MNJEIMEK Til DSN 6EIE1HTBBUD TAN 1EY9EN. 3. Zitting van Donderdag 7 February 1867, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren WttewaallTollensKneppelhout van Sterken- burg, Hoog, de FremeryKrantz, du Rieu, de MoenHubrecht, Dries- sen, Hartevelt, Stoffels, Meerburg, ten Sande, van Wensen, van Outeren van Heukelom, Cock, Seheltema, Tieleman, Goudsmit, Buys, Rutgers en van der Hoeven. De Voorzitter stelt aan de orde: I. Beëediging en installatie der nieuw inkomende leden, de heeren Prof. J. T. Buys en Prof. A. Rutgers. Nadat door dezen in handen des Voorzitters waren afgelegd de eeden voorgeschreven bij art. 83 der Grondwet en art. 39 der Gemeentewet, zegt De Voorzitter. Het is mij een genoegenmijne heerenu het eerst welkom te beeten in deze vergadering. Ik wensch u geluk met het ver trouwen door de kiezers in u gesteld. Dat gij dat vertrouwen niet bescha men zult, daartoe strekt uw stand in de maatschappij tot waarborg. Ik hoop, dat gij met lust en genoegen de u opgedragen betrekking zult waar nemen en uw zijn in deze vergadering de belangen dezer gemeente bevor derlijk zal wezen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Dingsdag 29 Januarij 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter legt over: 1°. Een voorstel van de Commissie voor de huishoudelijke verordenin gen, tot wijziging van art. 1 der verordening van 16 Augustus 1866 (Gemeenteblad n°. 29). Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 2°. Adres van J. van Vooren, tot het in eigendom bekomen van een erf achter zijn huis op de Langegracht. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën, ten fine van berigt en raad. 3°. Adres van P. M. van Leeuwen, tot het leggen van eene brug over de singelsloot buiten de voormalige Marepoort. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 4°. Rekening van de Kamer van koophandel en fabrieken. Wordt besloten, overeenkomstig de voordragt, deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën, ten fine van berigt en raad. 5°. Adres van M. Dieben c. s., houdende verzoek tot het plaatsen van andere boomen buiten de Rijnsburgerpoort. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten hierop over te gaan tot de orde van den dag, als niet behoorende tot de bemoeijingen der vergadering. De Voorzitter. Wij hebben, bij het afbreken der buiten-Hoogewoerds- poort en den zijmuur daarbij gelegen, ons verpligt gevonden tijdelijk het Plantsoen aan die zijde af te sluitenterwijl dit verder de gelegenheid ons zal verschaffen aan die zijde ook nog eenige verandering aan en bij het Plantsoen aan te brengen. Het plan dier wijziging zal in de leeskamer ter inzage worden gelegd, ten einde ook uwe vergadering er kennis van moge nemen. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter. Wij hebben het aanzoek ontvangenom tijdelijk het gratis-gebruik van de opkamer, achter de koffijkaraer bij de Gehoorzaal, voor het onderwijs aan de apothekers-leerlingen. Mogen wij vertrouwen dat hiertegen bij u geen bezwaar bestaat? Wordt besloten de vereischte magtiging daartoe aan Burgemeester en Wethouders te verstrekken. De Voorzitter. Ik heb de eer nog aan de vergadering mede te deelen dat aan Z. E. den Minister van Binnenlandsehe Zaken is verzonden een adres, houdende verzoek om directe aansluiting aan de spoorweglijnwaar toe aan de heeren Swaan en van Heyningen concessie is verleend. Van dit adres ligt een copie ter visie in de leeskamer. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde: II. Benoeming van een lid in de Commissie voor de huishoudelijke ver orderingen. De heer de Moen. Zou ik u mogen voorstellen om vooraf over te gaan tot aanwijzing van twee leden in de Commissie van Financiën, tot onderzoek der rekening van de Kamer van koophandeldaar de heeren du Rieu en Krantz zelve leden dier kamer zijn Op het daartoe door den Voorzitter gedane voorstelwordt hierop beslo ten die aanwijzing te doen plaats hebben na afloop der overige aan de orde gestelde benoemingen. Alsnu overgaande tot de benoeming van een lid in de Commissie voor de huishoudelijke verordeningen, worden de heeren Krantz, Hubrecht en van Outeren door den Voorzitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. 1867. Bij eene eerste stemming verkrijgen van de 24 aanwezige leden de hee ren van Heukelom 9Cock 7 du Rieu en Hoog elk 2 stemmenSehel tema, Meerburg en van Wensen elk 1 stem, terwijl 1 briefje in blanco was gelaten. Bij eene tweede vrije stemming worden uitgebragt op de heeren: Cock 13 en van Heukelom 9 stemmen en voorts op de heeren Hoog en Meerburg elk 1 stemzijnde ook thans een briefje in blanco gelaten. De Voorzitter. Daar er 24 leden tegenwoordig zijn en er 25 briefjes zijn uitgebragt, is hier het blanco-briefje van invloed. De heer van der Hoeven. Als wij 24 leden tellen, is toch 13 zeker de meerderheid. Het blanco-briefjedat vermoedelijk aan een ander bleef hangenis dus hier van geene waarde. De heer Cock. Het kon zijn dat er een briefje te veel met den naam van Cock was ingevuld. Bij den bestaanden twijfelzou ik voorstellen tot eene nieuwe stemming over te gaan. De heer Goudsmit. Ik moet toch opmerkendat de heer Cock 13 stemmen op zich heeft vereenigd. Als al de overige stemmen op den heer van Heukelom waren uitgebragt, zou de heer Cock desniettemin de meer derheid hebben gehad. De Voorzitter. Ik zal de vergadering laten uitmaken, of er eene nieuwe stemming zal plaats hebben. Met 18 tegen 6 stemmen wordt daartoe besloten. Tegen hebben gestemdde heeren van Heukelomvan der Hoeven Tollens, de Moen, Stoffels en ten Sande. Alzoo tot eene nieuwe stemming overgegaan zijnde, is de uitslag daar van, dat de heer Cock met 16 stemmen wordt benoemdzijnde 7 stem men op den heer van Heukelom en 1 stem op den heer Hoog uitgebragt. III. Benoeming van een Curator voor het Gymnasium uit den Ge meenteraad. Bij eene eerste stemming worden uitgebragt op de heeren: Cock 12, du Rieu 4Rutgers 3Buys en Goudsmit elk 2 stemmenen van Outeren 1 stem. Bij eene tweede vrije stemming wordt met 14 stemmen benoemd de heer Cockzijnde op de heeren du Rieu 5Goudsmit 3 stemmenRutgers en Buys elk 1 stem uitgebragt. IV. Benoeming van een lid uit den Gemeenteraad in de Commissie van toezigt over de scholen van middelbaar onderwijs. De heer Hoog. Ik zie daar, dat wij geconvoceerd zijn tot de benoeming van een lid uit den Gemeenteraad voor die Commissie. Nu zal het zeker aan mij liggen, maar ik moet bekennen, dat het mij niet helder is, of wel bedoeld isdat dit lid juist uit den Gemeenteraad zou worden benoemd. Óf is dit ook bepaald voorgeschreven? Mij is niet bekend, dat wet of ver ordening eenig voorschrift bevatten van de verhoudinghoeveel leden uit den Raad of uit de burgerij zullen moeten worden gekozen. De Voorzitter. Bij de eerste benoeming was eene voordragt van Burg. en Weth. voor drie leden uit den Gemeenteraad en drie leden uit de bur gerij. Nu zit de heer van Heukelom wel in de Commissie, maar hij is benoemd als lid uit de burgerij. In hoever het nu wenschelijk zij, dat de heer van Heukelom als lid der Commissie overging tot lid uit den Gemeen teraad en een ander in zijne plaats wierd benoemd, wil ik niet beslissen. Maar de bedoeling met deze bepaling was waarschijnlijk om daardoor te voorkomen dat het overwigt van de leden uit den Raad niet te groot was. De heer Hoog. Hier wordt de quaestie getrancheerdmaar niet gemo veerd. Zooals gij thans doet, mijnheer de Voorzitter! op het convocatie- billet staat bepaald: te verkiezen uit den Gemeenteraad. De Voorzitter. Bij de eerste benoeming waren er twee drietallenen wel drie uit den Gemeenteraad en drie uit de burgerij. De heer Hoog. Het is hier geen voorstelwaarover moet worden be slist; maar er staat hier op de agenda, dat de benoeming moet plaats hebben van een lid voor de Commissie uit den Gemeenteraadalsof dit gedecideerd ware. Daartoe zijn wij geconvoceerd. De Voorzitter. Ik wilde er de heeren op attent maken. Burgemeester en Wethouders hebben er juist heden morgen over gesproken, en meenen dat het wenschelijk ware, dat zulks bij verordening geregeld werd. De heer van der Hoeven. Ik geloof, dat reeds op dit oogenblik eene wijziging in de verordening zal noodig zijn. De verordening zwijgt op dit punt; maar ik verbeeld mijdat men hier gevolgd heeft hetgeen met betrekking tot het Gymnasium is voorgeschreven. Er staan dus naar mijn inzien twee wegen open: om namelijk of nu eene benoeming te doen van een lid uit den Gemeenteraad en dan later de verordening te herzien, of de zaak te laten rusten en eerst tot de herziening der verordening over te gaan. De heer Goudsmit. Ik geloof het tegendeel, en dat, aangezien de verordening over dit punt zwijgt, zij juist eerst moet worden herzien. De heer van der Hoeven. Ik heb ook zelf het alternatief gesteld, dat of alsnu de aanvulling der Commissie zou moeten plaats hebbenof allereerst de verordening zou moeten worden herzien. De heer Goudsmit. Ik zou eerst tot de benoeming willen overgaan, daar de vraag betwist, of althans betwistbaar is, of de benoeming moet plaats hebben uit den Raad of uit de ingezetenen. Het is zeker niet kwaad dat ook ingezetenen in de Commissie invloed uitoefenenmaar dit als vasten regel te stellendaar zou ik bezwaar tegen hebben. Maar in ieder geval zijn wij op dit oogenblik vrij; en aangezien er eene vacature bestaat, zou ik die wenschen aan te vullen. 4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 1