Art. 3, 7e alinea, wordt gelezen: Ingeval haar geene vrije woning kan verschaft worden, ontvangt zij eene vergoeding voor huishuur, ten bedrage van drie honderd gulden. In art. 3, 8« alinea, worden de jaarwedden der volgende hulponderwij zeressen dus veranderd: Bij de 2e afdeeling: aan de 2e hulponderwijzeres der 2e klasse f 700. Bij de le afdeeling: aan de hulponderwijzeres der 2e klasse f 700. De heer Meerburg. Ik dacht, dat die verhooging maar tijdelijk was toegestaanen nu zoude het eeue vaste bepaling worden. De Voorzitter. Bij de behandeling der begrooting is de som toege staan zelfs aan hendie er niet om gevraagd hebben. De heer Meerburg. Ik dacht bepaalddat de verhooging personeel was. De Voorzitter. Neen, en daarom meenden Burgemeester en Wethou ders, dat eene wijziging in de verordening noodig was. De heer Meerburg. Ik ben er bepaald tegen. De heer de Moen. Die wijzigingen hadden moeten plaats hebben vóór er besloten was aan die heeren f 100 meer toe te staan voor vergoeding van huishuuren, zoo als de heer Meerburg het teregt aanmerkt, het is aan die heeren voor 1867 toegestaan, en ook zeer edelmoedig aan jufvrouw Jesse, die het niet vroeg, uit bescheidenheid, en dat was in zoo verre bil lijk, maar aan allen personeel. Ik ben er tegen. Ik wil niet door deze wijziging bestendigen wat naar mijn oordeel bij de begrooting reeds niet goed was, maar geheel iti strijd met eerie wettige verordening, bij raadsbesluit, die toen naauwelijks eene maand in werking was. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik ben er ook niet voor. De heer Cock. Ik wenschte slechts even de stem, die ik ten gunste der voorgestelde wijziging zal uitbrengente motiveren. Over de verhooging der toelage voor huishuur is, tijdens de discussiën over de begrooting, in de avond-vergadering van den 19 October gehandeld, eene vergadering, die ik wegens huisselijke, voor mij zeer treurige, omstandigheden niet heh kun nen bijwonen. Ware ik daar tegenwoordig geweest, ik zoude er tegen ge stemd hebben. Nu zoude ik dus dubbel regt hebben zulks te doen, ten eerste omdat ik er niet aan medegewerkt heb, en ten tweede omdat het uittrekken op de begrooting van een post tot verhoogingmijns inziens nog niet is het toekennen van die verhooging zelf, maar eenvoudig een be schikbaar stellen van gelden voor eene eventuele verhoogingzoo daartoe mogt besloten worden. Ik moet echter erkennen, dat, wanneer eens eene som van dezen aard op de begrooting is gebragt, de meeste menschen het zoo beschouwen als of men er niet meer op terug kan komen. Men rekent er stellig op, en nu zoude ik het onredelijk vinden die verwachting te leur te stellen. Welligt hebben sommige onderwijzers op grond van de begroo ting hunne woning reeds verlaten of eene andere gehuurd. Ik vind mij dus als het ware moreel verpligt voor de voordragt te steramen. De heer Tieleman. Toen over het adres der heeren hoofdonderwijzers, om verhooging van de bepaalde som voor huishuur, is gehandeld, heb ik mij daartegen verklaard en de gronden daarvoor opgegeven, waarom ik het niet noodig oordeel die thans te herhalen. Het zal mij genoegen doen als deze zaak nu eens in het reine wordt gebragt, door voor de huishuur f 300 in plaats te stellen van f 200die eerst daarvoor genoemd is. Maar dan moet te gelijk ook het tractement f 100 lager worden gesteld; dan komen wij op de primitieve regeling, waarvan men is afgeweken, terug. Er is geen edel gebruik gemaakt van die bepaling van f 200 voor de huis huur, daar die in hun eigen belang alzoo is gesteld. De heer de Eremery. Ik geloof, dat bij de begrooting reeds door de meerderheid uitgemaakt is, dat aan de hoofdonderwijzers, onafhankelijk van de meerdere vergoeding voor huishuurhetzelfde tractement zal worden toe gekend, en in deze dus geen sprake zijn kan van compensatie. Het zou dus althans in deze vergadering moeijelijk zijn op die beslissing terug te komen. De Voorzitter. Ik ben het met den heer de Fremery eens, dat het moeijelijk zou zijn nu op de zaak terug te komen. Ik heb het overigens ook betreurddat bij de begrooting is aangenomen wat nu eerst bij de verordening geschiedt. Ik zal het verder aan de vergadering ter beslissing overlaten. Nadat op het adres van de hoofdonderwijzersonder de behan deling der begrootingeene gunstige beschikking was genomenmoesten Burgemeester en Wethouders wel deze voordragt doenten einde de zaak in het reine te brengen. De heer Stoffels. De voorgedragen wijziging der verordening maakt het zeker moeijelijk eene stem uit te brengen, vooral voor die heeren, die tegen de verhooging van tractement waren. Want door thans tegen de verordening te stemmen ter wille dier verhooging, zou men ook stemmen tegen andere bepalingen der verordening, waartegen geene bedenkingen be staan. En aangezien bij de begrooting die verhooging bepaald is, zou men er nu moeijelijk op kunnen terugkomen. Die traetementsbepalingbij de begrooting voor dit jaar vastgesteldkan bij de begrooting voor het vol gend jaar op nieuw worden geregeld, en de moeijelijkheid is weggenomen. De heer van Heukelom. Als ik den heer Stoffels goed begrepen heb, wenschte hij de leden in de gelegenheid te stellen bij de volgende be grooting op de zaak terug te komen. Ik moet mij daar sterk tegen ver klaren. Naar mijne overtuiging mag men aan de onderwijzers niet meer ontnemen wat hun -bepaald is toegekend. Van mij is het voorstel tot ver hooging der vergoeding voor huishuur uitgegaannadat die gevraagd was door de onderwijzers, zich grondende op de woorden der wet, die spreekt van eene billijke vergoeding. De strekking van mijn voorstel was geenszins om eene verhooging van die vergoediug voor één jaar te erlangenmaar eene blijvende, en in dien zin is er een besluit genomen. Waar moet het heenwanneer de financiële positie der onderwijzers zoo telkens op losse schroeven kan gesteld worden en afhankelijk wordt van de vraaghoeveel en welke leden van den Raad ter vergadering opkomen? De heer Stoffels. Bij de begrooting kan de Raad de verhooging slechts voor één jaar bepalen. De Raad blijft, mijns inziens, bij eene volgende begrooting geheel vrij om op nieuw zoodanige bepaling te maken als hij goed vindt. Gesteldde verordening ware op zich zelve aangenomendan stond die verhooging vast voor de toekomst, maar niet wanneer zulks bij de begrooting geschiedt. Dat kan slechts voor één jaar geschieden. De lieer Meerburg. Bij de eerste behandeling der verhooging heb ik niet het billijke of onbillijke er van willen bestrijden, maar alleen dat zij bij de begrooting slechts voor dit jaar is bepaald. Daarom ben ik er nu tegen. De Voorzitter. Daarom ook hebben Burgemeester en Wethouders ge meend, dat het wenschelijk was de zaak in het reine te brengen. Zoo als de heer Stoffels teregt heeft aangemerkt, kon de zaak bij de begrooting niet anders worden voorgedragen den voor één jaar, en daarom meenden Burgemeester en Wethouders de verhooging te moeten voordragen. Zoo kan het niet blijven. De verhooging is nu in strijd met de verordening. De heer du Rieu. Ik geloof, dat de Raad gebonden is aan het besluit, dat genomen is naar aanleiding en op verzoek van belanghebbenden. Dat besluit moet dus niet enkel worden aangemerkt als eene bloote beslissing nopens een post der begrootingmaar tevens als eene beschikking op het adres. Mij dunkt, men kon toen dadelijk die verordening hebben gewijzigd. De Voorzitter. De leden waren daarop toen niet voorbereid. De heer du Rieu. Het was toch in ieder geval eene beschikking op een adresen daaraan is de Raad gebonden. De heer Cock. Wat de moeijelijkheid van den heer Stoffels betreft, ik geloof, dat die zoo groot niet is, en ligt uit den weg te ruimen. De ver hooging bij de laatste begrooting vastgesteld geeft aanleiding, dat wij op het oogenblik bezig zijn eene, nog kort geleden gemaakte, verordening te wijzigen. Welnueene verlaging van dienzelfden post op de eerstvolgende be grooting zal evenzoo aanleiding geven om alsdan alweer te wijzigendezelfde, heden gewijzigde, verordening. De heer de Moen. Ik denk geheel anders over deze zaak. Zij is met allen spoed behandeld. De stukken zijn niet eens ter inzage gelegd, noch ter beoordeeliug aan Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën verzonden. Wat ik toen meer over die behandeling heb gezegd, zal ik niet herhalen. Aan de verhooging bij de begrooting had moeten voorafgaan de wijziging in de verordening; en het verwondert mij dat Ge deputeerde Staten dit hebben goedgekeurd of liever niet hebben opgemerkt. Ik stem intusschen toe, dat het zóó niet kan marcheren; het besluit is alleen voor 1867 genomen, tegen de verordening in, en zou misschien dit jaar niet eens kunnen worden uitbetaald. De heer van Heukelom. Ik kan dat niet toegeven. De verhooging is tijdens de behandeling der begrooting in het algemeen besproken. De vraag was niet de verhooging alleen voor dit jaar toe te kennenmaar om haar te verstrekken als eene billijke vergoeding voor huishuur voor het vervolg. Dat de zaak met overhaasting zou zijn behandeld, zij is maanden lang aan hangig geweestHet ware voorzigtiger daarvan niet te reppen. De heer de Moen. Ik heb niet gemerkt, als lid der Commissie, dat de zaak al maanden lang aanhangig was. De Burgemeester en de heer de Fremery zeiden bij de begrooting, dat het adres dien morgen was ingeko men en wat de bedoeling betreft om de verhooging ook voor verdere ja ren te verleenenik zou dat kunnen toegevenals de verordening gewijzigd was. Maar wij hebben de zaak niet anders behandeld dan voor de begroo ting 1867. De heer Hartevelt. Naar mijn inzien, is die vergoeding toegekend, omdat de huurprijs der huizen in den laatsten tijd hooger. is geworden dan ten tijde dat de tractementen bepaald waren. Is dit zoodan belet de onderwijzers nietsombij voortdurende stijging der huurprijzenzich op nieuw te wenden tot den Raad, om meer billijke vergoeding, maar daartegenover moet dan ook staan, dat, als de huurprijzen weer mogten verlagenhetgeen ik voor onze stad niet wenschook de vergoedingen weer verminderen; de eene billijkheid moet tegenover de andere staan. Te stellen, dat deze zaak nu voor de toekomst geregeld is, gaat niet op; dat nu in de verordening /"300 worde opgenomen, kan, dunkt mij, wel niet anders, maar eene wijziging hierin is ook ieder jaar weder in de verorde ning daar te stelleneven goed als nu. Het gedeelte der voordragt, betreffende de vergoeding voor huis huur, aan de hoofdonderwijzers te verleenen, wordt hierop met 10 tegen 9 stemmen aangenomen. Tegen hebben gestemdde heeren StoffelsScheltematen SandeMeer burgde Moen, van Outeren, Tollens, Kneppelhout van Sterkenburg en Tieleman. Ten tweede wordt in omvraag gebragt de bepaling nopens de bezoldiging der onderwijzeressen in de handwerken op de lagere scholen. De heer de Moen. Dit is toch reeds bij raadsbesluit bepaald? De Voorzitter. Ja. Wordt met algemeene stemmen aangenomen. Ten derde wordt in stemming gebragt de verhooging der tractementen van de onderwijzeressen in het Franscli en Engelsch aan de school voor meer uitgebreid lager onderwijs le kl. voor meisjes. De heer de Moen. Ik ben daartegen, op de vroeger opgegeven gronden. Wordt aangenomen met 18 stemmen tegen 1 (die van den heer de Moen). X. Tarief voor het ophalen van de Spanjaardsbrug. De heer Hoog. De zaak is mij bekenden ik geloofdat het van be lang is er spoedig autorisatie op te verkrijgen. Tot nu toe is die heffing on wettig zij vordert regeling zoowel voor deze gemeente als voor het hoog heemraadschap van Rijnland. Wordt met algemeene stemmen aangenomen. XI. Adressen om afschrijving van plaatselijke directe belasting, 1866, van: a. Dr. H. van Hall. De Commissie van Financiën raadt de gevraagde afschrijving te verleenen over de maand December, ten bedrage van 7.48. Wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. b. J. Bokhoven. De Commissie van Financiën raadt de gevraagde afschrijving te verleenen over vijf maanden, tot een bedrag van /"12.59. Wordt op gelijke wijze aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 4