet men de bevoegdheid hebben die bewaarplaats ook na zonsondergang binnen te komen. Ik neem dan ook de vrijheid voor te stellen, de laatste woorden van de eerste zinsnede dus te lezen: //huns ondanksook tusschen zonsonder- en opgang binnen te treden." Dit amendement wordt voldoende ondersteund en met algemeene stem men goedgekeurd. De heer van Outeren. Ik wenschte, zoo als in andere gemeentenb.v. te Amsterdam plaats heeft, die bevoegdheid ook te hebben toegekend aan den directeur van het brandwezen en aan de brandmeesters. De heer Meerburg. Die ambtenaren kunnen geen proces-verbaal opmaken. De Voorzitter. Ja, zij zijn daartoe wel degelijk bevoegd. De heer Hübrecht. Ik zou het beter achtende bevoegdheid toe te kennen aan den directeur van het brandwezen en de rooimeesters en niet aan de brandmeesters. De heer Krantz. Als er eenige quaestie is, kunnen de brandmeesters zich toch wenden tot de rooimeesters of de policie. De heer Hübrecht. Bij de algemeene policie-verordening is hun die bevoegdheid evenzeer toegekend. De Voorzitter. Ik ben er zeer voor die uitbreiding van magt aan de rooimeesters te geven. Het amendement van den heer van Outeren wordt met de wijziging, door den heer Hübrecht voorgesteld, aangenomen met 11 tegen 4 stemmen. Tegen: de heeren Meerburg, van Wensen, Krantz en Hartevelt. Het artikel wordt in zijn geheel evenzeer met 11 tegen 4 stemmen goedgekeurd. Tegen: dezelfde heeren. De heer Goudsmit. Ik zou willen vragen of onder het in dit artikel bepaalde ook rijtuigen begrepen worden. Er wordt alleen gesproken van schippers en schuitenvoerders. De Voorzitter. Het verbod specteert meer de schuitendie wij vree zen dat zich 's nachts hier zullen ophouden. De heer Cock. De wet van 1853 slaat uitsluitend op het binnentreden van //woningen," en het schijnt mij moeijelijk toe ook rijtuigen daaronder te begrijpen. 20

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 5