gatie uitzetten van gelden f 100,000; b. in ontvang een artikel, aflossing
van gelden op beleening of prolongatie uitgezet f 100,000;
dat alleen in den vorm, welke de Gemeenteraad van 's Gravenbage bij
dit besluit heeft gevolgdnamelijk door liet brengen van posten op de be
grooting, gelden uit de gemeentekas kunnen worden geligt en volgens art.
LH der Gemeentewet door den gemeente-ontvanger kunnen worden afgege
ven, en dat dus volgens het voorschrift van artt. 207 en 213 dier Wet,
de goedkeuring van Gedeputeerde Staten een vereisohte is om het raadsbe
sluit te kunnen doen werken;
dat, al moge de Gemeentewet het uitzetten van gelden op beleening of
prolongatie niet bepaaldelijk verbieden, die maatregel echter uit het oogpunt
van een behoorlijk beheer der gemeente-financiën niet kan worden goed
gekeurd
dat toch de gelden door de belastingschuldigen opgebragt eene bepaalde
bestemming hebben bij de begrooting aangewezenen dus zelfs niet tijdelijk
tot iets anders behooren te worden gebezigd;
dat dan ook de Wet niet bepaalt wie de tot onderpand gegevene effecten
zou moeten bewarenvoor het steeds aanwezig zijn van een behoorlijk sur
plus zou moeten zorg dragen en voor de schade, uit mogelijke nalatigheid
voortvloeijende, aansprakelijk zou zijn; dat dit van den ontvanger niet kan
worden gevorderd, daar toch de in onderpand te geven effecten geen eigen
dom noch inkomst der gemeente zijn en evenmin van Burgemeester en
Wethouders, die daarenboven geenen borgtogt stellen en wier verantwoorde
lijkheid door geene wetsbepaling zou geregeld zijn;
dat de Wet van den léden Januarij 1815 ^Staatsblad n°. 4) niet vergunt
dat de gemeenten certificaten Nationale schuld bezitten, maar de inschrij
ving daarvan op het grootboek beveelt; dat de Wet van den Sisten Mei
1824 (Staatsblad n°. 36) haar bovendien verbiedt buitenlandsche fondsen
aan te koopenen dat het met den geest dezer wetsbepalingen weinig zou
strookenindien de gemeenten dezelfde waarden als onderpand van uitge
zette gelden aannamen en in haar bezit hielden;
dat voorts tegenover de door het uitzetten van gelden op beleening of
prolongatie te verkrijgen voordeelen moeten worden gesteld de altijd moge
lijke gevaren en misbruikendaaruit kunnende voortvloeijenen dat het dus
de voorkeur verdient de termijnen van betaling der gemeente-inkomsten
aldus te regelen, dat ophooping van geld in de gemeentekas zoo min mo
gelijk plaats hebbe;
Gezien artt. 203 en 209 der Wet van den 29sten Junij 1851 (Staats
blad n°. 85);
Hebben goedgevonden en verstaanmet handhaving van het besluit van
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van den 29sien Mei 1866, het daar
tegen door den Baad der gemeente 's Gravenhage ingesteld beroep ongegrond
te verklaren.
Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van
dit besluitwaarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State
afdeeling voor de geschillen van bestuur.
Het Loo, den 15d<"> December 1866.
Be Minister van Binnenlandsche Zaken{get.) Willem.
{get.) Heemskerk.
Accordeert met het origineel
Be Secretaris-Generaal bij het Ministerie
van Binnenlandsche Zaken
(gel.) J. Schroder.
Voor eensluidend afschrift,
Be Secretaris-Generaal
(get.) J. Schroder.
Al deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over
1". Voordragt tot benoeming van leden voor de Commissie voor de be
waring van voorwerpen van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde of
de geschiedenis der kunst.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze ter inzage van de leden
in de leeskamer neder te leggen.
2°. Concept-verordeningen tot heffing en invordering eener plaatselijke
directe belasting voor 1867.
De Voorzitter. Ik stel voor een en ander te renvoyeren aan de Com
missie van Financiën. Ik wenschte het verder aan de beslissing der verga
dering over te latenin hoever het noodig is deze zaak alsnog in de sectiën
te onderzoeken.
De heer de Moen. Ik onderstel, dat, zoolang het stelsel van belastin
gen voor 1867 nog niet gevonden is, alles wat hiertoe betrekking heeft in de
sectiën moet worden onderzocht. Het voorstel van den heer van Kaathoven is
geweest om een onderzoek in sectiën in het leven te roepen voor de begroo
ting, belastingontwerpen enz. (verg. Verslag der Handd. van 18 Oct. 11.); tot
het laatste is besloten en wel voor den hoofdelijken omslag van 1867. Het on
derzoek hetwelk tot dusverre heeft plaats gehadheeft nog niet tot een
resultaat geleid. Al wat tot deze zaak verder betrekking heeft behoort
dan ook in de sectiën in overweging te worden genomen, en niet bij de
Commissie van Financiën.
De Voorzitter. De bepaling in het reglement van orde schrijft uitdruk
kelijk voor de verzending van belasting-ontwerpen aan de Commissie van
Financiën; en nu herhaal ik, wat ik onlangs zeide, dat het onderzoek in
de sectiën die verzending niet uitsluit.
De heer de Moen. In de vergadering van 8 Dec. is met zoovele woor
den gezegd, dat het sectie onderzoek kwam in de plaats van het onderzoek
door de Commissie van Financiën.
De heer Goudsmit. Ik geloofdat men aan beide voorstellen behoort
gevolg te geven. Immers lag het in de geest der vergadering om al het
geen betrekking heeft tot de wijziging der plaatselijke belastingen in de sectiën
te onderzoeken. Maar nu is er volstrekt geen bezwaar om de ontwerpen
vooraf te stellen in handen der Commissie van FinanciëD.
De heer van der Hoeven. Ik ondersteun zeer het aangevoerde door
den heer Goudsmit. Ik geloof inderdaaddat die ontwerpen eerst door
de Commissie van Financiën moeten onderzocht worden; en ik heb het
nooit zoo opgevat, dat het onderzoek in sectiën subintreerde voor dat der
vaste commissiënwaartoe eene of andere zaakdie in behandeling kwam
naar haren aard behoorde.
De heer de Moen. Ik kan niet dan op nieuw in herinnering brengen
de geschiedenis van al hetgeen te dezer zake gesproken is, en dat kwam
daarop neêr dal wel degelijk voor dit geval het sectie-onderzoek kwam in
de plaats van het onderzoek bij de Commissie van Financiën.
De Voorzitter. Bij de vorige voordragt hebben wij toegegeven aan
het verlangen der Commissie van Financiënom geen rapport uit te bren
gen. Maar hier geldt bet eene nieuwe verordening. De moeijelijkheid
die toen bestoudbestaat nu niet. Ik ben het daarom eens met de hee-
ren Goudsmit en van de.- Hoeven, dat het wenschelijk is de ontwerpen te
stellen in handen der Commissie van Financiën.
De lieer de Moen. Het geldt toch hier een vervolg van sectie-vergade
ringen die niet gereüsseerd zijn. Ik ben daarom ook van plan om geen
deel te nemen aan het onderzoek in de Commissie, wel in dat van de
sectiën, waarin de leden der Commissie zitting hebben. Waartoe zal het
nu leiden, dat vooraf' door haar een rapport worde opgemaakt?
De heer Goudsmit. De geschiedenis der zaak, die ik mij zeer levendig
herinner, is deze, dat door den heer de Moen was voorgesteld om de ont
werpen niet aan de Commissie te verzenden en daaraan werd toen gevolg
gegeven. Toen echter door een der leden de vraag gedaan werd, of nu
voor goed vervallen was de verzending van eenig onderwerp aan de Com
missiën waartoe het behoordeis daarop geantwoorddat door het onder
zoek in de sectiënen voor dit gevalmet uitsluiting van een onderzoek
door de Commissie van Financiënvolstrekt niets was gepraejudiciëerd voor
het vervolg. Trouwens in art. 2 van bet reglement van orde is uitdrukke
lijk voorgeschreven om voorstellen tot wijziging van plaatselijke belastingen
ter overweging te brengen bij de Commissie van Financiën.
De heer Scheltema. Ik geloof, dat er geene quaestie is, of deze ont
werpen behooren te worden gesteld in handen van de Commissie van Finan
ciën. Wel zou er quaestie kunnen zijn, of zij weêr in de sectiën zouden
moeten behandeld worden. De verordening vour de vaste commissiën
schrijft bepaald voor, dat alle voorstellen rakende de plaatselijke belastin
gen aan de Commissie van Financiën moeten worden verzonden. Zoo als
ik zeg, een ander punt zou het zijn, of de zaak andermaal in de sectiën
zou moeten worden onderzochtmaar een onderzoek in de Commissie moet
geschieden.
De heer de Moen. Ik moet al dadelijk met één woord den heer Goud
smit doen opmerkendat hij reeds in den aanvang van het door hem ge
zegde dwaalt. Hij heeft namelijk gezegddat ik zou hebben voorgesteld
om de ontwerpen wegens de directe belasting niet in handen der Commissie
van Financiën te stellen. Neen, ik heb dat niet voorgesteld; maar in den
loop der discussie heb ik gezegd, dat ik veronderstelde, dat, nadat er was
voorgesteld om de zaak in sectiën te behandelendie wijze van behandeling
nu zou in de plaats komen van een onderzoek door de Commissie. Meer
leden deelen dit gevoelenen ook door den heer Hoog vooral is toen op
gemerkt, dat dit de zuivere opvatting en toepassing is van hetgeen waartoe
besloten was. Nu zal het blijkenof men unaniem sectiën- of commissie
onderzoek prefereert, waarnaar ik mij zal rigten, hoewel ik er voor blijf dat
de sectiën de ontwerpen nu afhandelen.
De heer Krantz. Ik ben het in zoover wel eens met den geachten
praeses onzer Commissie, dat deze zaak behoort tot de vorige en dus even
zeer in de sectiën dient te worden onderzocht. Maar als de Raad het wen
schelijk oordeelt, dat de thans aangeboden ontwerpen worden gesteld in
handen der Commissie van Financiënzal ik mij gaarne daarnaar voegen.
Het is altijd vereerend voor de Commissieen ik hoop dan ookdat de
geachte praeses zich aan dat onderzoek niet zal onttrekken.
De heer Scheltema. Het mag zijn de opvatting van den heer de Moen
of van een van de ledendie het zoo begrepen heeftdat het sectie-onder
zoek in de plaats kwam van het onderzoek door de Commissie van Finan
ciën; maar de Raad heeft het niet zoo begrepen, en wij zijn gehouden
ons te regelen naar de bestaande verordening en niet naar eene opvatting
van een der leden.
De Voorzitter. Ik zal thans in rondvraag brengen om de verordenin
gen te verzenden aan de Commissie van Financiën.
Het voorstel daartoe wordt aangenomen met 15 stemmen tegen 1 (die
van den heer de Moen); hebbende de heer Krantz zich ten deze buiten
stemming gehouden.
De Voorzitter. Ik zal nu, naar aanleiding van hetgeen gesproken is,
vragenof de zaak ook in de sectiën zal worden behandeld.
De heer van der Hoeven. Zou men dat niet afhankelijk kunnen ma
ken van het in te wachten rapport der Commissie? Misschien wordt daar
door het onderzoek in de sectiën overbodig.
De Voorzitter. Dat zou nog al ophouden; en ik wenschte daarom dat
daaromtrent reeds thans werd beslist.
De heer van der Hoeven. Ik meende, dat het preliminair onderzoek
in de Commissie voordeelig zou zijn voor het onderzoek in de sectiën.
Wordt besloten het rapport der Commissie af te wachten.
Voorts worden nog overgelegd
3°. Adres van H. de Veer, c. s.houdende aanvrage tot concessie voor
de levering van duinwater.
De Voorzitter. Ik stel voor, dat adres te stellen in handen van Bur
gemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën.
De heer Krantz. Mag ik tevens voorstellendit adres ter inzage te
leggen in de leeskamer? De zaak is nog al van belang.
De Voorzitter. Ik heb daar geen bezwaar tegen.
Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter en van
den heer Krantz.
4°. Adres van den heer B. F. Krantzom ontslag uit de Commissie van
toezigt op de scholen van middelbaar onderwijs.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han
den van Burgemeester en Wethouders en van de genoemde Commissie.