aldaar besloten. Ik zal mij dus neerleggen bij de neerlegging van die
poort en zal die afbraak met zeer onverschillige oogen aanzien.
JJe lieer Hoog. Ik ben zeer voor de voordrag! en heb reeds verleden
jaar mij voor de afbraak van deze poort verklaard. De brug eisebt daarbij
dringend vernieuwing en deze vernieuwd wordende, zoude ik vermeenendat
het geheel verkeerd gezien zoude zijn de poort niet te gelijker tijd te amo-
veren. Ik toch hecht niet aan dat bouwstuk en geloof voor mij aan gcene
architectonische waarde daarvanwelke toch wel niet zal gelegen zijn in
liet scheef metselen en behakken der groote steenen, welke aan die poort
gevonden worden. Ik zal conform het voorstel van de Commissie van Fa
bricage stemmen.
De heer van Kaathoven. Ik ben ook voor de vernieuwing der brug
uit het oogpunt van bouwvalligheid en gevaar voor de passagemaar ik
zie daarom de noodzakelijkheid tot afbreken van de poort niet in. Als men
even als aan de vroegere Marepoort eene stevige houten brug maakte
zonder verfraaijingdan ware die uitgaaf niet noodig. Dus ik ben voor
het behoud der poort en de vernieuwing der brug. Ik zal echter tegen
de heele zaak moeten stemmendaar het een met het ander in verband
is gebragt.
De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Het heeft mij verwonderd
dat in de voordragt is opgenomen het afbreken der poortdaar op het op
roepingsbriefje alleen vermeld staat«Voordragt tot vernieuwing der brug
met bijkomende werken;" dit is eene algemeene uitdrukking, waarin geens
zins het afbreken der poort begrepen is. Het afbreken van eene poort is
een werk van grooter omvang dan dat men het zoude kunnen noemen
«een bijkomend werk." Ik hoop mij niet te sterk uit te drukkenmaar ik
zie hierin eene soort van onopregtheiddie ik moet afkeuren; het heeft
den schijn alsof men bij overrompeling eene zaak wilde tot stand brengen.
Het ware beter geweest dat er ronduit was gezegd en dat het publiek had
gewetendat het hier gold de afbraak van de Rijnsburgerpoort. Maar
ik zal er thans niet langer over spreken. Ik had mij altijd voorgesteld dat
de Commissie van Fabricage volgens een vast plan te werk ging, en dat
in dat plan was opgenomen om al de poorten af te brekenen dat geene
enkele genade in hare oogen zoude gevonden hebben. Een ieder heeft
daaromtrent zijne eigene zienswijze en ik wil ook die van een ander eerbie
digen. Maar tot. mijne groote verwondering zie ik dat ik mij vergist heb
en dat de Morschpoort, die sedert jaren in eenen zeer slechten toestand
verkeerde en o. a. vele scheuren in het metselwerk vertoonde, thans her
steld en geheel opgeverwd en opgehaald wordt. De heer van der Hoeven
heeft zoo even over inconsequentie gesprokenmaar ik verbaas mij over
die van onze Commissie van Fabricage, die de Morschpoort laat herstellen,
terwijl zij voorstelt de Kijnsburgerpoort af te breken. De Kijnsbur
gerpoort is sterk en er zijn weinig kosten tot onderhoud aan te doen,
en hoe dan ook door sommigen thans over den bouw dezer poort geoor
deeld wordt, zeer zeker is het een kunststuk van metselwerk, en dat is
niet mijne beschouwingmaar het oordeel van alle menschen die eenige
kennis van bouwkunde hebben en goeden smaak bezitten. Deze uitgaaf
beschouw ik als geldverspilling, het doet mij leed het te zeggen, maar het
woord moet er uit. Ik zal niet tegenspreken dat de brug herstelling ver-
eischt; maar is deze nu in een jaar tijds zoo slecht en bouwvallig gewor
den? Het vorige jaar heeft zij de proef goed doorgestaan bij gelegenheid
van het feestelijk onthaal van de oud-strijders binnen Leyden. Toen was
er een toevloed van menschenzoo als hier zelden plaats heeften wel in
de eerste jaren niet te verwachten is; de naauwe doorgang, die nu beweerd
wordt zoo hinderlijk te zijn, heeft toen geene ongelukken doen ontstaan.
Bovendien hoop ik nog altijd dat eenmaal door eene verplaatsing van het
station van den Hollandschen spoorweg de voornaamste toegang naar Leyden
in eene andere rigting zal komen. In der tijd heeft men goed gevonden
ons station op de ongeschiktste plaats die te vinden was te bouwenterwijl elders
de stations zooveel mogelijk aan een goed vaarwater worden gebouwdzoodat
dan om die reden de poort niet behoeft afgebroken te worden. Maar vooral
ben ik in den tegenwoordigen tijd zeer tegen dergelijke groote werkenzoo
deze niet dadelijk noodig zijnwij verkeeren thans in buitengewone omstan
dighedeneen nieuw belastingstelsel moet worden ingerigt en er zijn reeds zoo
vele gelden aan gemeentewerken besteed. De Hoogewoerdspoort zie ikop de
aanstaande begrooting, met haren val bedreigd, terwijl reeds groote som
men voor het onderwijs en het bouwen van scholen besteed zijn. Wil men
volstrekt iets doen en geld uitgevendan zoude ik wenschen dat het liever
onder dan boven den grond besteed werd. De vreesselijke ziektedie ons
onlangs bezocht, wordt beweerd ook door het bestaand rioolstelsel te zijn
voortgeplant en verspreid; ik weet niet te beoordeelen of dit geheel is aan
te nemen, maar zeker is het dat het er van grooten invloed op is. Door
het geld nu onder den grond te gebruiken en een veranderd rioolstelsel te
maken zal zeker het oog minder aangenaam worden aangedaandan bij
het zien van vele verfraaijingen in de stad; maar ik stel mij voor dat het
op de sterflijsten van de gemeente eene gunstige verandering zoude maken.
Ook het plan van aanplemping vind ik een ongelukkig plan; van de mooije
singelgracht wordt dan eene sloot gemaakt, en de voorgestelde verfraaijing
houdt op verfraaijing te zijn. Ik zie er dan ook niets anders in dan de
zucht om de zomer-societeit, die bij hare oprigting reeds den dood aan
de poort verklaard heeftte bevoordeelen.
De heer van Outeren. Ik ben niet geroepen om de redactie van het
beschrijvings-billet te verdedigen, maar ik moet toch opkomen tegen de mee
ning van den heer Kneppelhout, dat ten deze met overrompeling en als bij
surprise zou gehandeld zijn. Ieder raadslid, in eene der laatste vergaderin
gen tegenwoordig geweestwist dat de afbraak der Rijnsburgerpoort heden
aan de orde was. Een voorstel daartoe zou niet spoedig andermaal van de
Commissie van Fabricage zijn uitgegaan, maar de voordragt is een gevolg
van hetgeen besloten is toen de heer Tollens onlangs in deze vergadering
dat onderwerp ter sprake bragt. Wat nu betreft dat het herstellen der
Morschpoort zou zijn geldverspillenook deze beschuldiging Iaat zich niet
verdedigen. Meent men dat de poorten niet voldoende onderhouden worden
dan zou alligt gezegd worden dat men door verval tot afbraak wilde dwin
gen, omdat er bij de commissie een onherroepelijk besluit zou bestaan alle
poorten af te brekenen worden die uit het aangewezen artikel onderhouden
dan moet dat geldverspillen heeten 1 De reden waarom men de Morschpoort
I weer beeft hersteldis gelegen in den wenk, in eene der vorige vergaderin
gen gedaan, om de Morschpoort te behouden. Wat betreft het beweren dat
de sociëteit Amicitia reeds gebouwd is in het vooruitzigt dat de Rijnsburger
poort zou worden afgebroken, en dat men die nu ook ten gerieve dier socië
teit afbreken wilik denk wel dat een der hier aanwezige hh. commissaris
sen dier sociëteit de wederlegging van dat argument zal overnemen.
De heer Meerburg. Ik zal voor de afbraak der Rijnsburgerpoort
stemmen. Ik had liever het eerst behandeld, wat nu het laatst zal be
handeld wordenhet geldik ben gewoon eerst te onderzoeken of het geld
er is. Wat de Morschpoort aangaat, ik zie volstrekt geen nut in die poort en
heb voor twee a drie maanden reeds voorgesteld die af te breken; maar
men heeft 'die willen behouden en daarom heeft de Commissie van Fabri
cage gelijk haar te doen herstellen.
De heer Hubrecht. Ik acht het zeer wetischelijk om den toegang tot
de stad aldaar te verbeterenen dit geloof ik zal door het overgelegde
plan allezins worden bereikt. De brug is, alhoewel niet gevaarlijk, zoo
als de heer van Kaathoven meende, toch slecht en eischt herstelling;
aanzienlijke verbreeding is hier noodig, en met behoud van de poort kan
dit niet verkregen worden. De heer Kneppelhout meende, dat de brug
in het vorige jaar nog wel eene proef van sterkte had doorgestaandit
is zoomaar door het aanbrengen van een tal bindten waarmede de brug
versterkt is, werd hiervoor gezorgd; maar ik vraag: raag die brug, aan
een der hoofdingangen der stadin dien toestand blijven. Het woord
geldverspillen door hem gebezigd, acht ik geheel ongepast; geene gelden
worden uitgegeven, of de Raad heeft zijne goedkeuring daaraan gegeven;
het is eene beschuldiging tegen den ganschen Raad gerigt. De herstelling,
die nu aan de Morschpoort wordt verrigtwas noodzakelijk, en geheel
vereenig ik mij met hetgeen door den heer van Outeren zoo juist hierover
is aangevoerd.
De heer de Fremery. Ik beschouw deze verbetering als een vervolg
van die aan de Borstelbrug en de Blaauwpoortsbrug. Ik geloof, dat, wil
men aan de zijde van het station een behoorlijken toegang tot de stad
hebben, de poort noodwendig moet worden afgebroken en de brug aanzienlijk
verbreedzooals door de commissie is voorgedragen. Het voorstel zal ik dus
gaarne ondersteunen.
De heer Goudsmit. Ik ben zeer voor dat plan. Ik behoor, ik erken
het gaarnetot de poortensloopers. Poorten stonden in verband tot het
stelsel van afgesloten gemeenten en het poorterschap. Zij zijn niet meer
van onzen tijd en het is daarom dat ik ook zeer gaarne de Morschpoort
zou willen zien verdwijnen.
De heer Cock. Ik heb tegen de zaak een bezwaar van een geheel ande
ren aard. Thans toch is in beraadslaging gebragt de conclusie van het rap
port der Commissie van Financiënwaarin de quaestie over het al of niet-
afbreken van de poort niet dan zijdelings wordt behandeld. Die conclusie
handelt voornamelijk over de financiële quaestie, hoedanig te voorzien in de
kostendoor die vernieuwing en afbraak veroorzaakt. En nu bevind ik mij
te dezen aanzien weer in dezelfde moeijelijkheid als waarin ik was met op-
zigt tot de vernieuwing van de Blaauwpoortsbrug. Ik heb toen voor de
zaak gestemd, maar ik was tegen de middelen tot dekking der onkosten.
Ook nu ben ik voor de vernieuwing der brug aan de Rijnsburgerpoort,
niettegenstaande die gepaard gaat met het afbreken van die poort, maar ik
ben er tegendat dergelijke vernieuwingendie ik beschouw als gewone
uitgaven, zouden moeten gevonden worden uit buitengewone middelen. Ik
heb reeds vroeger gezegd, dat in eene stad, die 138 bruggen heeft, eene
zoodanige vernieuwing niet kan beschouwd worden als een werk van buiten
gewonen aard. De stad moet jaarlijks rekenen op een meerder of minder
aantal vernieuwingen van bruggen. Het eene jaar kan zoodanige vernieuwing
eens belangrijker zijn dan het andere, maar het blijft altijd een gewoon
werken om daarvoor het geld te vinden door verkoop van kapitaal of door
eene leening, daar ben ik sterk tegeu. Wat de vernieuwing zelve betreft,
daarmede kan ik mij zeer goed vereenigen, ofschoon ik overigens in het
algemeen geen voorstander ben van het afbreken van poorten. Bij deze
poort evenwel moet ik erkennendat er ligt bij het vertrek en de aan
komst van treinen, wegens de engheid van den doorgang, gevaar voor
menschenlevens ontstaan kanvooral op zon- en feestdagen. Doch hoe dit
ook zijn moge, nu het rapport van de Commissie van Financiën in stem
ming wordt gebragt, ben ik wel genoodzaakt tegen te stemmen.
De Voorzitter. Thans is het 't rapport van Burgemeester en Wet
houders dat in rondvraag zal worden gebragt.
De heer Cock. Ik meen wel duidelijk bij den aanvang der beraadsla
ging te hebben gehoorddat de conclusie van het rapport der Commissie
van Financiën werd voorgelezen en dus daarover beraadslaagd.
De Voorzitter. Het blijft altijd het voorstel van Burgemeester en
Wethouders.
De heer de Fremery. Ik meen dat er nu alleen sprake kan zijn of de
zaak zelve goed- of afkeuring verdient. Vindt het voorstel bijval, dan zal, wan
neer het bestek en de voorwaarden ter goedkeuring worden aangeboden
tevens de regeling, de wijze waarop in de uitgaven zal worden voorzien,
worden beslist.
De heer Cock. Dan zal ik er mij niet tegen verklaren.
De heer Hartevelt. Ik ben zeer voor de voordragt. In antwoord op
de bemerking van den heer Kneppelhout, alsof het afbreken van de Rijns
burgerpoort ook zoude geschieden in het belang van de buitensocieteit
Amicitia, moet ik zeggen te meenendat hij zich zeer vergisthet afbreken
van die poort is zeer tegen het belang dier sociëteitde waarde van het
gebouw zal verminderendoor het zonderlinge voorkomen.
De heer Kneppelhout van Sterkenburg. Ik heb het woord geldverspil
ling gebruikt. Het is zeker een kwaad woord en ik hoop dat het mij niet
ten kwade zal worden geduid, maar ik wist geen zachter woord te vinden;
ik meende er medegeld uitgevendat bespaard had kunnen wordenof dat
op nuttiger wijze had kunnen worden besteed. Maar wat bet herstellen van
de Morschpoort betreft, moet ik den heer Hubrecht antwoorden, dat ik mij
niet kan herinneren dat hieromtrent eenig besluit door den Raad genomen
iswel weet ik dat de heer van der Hoeven zieh over den slechten toestand