gUDMfiSH TAN 118 GEMEENTERAAD TAN LEW. 9. Zitting van Zaturdag SO April 1867 geopend, des namiddags te 1 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Stoffels, KrantzRutgers, Goudsmit, Hartevelt, de Moen, de FremeryMeerburg, van Wensen, van Outeren, van Heu- kelom, Cock, Hubrecht, Buys en van der Hoeven. De heeren Tollens en Hoog gaven kennis verhinderd te zijn de vergade ring bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 18 April 11. worden gelezen en goedgekeurd. Aan de orde is: I. Aanvragen om teruggave van betaalde plaatselijke directe belasting van J. Nieuwenhoff. Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën raden gunstig daarop te beschikken en den adressant de som van f 6.36 te resti tueren. Wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. D. Smit. Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën raden den adressant of eene som van f 1.18 te restitueren. Wordt op gelijke wijze aangenomen. II. Adressen om continuatie van de stads-doetoren a. J. C. Kist 3 b. G. Zaalberg en van den stads-heelmeester c. Dr. J. van Kaathoven. De heer Krantz. Zal het niet noodzakelijk zijn, vermits ik tot den heer Kist in een graad van verwantschap sta, waardoor ik aan de stemming geen deel mag nemen, en wij alzoo niet kunnen geacht worden voltallig te zijn, dat deze benoeming alsnog worde aangehouden? De Voorzitter. Wij zouden de benoeming van allen kunnen aanhou den tot straks, als wanneer er welligt nog een of ander lid ter vergadering zal komen. Dienovereenkomstig besloten zijnde, is aan de orde: III. Voordragt tot ontslag van een stedelijk ambtenaar. Die voordragt is van den volgenden inhoud: "Op het hierbij overgelegd rapport van den eersten Commissaris van policie alhier, hebben wij de eer u bij deze het ontslag van den adsistent- torenwachter Johannes Petit voor te dragen." De heer de Moen. Ik ben daar zeer voor; en het verwondert mij zelfs, na het rapport van den eersten Commissaris van policie te hebben gelezendat die man ooit adsistent-torenwaehter is geweest. De voordragt wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Stoffels. Wat betreft de vraag of de heer Krantz zich al dan niet van stemming bij deze benoeming behoort te onthouden ge loof ik niet dat art. 46 der gemeentewet hier op hem van toepassing is. Dat artikel toch zegt"Zij onthouden zich van medestemmen over de zaken die hen, hunne echtgenootenof hunne bloed- of aanverwanten, tot den derden graad ingeslotenpersoonlijk aangaanof waarin zij als gelastigden zijn betrokken." Tusschen den heer Krantz en den heer Kist bestaat er in den zin der wet geen bloedverwantschap. Was de verwantschap van de zijde van den heer Krantz zeiven, art. 46 was toepasselijk; daar dit zoo niet is, kan er mijns inziens geen sprake van zijn. De heer Krantz. De heer Kist en mijne vrouw zijn broeder en zuster. De heer Stoffels. Dan nog is art. 46 hier niet toepasselijk; want ik geloot niet, dat deze grond van aanverwantschap daaronder begrepen is. De heer Krantz. Ik blijf van gevoelen, dat art. 46 wel degelijk hier toepasselijk is, sprekende van bloed- of aanverwantschap»tot den derden graad ingesloten." De Voorzitter. De quaestie is opgeheven door de komst van de hee ren Buys en van der Hoeven. Alsnu tot de benoeming overgegaan zijnde, worden de heeren Stoffels, Hartevelt en Hubrecht door den Voorzitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. Met betrekking tot den heer Kist worden door Diakenen der Nederd.- Hervormde gemeente, Regenten der Roomsch-Catholijke armen en weezen en de Armverzorgers der Nederl.-Israëlitische gemeente geadviseerd hem als stads-doctor te continueren. Met 14 stemmen wordt de heer J. C. Kist in voorschreven betrekking gecontinueerd; hebbende de heer Krantz zich van het medestemmen daar over onthouden. Met betrekking tot den heer Zaalberg zijn de rapporten als boven van gelijke strekking. Met 15 stemmen wordt de heer G. Zaalberg in voorschreven betrekking gecontinueerd. Eindelijk ten aanzien van den heer van Kaathoven zijn mede de rappor ten als boven van gelijke strekking. Met 8 stemmen wordt de heer Dr. J. van Kaathoven als stads-heelmees ter gecontinueerd, zijnde 7 briefjes in blanco gelaten. IV. Verzoek van de Nationale Zangvereeniging tot het gebruik van de stads-gehoorzaal. 1867. Burgemeester en Wethouders raden bedoeld gebruik toe te staan, en zulks tegen eene vergoeding van 20 gulden, i Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. V. Verzoek van P. Schouten c. s. om nog vier maanden in het genot van de toelage als gewezen ambtenaren der plaatselijke belastingen gesteld te worden. Burgemeester en Wethouders raden dit verzoek, als voor geene gunstige beschouwing vatbaar, te wijzen van de hand; met welk advies de Commissie van Financiën zich vereenigt. De heer de Fremery. Ik moet erkennen, dat ik niet dan noode mij vereenigd heb met de conclusie van het rapport, door ons uitgebragt. Ik heb dat gedaanomdat ik geene vrijheid vond om op het besluit van den Raad, waarbij de wachtgelden zijn vastgesteld, terug te komen. Niettemin blijft het mijne individueele meening, dat die ambtenaren zeer karig be dacht zijn, in vergelijking met hetgeen in 1860 bij de afschaffing der ge- meente-accijnsen in België aan de beambten is toegekend, waar zij ruim een derde meer dan hier ontvangen hebben. Ik neem daarom deze gele genheid waar, om mijnen geachten medeleden de belangen van de adressan ten en anderen die nog geen werk hebben gevonden aan te bevelen; meer dere van hen hebben door ijver en naauwgezette pligtsbetrachting inderdaad de belangen dezer gemeente zeer bevorderd, en verdienen daarom, bij voor komende gelegenheidonze voorspraakonze hulp om weder in andere be trekking geplaatst te worden. De heer Stoffels. Het spijt mij ook, dat ik tegen de inwilliging van het verzoek moet stemmen. De conclusie van beide rapporten wordt hierop zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. VI. Tarief van de gabel op hel trekpad van deze gemeente op den Leydschen Dam. De heer Meerburg. Ik hoop, dat er nu wat strenger zal ingevorderd worden dan in de laatste jaren. De Voorzitter. Er is in den laatsten tijd meer op gelet. De heer Meerburg. Anders zou ik wel voor eene verpachting zijn. De heer Hubrecht. Wat de heer Meerburg wenscht, hieraan wordt reeds voldaan. Het voornemen toch is om met 1° Julij e. k. de verpachting te doen ingaan en daarvoor wordt de goedkeuring van dit gewijzigde tarief aan den Raad ter vaststelling aangeboden. De heer Goudsmit. Het verheugt mijdat ook het dagelijksch be stuur, blijkens dit tarief, van de overtuiging doordrongen is, dat in belas tingzaken tweemaal twee geen vier is. Wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. VII. Verzoek van J. B. Asbrede om vergunning tot het leggen van een duiker. Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig het rapport van de Commissie van Fabricage, de inwilliging van het verzoek om een duiker, bestaande uit buizen van gebakken steen, te leggen in de straat, om water uit de Mare te trekken voor des adressants branderij in de Dolhuissteeg Wijk VI n°. 1362 en 1362', mits onder toezigt van den gemeente-architect en betalende, behalve de kosten van het opnemen en herstellen der straat, het regt van ƒ1.50 's jaars, bepaald bij art. 3. n°. 37 van hel tarief vastgesteld 5 Maart 1857. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. VIII. Adres van Jhr. Mr. J. N. van Puttkammer, ter bekoming van gemeentegrond. Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig het rapport van de Commissie van Fabricage, het verzoek van den adressant, waarbij deze p. m. 17 vierk. ellen in gebruik verlangt van den grond waarop de afge broken buiten-Hoogewoerdspoort heeft gestaanin te willigenmits door een ronden muur, voor zijne rekening te stellen en te onderhouden, af te sluiten, alsmede tegen betaling eener jaarlijksche recognitie van 60 cents, berekend tegen 3J cent de vierk. el. De heer Meerburg. Ik kan mij daarmede moeijelijk vereenigen. Ik ben tegen die geheele verandering aan de Hoogewoerdspoort geweest, daar ik niet geloof, dat het aanzigt zal meevallen. Ik word daarin versterkt door dit plan. Ik zou aan de vergunning dan ook willen hebben verbon den de voorwaarde: tot wederopzecjgens toe. De Voorzitter. Maakt de heer Meerburg daar een voorstel van? De heer Meerburg. Ja, mijnheer de Voorzitter. De heer van Outeren. Ik geloof, dat het plan van den heer van Puttkammer, zoo als het uit de overgelegde teekening blijkt, in het be lang der gemeente is; zonder dat plan begrijp ik niet, op welke wijze daar, bij het binnenkomen der stad, een goed aanzigt zou te verkrijgen zijn. Door het afbreken der poort is er eene geringe ruimte open geval len die een hoek vormtbleef dat zoohet zou een misstand gevenen ik verheug mij dat de heer van Puttkammer er de kosten voor over heeft, om eene bepaalde verbetering daar aan te brengendie in overeenstemming zal zijn met hetgeen aan de andere zijde, van stadswege, wordt gemaakt. De heer Hubrecht. Ik meen ook datnu de bestaande muur niet tot dezelfde hoogte wordt doorgetrokkenmaar er een andere vorm aan wordt gegevenhet geheel daardoor een goed aanzien zal verkrijgen. De hoek die anders, zoo als de teekening aanwijst, zoude overblijven wordt daardoor weggenomen, en het geheel meer in overeenstemming gebragt met hetgeen de stad aan de tegenovergestelde zijde, doet daarstellen. Overigens zal, daar de muur door een ijzeren hek op voetstuk wordt vervangendezelfde rigting blijven aangewezen. 19

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 1