De heer VAN IIeukelom. Ik wensclite nog even het woord, mijnheer
de Voorzitter, ten einde eene vraag te doen: ot gij namelijk zoudt kunnen
goedvinden het voorstel van den heer Scheltema tot verhooging der school
gelden en het daarop ingekomen rapport te laten drukkent,en einde die
stukken op ons gemak te kunnen nalezen en bestuderen.
De Voorzitter. Het rapport van de Commissie van Financiën is nog
r.iet ingekomen. Maar het was ons voornemen om, zoodra de stukken al
le gereed warenhet voorstel te doen om ze te laten drukken en aan de
leden van den Raad rond te zenden. Even goed kan ik reeds nu dat
voorstel doenten einde de zaak ook daardoor te bespoedigen.
De heer van der Hoeven. Ik zou er dan nog den vvensch willen bij
voegen dat de behandeling der zaak zooveel mogelijk worde bespoedigd.
De Voorzitter. Ook wij verlangen zeer die spoedige behandeling. Maar
wij meenden, dat het wensehelijk ware, dat ook de nieuwe leden aan de
deliberatie deelnamen.
De heer de Moen. Wat de Commissie van Financiën betrefthaar rap
port zou reeds zijn ingekomen. Maar zoodra zij van den Secretaris vernam,
dat het voorstel ook in handen van verschillende commissiën was gesteld,
mede van Burgemeester en Wethouders, heeft zij gewacht tot die rapporten
inkwamen. Nu zal zij zoo spoedig mogelijk het voorstel nog in deze week
in overweging nemen.
Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering
gesloten.
Zitting van MIngsdag 29 Januarij 1867
geopend des namiddags ten 3 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren Harteveltde MoenTielemanKneppelhout
van Sterkenburg, Scheltema, du liieu, Cock, van Heukelom, van Wensen,
Meerburg, Wttewaall, ten Sande, de Fremery, Hoog, HubrechtTollens
en van der Hoeven.
De heer Stoffels gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
De aariteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
24 Januarij 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Missive van den Commissaris des Konings van den 26«" Januarij A. n°. 873,
(2e afd.), houdende mededeeling dat den ie" Commissaris van policie,
A. C. M. Vink, bij Kon. besluit van 12 Januarij, n°. Td eene verhooging
van jaarwedde van f200 is toegekend, ingaande 1° Januarij dezes jaars.
Deze wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Eene missive van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, van den
26<m dezer maandhoudende bezwaren tegen de verhooging van school
gelden.
2°. Eene missive van den Inspecteur van het lager onderwijs in Zuid
holland, van den 27en dezer maand, waarbij hij zijne bezwaren mededeelt
tegen het verhoogen van schoolgelden.
3°. Voorstel van de Commissie van Financiën tot wijziging der gemeente-
begrootingen van 1866 en 1867.
4°. Verslag van den Praelector in de verloskunde, over het afgeloopen
jaar 1866, ingevolge art. 4 zijner instructie.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze stukkenter inzage
van de leden, in de leeskamer neder te leggen.
6°. Adres van de Nationale Zangvereeniging alhier tot het voortdurend
in gebruik bekomen der kleine zaal van de Stads-Gehoorzaal.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han
den van Burgemeester en Wethoudersten fine van berigt en raad.
Aan de orde is:
Voordragt houdende wijzigingen in de acte van overeenkomst met het
Rijk omtrent het Nosocomium Academicum.
De Voorzitter. Dit stuk hebben wij gisteren van Curatoren ontvangen
wij hebben gemeend dat deze zaak van te veel belang was dan dat zij
worde uitgesteld. Ik heb duswegens het spoedeischende van dit onder
werp, de vergadering voor heden bijeengeroepen. De missive van heeren
Curatoren is van den volgenden inhoud:
Wij hebben de eer aan U. E. A. toe te zenden eene missive van Z. E.
den Minister van Binnenl. zaken, betrekkelijk nog eenige door den Raad
van State verlangde wijzigingen in de daarbij gevoegde acte van overeen
komst nopens het nieuw te stichten Nosocomium Academicum. Het zal
ons aangenaam zijn dat stukna gemaakt gebruikterug te ontvangen.
Naar aanleiding van den inhoud en van den uitslag eener conferentie
tusschen onze Commissie voor de zaken van het Nosocomium met die van
de zijde uwer gemeente, hebben wij gemeend U. E. A. te kunnen voorstel
len, ter goedkeuring aan uwen gemeenteraad aan te bieden de nog verlangde
wijzigingenzooals die op een der hierbij gaande exemplaren der overeen
komst in potlood zijn geformuleerd; en na goedkeuring, die wijzigingen op
beide de exemplaren te doen stellen in inkt, en ze geparapheerd aan ons
terug te zendenwaarna wij zemede van onze paraphen voorzienaan
den Minister spoedig zullen doen toekomen."
1867.
Met den inhoud der missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken
hebben de heeren zich in de leeskamer kunnen bekend maken. Vooreerst
wordt verlangdaan het slot van art. 3 de woorden is bepaald door te
halen en daarvoor in de plaats te stellenbekrachtiging bij de wet vereischt
want niet alles behoeft bij de wet bekrachtigd te worden. Art. 3 zou,
gewijzigdaldus luiden«De gemeente Leyden geeft kosteloos aan het
Rijk het terrein, gelegen tusschen de Binnenvestgracht en het Singelwater
van af de Rijnsburgsche-poort tot aan het stuk gronds bij de Morsch-
poort, thans bij het garnizoen in gehruik, met al de regten die zij heeft
op de daarop staande molens «de Eendragt" en «de Bul," met de daarbij
behoorende woonhuizen en getimmertenbenevens het regt omdoor aan
plemping der bestaande bogt van het Singelwater, voornoemd terrein te
vergrootenen hetwelk te zamen kadastraal onder de gemeente Leyden sub
A. bekend is als:De levering van dat terrein zal geschieden
na uitvaardiging eener wet tot het bekrachtigen van hetgeen in de tegen
woordige overeenkomst bekrachtiging bij de wet vereischt." Mag ik vra
gen of de Heeren hierover consideratiën hebben?
De voorgestelde wijziging wordt, zonder beraadslaging, met algemeene
stemmen aangenomen.
De Voorzitter. Het tweede bezwaar van den Raad van State leidde
tot het voorstel om achter het woord daagsin art. 5al. 1in te las-
schen de woorden per persoonzoodat het artikel nu zal luiden: «Het Rijk
stelt onmiddellijk na het te niet doen der overeenkomst van 1853 boven
genoemd en onderhoudt voortdurend op het afgestane terrein een Nosoco
mium Academicumwaarin de gemeente Leydentegen betaling van 50
cents daags per persoon al de stads zieke armen doet verplegen, enz."
Wordt op gelijke wijze goedgekeurd.
De Voorzitter. Voorts heeft de Raad van State verlangd om tusschen
de woorden tijdelijk te plaatsenin den laatsten regel der lc al. van art. 5
in te voegen en alzoo te lezen: tijdelijk op verzoek der gemeente Legden
te plaatsen.
Wordt op gelijke wijze goedgekeurd.
De Voorzitter. De Raad van State heeft op hetzelfde artikel nog eene
bedenking, en daarop heeft de Minister voorgesteld achter het woord
plaatsen nog te voegenvoor zooveel de beschikbare ruimte toelaat. Daar
omtrent bestond bij de beide commissiën nog al bezwaar en men is
tóen overeengekomen voor te stellen aldus te lezen: alles voor zooverre bij
heerschende epidemiè'n de beschikbare ruimte toelaat. Dit kan, dunkt mij,
nu wel geen bezwaar uitmaken. Tot dus verre wordt toch steeds, in geval
van heerschende epidemiëneen afzonderlijk lokaal ingerigt ter opname van
lijders, en zulks zal wel altijd wensehelijk blijven voor het geval dat men
andermaal door epidemiën werd bezocht. Het nosocomium zoo in te rigten
dat het voor uitbreiding vatbaar isdit is het wat Curatoren der hooge-
school zich voorstellen. Dat als maatstaf van de meerdere behoefte aan
lokaliteit eene epidemie van invloed zou kunnen zijn, zal wel bij niemand
opkomen. Het zal dus altijd noodig zijn in buitengewone epidemiën een
afzonderlijk gebouw in te rigten.
De heer van der Hoeven. De inlassching bij heerschende epi
demiën" is eene inlassching, die van onze zijde wordt voorgesteld. Nu
is de vraag, of deze inlassching geene bedenking zal geven. Ik denk wel
niet dat zulks het geval zal wezen want het is eigenlijk hetzelfde wat door
den Raad van State is aangevoerd als motief voor de verandering. Maar
ik zou willen weten, of er nu kans bestaat dat de ontwerpen niet wederom
behoeven te circuleren tusschen den Haag en Leyden.
De Voorzitter. Wij moeten het natuurlijk wagen. Het stuk is Zatur-
dag bij mij ingekomen, en de Commissie uit den Raad in zake het Noso
comium is wel zoo goed geweest daarop ten spoedigste met de Commissie
uit heeren Curatoren te confereren. Die beide commissiën zijn vervolgens tot
het besluit gekomen om die wijziging voor te stellen, welke geput is uit de
considerans van den Minister. Zij vleijen zich, dat er nu wel kans zal
bestaan, dat de acte door den Minister zal worden goedgekeurd, want de
wijziging is, met uitzondering eener kleine toevoeging of omschrijving, het
geen door den Minister verlangd wordt.
De wijziging wordt almede goedgekeurd.
De Voorzitter. Eindelijk strekt het voorstel om aan het slot van
art. II te lezen: alvorens de wetbedoeld aan het slot van art. 3, uitge
vaardigd zij. Het artikel luidt dan als volgt: «Deze overeenkomst ver
bindt den staat niet, alvorens de wet, bedoeld aan het slot van art. 3,
uitgevaardigd zij."
En wordt dit, even als het verdere door den Minister voorgestelde, met
algemeene stemmen aangenomen.
Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering
gesloten.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.
3