Leyden26 Januarij 1867.
Aan den Gemeenteraad van Leyden.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken rekent zich verpligt U hare
bedenkingen te doen kennentegen het door een lid uwer vergadering ge
daan voorstel, tot verhooging der schoolgelden in deze gemeente. Indien
het voorstel alleen betroffen had het schoolgeld door de vermogendste klasse
van ingezetenen betaald voor de opleiding hunner kinderen tot het hooger
onderwijsmet andere woordeneene verhooging der kosten van het Gym
nasiumwij zouden het buiten onze roeping en onzen werkkring geacht
hebbendaarover onze meening te zeggen. Doch het voorstel omvat ook
de Hoogere Burgerschool en twee categoriën van scholen voor lager onder
wijs. Het grijpt dus ook bepaaldelijk in de voorwaarden en kosten van
onderwijs der middenklassender burgerij in engeren zinen door deze
verhooging van kosten belemmert en belet het vooral deze verstandelijke
ontwikkeling der nijvere bevolking, welke wij steeds hebben beschouwd als
eene eerste voorwaarde voor eene krachtige nationale nijverheid.
Het is dit motief bovenalhet motief dat eene verhooging der school
gelden op de scholen van lager onderwijs en op de Hoogere Burgerschool
onvermijdelijk ten gevolge zal hebben, dat klassen die door dit onderwijs
bij uitnemendheid trachten zich te bekwamen tot het uitoefenen van hand
werken ambachtenneringenin één woord van eenigen tak van particu
liere nijverheid, daarin door de meerdere kosten zullen bemoeijelijkt of
verhinderd wordendat ons noopt onze bezwaren hiertegen bij U in te
brengen. Sedert jaren is het onze vaste overtuiging, dat zoo de nederiandsche
nijverheid, het woord in den ruimsten zin genomen, in menig opzigt nog
niet op gelijke hoogte staat met die van andere landendit voor een groot
deel moet geweten worden aan ongenoegzame en onvoldoende middelen om
het verstand te ontwikkelen en zich voor zijn vak te bekwamen. Wij
hebben dit meer dan eens verklaard. Toen in 1862 de Kegering ons oor
deel vroeg over een ontwerp van verlaging van het indisch tarief, als
overgangs maatregel tot eene aanstaande afschaffing der differentiële regten
was eene der redenen waarom de Kamer tegen dit plan adviseerde deze,
dat onze nijverheid de bestaande bescherming nog behoefde "zoolang geen
ook bepaaldelijk voor de arbeidsklasse doeltreffend ingerigt lager en middel
baar onderwijs de gelegenheid geeft, bekwame industriëlen te vormen. Een
nederlandsch ondernemer van eenigen tak van bedrijf" merkte toen reeds
de Kamer op, "heeft veel meer moeite zich voor zijn vak te bekwamen
dan buitenlandsche industriëlen hebben, omdat Nederland de nijverheids
scholen mist, welke in andere landen, b. v. in Duitschland en Zwitserland,
voortreffelijk zijn ingerigt. De nederiandsche industriëel mist deze gelegen
heid tot wetenschappelijke opleiding, terwijl in den tegenwoordigen tijd
zonder wetenschap geene nijverheid bestaan kan. De nederiandsche indu
striëel mist deze gelegenheid èn voor zich zeiven èn voor zijne werklieden.
Wij mogen niet aarzelen het te zeggen. De nederiandsche fabriekarbeider
staat bij dien van andere fabrieklanden achter, zoowel in verstandelijke als
in ligchamelijke ontwikkeling. Hij is zwakzoowel intellectueel als physiek.
En hij is dit, voor een groot deel, door oorzaken buiten hem, door den
hoogen prijs van zijne eerste levensbehoeften, welke door de lands- en ge
meente-belastingen op het verbruik zoozeer verhoogd wordenen doordien
hij verstoken is van het middel eener doelmatige opleiding in zijn bedrijf,
welke hem anders zou kunnen dienen om in zijn vak vooruit te komend Drie
jaren later werd het plan van 1862 weder opgevat, en de Kamer erkende
toen in haar nader adviesdat aan vele barer vroegere bezwaren reeds was
te gemoet gekomen, en met name ook dat de sedert 1862 tot stand ge-
bragte regeling van het middelbaar onderwijs was geweest "een eerste stap
om te geraken tot deze vorming en ontwikkeling der industriële klasse,
welke wij beschouwen als eene onmisbare voorwaarde voor eene gezonde en
bloeijende nijverheid."
Behoeven wij thans nog te zeggenmet hoeveel leedwezen wij den Ge
meenteraad den stap achterwaarts zouden zien doen van het verhoogen der
schoolgeldenbijzonder voor die vakken van onderwijs waaraan de industriële
klassen der bevolking de grootste behoefte hebben, en die het bezoeken
der school voor menigeen ondoenlijk zou maken? Want het is, onzes
inzienseene dwalingwanneer men alleen in de onderste lagere scholen
de eigenlijke ®o£techool ziet en in de burger- en hoogere burgerscholen
inrigtingen van onderwijs uitsluitend bestemd voor de gegoede burgerij, die
hare kinderen niet naar de Hoogeschool zendt. Naar onze meening en
zij is, gelooven wijook de bedoeling der wet is alle onderwijs één
zamenhangend geheel, in trappen gescheiden om de keuze van het ver
langde onderrigt voor ieder gemakkelijk te maken en opdat men van het
minder uitgebreid onderwijs zou kunnen gaan tot het meer uitgebreide,
doch geenszins om slagboomen te stellen waarbinnen de verschillende stan
den der maatschappij zichelk op zijn gebiedzouden moeten bewegen en
beperken. Voor ons is alle onderwijs to^fcs-onderwijs en zijn alle scholen
uotósscholen. In de lagere scholen worden de eerste beginselen van alge-
meene onmisbare kennis geleerd, die later, door meer uitgebreid onderwijs,
kan voortgezet en voltooid worden. De woorden lager onderwijs" en
lagere school" hebben zekerlijk geenerlei betrekking tot het personeel dat
er gebruik van maakthet heet alleen daarom "laag", omdat het de eerste,
de onderste sport is die men betreden moet om tot hoogere kennis te
geraken. In de gewone burger-de ambachts- en de hoogere burgerschool
worden deze specialekundighedende gronden der technische kennis, ge
leerd, door welke men zich voor de uitoefening van eenig bepaald beroep
wil bekwaam maken. De hoogere burgerschool is niet eene in wezen en
doel van de gewone burger- en ambachtsschool afwijkende inrigting, even
weinig als de school voor meer uitgebreid lager onderwijs tot eene andere
klasse van scholen behoort dan de gewone lagere school. Bij het middel
baar gelijk bij het lager onderwijs blijft, hoewel de inrigting der onder
scheiden scholen van elkander moge verschillenhaar zamenhang en verband
bestaanomdat zij allen leiden naar hetzelfde doel. De benaming ahoogere
burgerschool" moet ons niet in verwarring brengen. Zij is eene "hoogere"
school, omdat zij eene hoogere ontwikkeling geeft en den kring van haar
onderwijs verder uitbreidt dan de gewone burgerschool, omdat zij gelegen
heid geeft meer te leeren, maar niet omdat zij bestemd is eenen bijzonderen
stand van burgers te vormendie hooger moeten staan dan het gros der
burgerij. Het spreekt van zelf, dat niet allen die de lessen der gewone
burgerschool en der ambachtsschool bijwonen, ook die der hoogere burger
school volgen zullen. Doch de gelegenheid daarvoor bestaat, en men mag
verwachten dat er ook leerlingen zullen zijn die, na de eerstgenoemde scholen
doorloopen te hebben, verlangen hunne reeds verkregen kennis aan te vul
len en te voltooijen door gebruik te maken van het meer uitgebreid onder
wijs der hoogere burgerschool. De thans daartoe bestaande gelegenheid
moet, onzes inziens, behouden blijven. Wij zouden het als eene onbillijk
heid beschouwen, dat men de leerlingen, die het meer uitgebreid onderwijs
der hoogere burgerschool verlangen, den toegang daartoe belette, door van
hen een schoolgeld te eischendat menig hunner niet zou kunnen betalen.
En dit zou, vreezen wij, voor velen het geval zijn, wanneer de gemeen
teraad tot de voorgestelde verhooging besloot. In het algemeen zijnnaar
ons gevoelen, de in Leyden geheven schoolgelden reeds hoog genoeg, en
soms zelfs te hoog om de scholen voor de massa der burgerij toegankelijk
te maken en ze in waarheid te doen zijn «omscholend. i. inrigtingen van
onderwijs voor allen en ten dienste van elk's vak. Inzonderheid geldt dit
voor de hoogere burgerschool. In vergelijking met hetgeen in andere lan
den b. v. in Duitschlandin Zwitserland enz.voor dezelfde soort van scho
len betaald wordt, zijn de schoolgelden voor het middelbaar onderwijs in ons
land hoog. Men kan dit reeds eenigzins afmeten naar hetgeen voor de
hoogste inrigtingen van het middelbaar onderwijs de polytechnische scho
len elders betaald wordt. Te Zurich wordt slechts in ééne klasse (de
mathematische) 100 francs betaald en voor alle andere klassen 80 francs
dus 50 en f 40, terwijl hier de hoogere burgerschool reeds ƒ60 kost.
In het polytechnisch instituut te Praag, met 26 docenten, wordt voor het
volgen van eenen bepaalden cursus ƒ15.75 'sjaars betaald, en voor het
bijwonen van slechts zekere lessen ƒ8.40. In eene dergelijke instelling te
Weenen, met een personeel van 104 docenten en adsistenten, is het school
geld ƒ12.60 in het jaar*). Onder de scholen hier te lande staat Leyden
thans, wat het schoolgeld der hoogere burgerschool betreft, nog gelijk met
Utrecht, Arnhem, Nijmegen, Zntphen's Gravenhage, Rotterdam, Haar
lem en Zaandam. Hoogere schoolgelden worden gevorderd in Amsterdam
(ƒ180)!), Delft (ƒ70) en Enschedé (ƒ70), waarbij echter valt op te mer
ken dat die in de laatstgenoemde gemeente eene bijzondere hoogere burger
school" is, bepaaldelijk ingerigt als "industrie- en handelsschool", zoodat
zij daardoor minder vergelijkbaar wordt. In Dordrecht is het schoolgeld
wisselend tusschen ƒ54 en 72. Lagere schoolgelden worden betaald in
Tilburg (ƒ30), Middelburg (ƒ40), Groningen (ƒ50), Roermond (ƒ30),
Gouda (ƒ30), Goes 40 of ƒ50), Harlingen (ƒ40), Sneek 30 of ƒ50),
Veehdam (ƒ20 of ƒ50), Maastricht (ƒ30), Yenlo (ƒ30). In Deventer is
het schoolgeld wisselend tusschen ƒ50 en ƒ60. Wordt hier ter stede het
schoolgeld van 60 op ƒ120 gebragt, dan wordt daardoor Leyden, na
Amsterdam de duurste gemeente des lands voor deze soort van onderwijs.
Alle andere bedenkingen daargelatenmoeten wij vragenof dit voor Leyden
voordeelig kan zijn? en of, terwijl deze verhooging voor hier wonende
ouders eene reden kan wezen hunne kinderen dit dure onderwijs niet te doen
genietenhet voor anderen die plan hadden zich hier té komen vestigen
niet evenzeer eene reden kan wezen liever eene gemeente tot woonplaats te
kiezenwaar slechts een matig schoolgeldvoor hunne middelen bereikbaar
gevergd wordt? En zijn deze de gevolgen van het verhoogen der kosten
van het onderwijs, dan zou ook de tiit deze verhooging verwachte meerdere
opbrengst ten slotte op eene teleurstelling uitloopen.
Welke gevolgen heeft voor Duitschland en Zwitserland het goedkoop on
derwijs en het daardoor toegankelijk stellen der middelbare scholen voor het
algemeen opgeleverd Dat menniet enkel in Nederlandmaar ook in
Engeland en Frankrijk, dikwerf Duitschers en Zwitsers bij voorkeur boven
eigene landgenootenals meesterknechtscontre-maitresdirecteurs enz.
aanstelt, omdat zij meer algemeene kennis, maar ook meer speciale, techni
sche kennis van hun vak hebbendan het gros der landgenooten. Wij
willen ons bepalen tot ons eigen land en vragen, of niet menig hoofd eener
fabriek, uit gemis aan goed onderwezen personeel bij onzen fabrieksstand
zich verpligt heeft gezienbekwame opzigters uit het buitenlandzelfs tegen
aanzienlijke geldelijke opofferingenherwaarts te doen overkomen De reden
daarvan is niet, omdat de Nederlander uit zijnen aard minder vatbaarheid
heeft om te leeren en te begrijpen dan de vreemdeling, maar omdat men
hem niet in de gelegenheid heeft gesteld te leeren, zijn geest te ontwikke
len zijn verstand te vormen en deze speciale kundigheden te verkrijgen
welke hij noodig heeft om in zijn beroep vooruit te komen. Zoolang hij
alleen werktuigelijk werktzonder zich rekenschap te geven van de rede
nen waarom en de regels waarnaar, is hij van opklimming in zijn vak
uitgesloten. Om met overleg en verstand te werken is de grondslag
van algemeene kennis en van bijzondere vakkennis onmisbaar, en de
school alleen kan hem dien verschaffen. Zal men nuterwijl pas een
begin is gemaakt met het openen der gelegenheden tot ruimere ont
wikkeling en opleidingonder reeds bezwarender voorwaarden dan wij
meenen dat wenschelijk is, weder op dien eersten stap terugkomen en,
door de schoolgelden zooveel te verhoogen dat zij inderdaad slagboomen
worden die eene groote klasse der bevolking afweren, deze onevenredige
mededinging van den goedkoop onderwezen vreemdeling tegen den bui-
Deze opgaven zijn overgenomen uit het artikel van. den hoogleeraar Bierens
de Haan over het industriëel onderwijs, voorkomende in het nommer van de Gids,
voor Augustus 1861.
[Bij het afdrukken van dit adres ontvangen wij nog de volgende mededeeling:
Realschool te Keulen.
6e klasse (le jaar) 36.
5B
(ge
m
36.
4e
(3e
u
48.
3e
(4e
11
48.
2«
(5"
n
t 56.
le
(6e
n 64.
De verschillende prijzen der klassen zijn ten gemakke van hen die niet den gan-
schen cursus, maar slechts eenen trwee- of driejarigen cursus volgen willen. Door
loopt men echter alle klassen, dan is het verschil nog zeer ten onzen nadeele,
want terwijl de zesjarige cursus van de Realschool f 288 (gemiddeld 48 's jaars)
kost, bedraagt de tiy/jarige cursus van onze hoogere burgerschool (k 60 'sjaars)
reeds 300].
t) Aan het Koninklijk Athenaeum te Brussel (gelijkstaande met onze hoogere
burgerscholen), met 29 docenten, is het schoolgeld 100 francs (p. m. f 50).