Burgemeester en Wethouders stellen voor den adressant het gebruik dier zaal toe te staan, tegen betaling eener som van f 25. Wordt op gelijke wijze aangenomen. De heer van Kaathoven. Alvorens de vergadering gesloten worde, verzoek ik nog een oogenblik het woord. De Vooezittee. Wegens het vergevorderde uur stel ik voor, de be grooting op morgen ten één ure in behandeling te nemen. De heer de Moen. Dus wordt n®. 8 van het eonvocatie-billet nu niet behandeld, mijnheer de Voorzitter? De Vooezittee. Neen, maar, zoo als besloten is, in sectiën. De heer de Moen. Zal er dan eerst eene regeling van dat sectie-onder zoek door Burgemeester en Wethouders plaats hebben? Dan wilde ik ver zoeken, aan die deliberatiën geen deel te nemen. Ik weet niet hoe mijne mede leden in de Commissie er over denken. Ik voor mij geloof echter dat de leden der vergadering veel vrijer in de sectiën de voorstellen kunnen besprekenwanneer de leden der Commissie er niet bij zijn. De heer Keantz. Ik heb reeds gezegddat het ook mijne opinie is dat het van de Commissie niet te vergen is aan een nieuw onderzoek deel te nemen over eene zaak, waarover zij reeds alles heeft medegedeeld. Ik zou het dus veel doelmatiger vinden, dat zij ditmaal niet aan dat onder zoek deelnam. De Vooezittee. De heeren zullen toch wel als leden der vergadering aan dat onderzoek willen deel nemen. De heer de Moen. Maar ik ben toevallig ook lid der Commissie, en kan mij dus van dat onderzoek niet ontdoen als lid der vergadering. De heer Hubeecht. Het doet mij leed van den voorzitter der Commis sie van Financiën deze mededeeling te vernemen; het komt mij voor dat juist de tegenwoordigheid van de leden dier Commissie in de afdeelingen zeer wenschelijk en nuttig zoude wezen. De geachte leden van die Commis sie zullen, als de zaken zelf reeds onderzocht hebbende, misschien wel voor zich zeiven geene voorlichting behoevenmaar hunne ervaring zal toch de overige leden juist daardoor te beter kunnen voorlichten. De heer Goüdsmit. Ik geloof, dat wij zoo doende geheel van de zaak afdwalen. Als ik het wel heb, hebben wij nu van Burgemeester en Wet houders eene nadere regeling te verwachten. En wat nu het bezwaar be treft van de heeren leden der Commissie van Financiën, de heer Hubrecht heeft het reeds teregt opgemerkthet doel is geenszins hun het maken van een nieuw rapport op te dragen, maar veeleer om van hen licht te verkrij gen ten aanzien van die punten waarover zij het best licht kunnen verspreiden. De heer van Kaathoven. Ik hoor nu uit de deliberatiëndat er voor de Commissie van Financiën iets blesserends in mijn voorstel zou gelegen zijn. Ik zou kunnen volstaan door met daar niet op te antwoorden anders dan eenvoudig te verzoeken nogmaals te lezen wat ik heb voorgesteld. Maar bovendien bestaat er een voorbeeld in Schiedam. In het gemeente blad kan men lezendat de financiële commissie aldaar ook heeft deelge nomen aan het onderzoek in de sectiën. Ik noem het dus eene kinder achtige gevoeligheid om mijn voorstel zoodanig op te nemenalsof er iets kwetsends tegen hen in gelegen was. Mijne bedoeling was en is geene andere dan om licht te vragen waar ik vermeende dat te kunnen vinden, en ik begreep daaronder ook de Commissie van Financiën. Ik heb zoo even het woord gevraagd over eene andere zaak. Het ont haal, dat aan den heer Meerburg is te beurt gevallen, in der tijd, bij gelegenheid zijner aanmerking op de brandblusschingwas zeker niet aan moedigend voor anderen. Ik kan niet aannemen, dat de heer Meerburg als een feit zou hebben verhaald wat niet waar was. Hij mag misschien dat feit wat sterk gekleurd hebben en ten gevolge daarvan zijne woorden in het gedrukt verslag gewijzigd hebbendit echter geldt alleen den vorm maar de zaak zal wel zóó geweest zijn. De moeijelijkheid evenwel om het feit te bewijzen lag, zoo als meermalen, waarschijnlijk daarin, dat daarvoor niet altijd getuigen zijn bij te brengen. Voor het eerste zal ik mij wach ten voor het laatste heb ik gezorgddoor mijne betrekking als regent van het Weeshuisheb ik kunnen nagaanhoe bij den laalsten brand gehan deld is. In het Weeshuis is een spuit voorhanden, die onder toezigt van een brandmeester voor een groot gedeelte door de weezen bediend wordt. De brand was in de nabijheid, de jongens, in één gebouw en daarbij ijve rig, waren spoedig gereed. Dat dus de weesjongens er het eerst bij zijn geweest is goed te begrijpen en wordt hun ook niet als bijzondere verdien ste aangerekend. Maar hoe heeft de zaak zich verder toegedragen? Ten 11 ure verlieten zij met de spuit het huis door de Kerksteegde Koor- steeg naar de Hooigracht, daar men zeide, dat de brand daar was uitge broken. Maar daar zijnde, is het gebleken, dat men moest zijn op den Middelweg en men is van daar gegaan door de Heerensteeg naar den Ou den Rijn. Men heeft daar den aanbrenger enz. alles behoorlijk in orde gebragt en de perspomp zoo na mogelijk bij den brand geplaatst. Toen nu de vereeniging tusschen den aanbrenger en de perspomp zou plaats hebben, waartoe de perspomp achteruit werd gehaaldbleek hetdat de slang te kort was en dat men met de perspomp niet verder kwam dan tot 2 a 3 ellen van de Heerensteeg. en eenige meerdere ellen van de plaats waar de brand reeds sterk was. Ten gevolge daarvan is men daar zoo lang moeten blijven, tot er hulp kwam van eene andere brandspuit, die de ontbrekende slangen geleverd heeft. Nu is van dat gemis aan slangen het^ gevolg ge weest, dat er meer dan een half uur is verloopen eer er water is gegeven, en zijdie het eerst bij den brand warenniet het eerst water hebben kunnen' geven. Nu vraag ikhoe komt dat? terwijl wij thans eene brand weer hebben, die tamelijk veel geld kost, en waarbij dan toch met voor de kortste, maar voor de langste afstanden moest gezorgd zijn. Ik heb den plattegrond van de stad voor mij genomen, en als men dien raadpleegt, dan ontwaart mendat in de Koorsteeg digt bij de Langebrug en nog op andere plaatsen de afstand van het water nog grooter is. Het is dus van belang, dat hierin voorzien worde, en bij elke spuit slangen voorhanden zijndie voor de verste afstanden toereikende zijn. De Vooezittee. Het heeft ook ons zeer verwonderd, dat het zoo lang "eduurd heeft eer er water was; en de fout lag zeker daarin dat de slangen te kort waren om den brand te bereiken. Er is echter altijd een groot aan tal slangen op een wagen aanwezig aan de stads werf bij het Galgewater. Met schijnt echter dat het personeel, belast met het vervoer van dien wa gen, niet tijdig genoeg gewekt is; want èn de heer Stoffels èn ik hebben naar de werf om slangen moeten zenden. De heer van Kaathoven. Vroeger waren die slangen langer. De heer Hubeecht. Het blijkt, dat de slangen aan die spuit niet de plaats van den brand die trouwens hier op een der meest verwijderde pun ten van het water was, hebben kunnen bereiken. Bij het ontstaan van brandis de bepaling dat onmiddelijk een wagen met slangentoortsen zeilen enz.die aan de stadstimmerwerf steeds gereed staatdaarheen moet vervoerd worden ook dit is geschiedmaar misschien heeft dit vervoer eenige vertraging ondervonden. De opperbrandmeester had echter vroeger aan "ie directie meerder lengte slangen kunnen aanvragen; wil hij toch tot de premie concurrerendan zal hij ook de meest van het water verwijderde plaats moeten kunnen bereiken. Het beproeven der spuiten is Dingsdag jl. voor een deel aangevangen en zal morgen worden voortgezet; dan zal ook dit punt besproken worden. Ik acht het zeer noodigdat iedere spuit ruim van slangen is voorzien. De heer van Kaathoven. Het is vooral in het belang der ingezetenen dat ik deze vraag gedaan heb, maar het is ook voor een gedeelte daarom opdat aan de jongens, die zoo ijverig gewerkt hebben, niet de verdiende belooning ontga, maar hun de eerste premie worde toegekendwaaromtrent, zoo ik mij niet vergis, twijfel geopperd is. De heer Keantz. Ik wenschte nog dit op te merken. Ik gevoel mij geheel vrij van de gevoeligheid, die door den heer van Kaathoven kinder achtig is genoemd. Maar mijn verlangen isdat de Commissie niet geroe pen worde over een onderwerp te oordeelenwaarover zij reeds een advies heeft uitgebragt, en in de sectiën als gewoon lid te worden ingedeeld. Wan neer dit geschiedt als lid der Commissie, is de verhouding voor ons toch zeer moeijelijk. De heer db Moen. De heer van Kaathoven heeft zeker zonder naden ken zich zoo onvoorzigtig uitgelaten. Ik ben de eerste geweest die ver langd had, dat zijn voorstel het eerst zou behandeld worden. Ik ben ook de °eerste geweest die er voor gestemd heb. Maar dat neemt met weg, dat ik gaarne van de sectiën wenschte gelibereerd te zijn. De Commissie van Financiën heeft altijd nog al veel werk en convocatiën gehad in bep- tember en October zonder tal, over de begrooting en andere onderwerpen, en ik geloof dus dat eene verdere raadpleging niet wel van haar kan ge vergd worden. De heer van Kaathoven. Het doet mij leed, dat de Commissie mijne woorden zoo heeft opgevat. Ik heb stellig de bedoeling niet gehad haar iets krenkends te zeggen. De heer de Moen. Om een bewijs te gevendat ik niet zoo gevoelig benverklaar ik dan nu de commissie alsnog aan te nemenmits de lieer van Kaathoven zijne beschuldiging intrekke. Hierop wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRAB BE. 1386. 31

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 5