Door dit hek is, mijns inziens, de grond, daar binnen gelegenweldegelijk aan de publieke dienst onttrokken. De heer van Outeren. Ik geloof dat aan dc uitdrukking aan de publieke dienst onttrekken niet uitsluitend die beteekenis moet worden gegeven dat, wat daaraan onttrokken wordt, bevorens ten gebruike van het publiek moet geweest zijn. Wij herinneren ons dat b. v., toen de wachthuizen aan de ingangen der gemeente afgebroken zouden worden zij ter openbare dienst niet meer bestemd zijn verklaard, maar daarom waren die gebouwtjes vroeger niet ten gebruike van een ieder. De heer Hartevelt. De vergelijking, door den heer van Outeren ge maakt, is allerzonderlingst; wachthuisjes van commiezen bij een open ter rein. Men zoude het b. v. nooit in de gedachten gekregen hebbenom bij de hh. ambtenaren in hunne wachthuisjes een kopje thee te gaan drinken. De heer Goudsmit. Ik geloof, dat de heer Hoog gelijk heeft. Als de Eaad besloten heeft den grond niet te vervreemdenzoo kan dit even min langs een omweg geschieden door den grond aan de publieke dienst te onttrekken. De heer van der Hoeven. Ik geloof, dat, ook na den heer Hoog met genoegen te hebben gehoord wij toch de meéning zouden kunnen aannemen dat het onttrekken aan de publieke dienst hier in dien zin is te verstaan dat de stad den grond behoudt ter harer beschikking. Maar ik ben het eens dat daadwerkelijk de grond aan de publieke dienst onttrokken is. De heer de Moen. Ik zou ook meenendat de woordenniet ont trekken aan de publieke dienster uit moestenwant als zij er in blijven moet ik als ingezeten over den grond kunnen beschikken, regt hebben er op te wandelenen dat zou een paradoxe zijn. Het zou ook het schoone geheel ontsierenindien men daarop ging bouwen. Maar ik heb omtrent deze zaak nog eene financiële opmerking. Ik heb hooren aanvoerendat aan die aanplemping en aan het hek door stadswerkers is gewerkt. Ik heb dat ook gezien. Maar nu is mijne vraag, opdat dit duidelijk blijke moge: worden zij betaald door de administratie der kweekschool, of door de stad? Die vraag moet en kan door den heer Hubrecht opgehelderd worden. Ik verondersteldat die betaling wel zal geschieden door de admi nistratie, indien het voor hare rekening was, waaraan ik echter zeer twijfel. De heer Hubrecht. Het hekdat op de teekeningbij de plannen in gediend stond aangeteekendwas onder de kosten der verandering aldaar opgenomen en is van stadswege aldaar gesteld. De heer de Moen. Dan behoorde het ook door de stadswerkers te geschieden. De heer Tollens. Ten aanzien van dit punt van behandeling had ook ik willen opmerken, dat het dagelijksch bestuur ons geplaatst heeft tegenover een fait accompli, dat wij nu wel goed moeten keuren; want het hek staat er en de grond is bereids ingenomenof, zooals de keer Hoog dat meer juist en afdoende noemde, de bedoelde grond is binnen gesmokkeld. Datgeen wat nu gevraagd wordt is reeds geschied. Ik had de goedkeuring van den Eaad willen zien voorafgaan aan de nu verlangde regularisatie van het gebeurde. Wat betreft het onttrekken van dien grond aan de publieke dienst, deze heeft, zoo al niet in wettelijken zin, nu toch facto plaats gehad; want er staat een gesloten ijzeren hek voor, dat de toegang voor het publiek beleten dat is wel het meest sprekend en afdoend middel van onttrekking aan het algemeen gebruik. Het is echter nu een maal een fait accomplien ik verklaar mij daarom niet tegen de voordragt. De heer Stoffels. Ik wensch alleen deze vraag te doen. Indien eens onverhooptwat natuurlijk niet wenschelijk is en ook niet is te verwachten de kweekschool wierd opgehevenaan wien is dan de grond De heer Hubrecht. Zoowel de grond waarvan nu sprake is, als de grond vroeger ten gebruike afgestaan, voor welk gebruik toen f500 is gestort, blijft het eigendom der gemeente. De heer Stoffels. Maar er is eenmaal voor dien grond betaald. Als er niets van gezegd is in de overeenkomst, zou daaromtrent misschien later moeijelijkheid kunnen komen. De heer Hubrecht. Bij do gehouden discussie in Mei 1862, toen de som was aangeboden, is de zaak breedvoerig besproken, maar is daarbij bepaald, dat de grond eigendom bleef van de stad. De heer Meerburg. Ik heb daar gehoorddat het hek voor rekening der gemeente gezet is. Maar moet dan de gemeente geheel de kosten daarvan dragen? Dan zou wel ieder particulier op zulk eene wijze een hek willen hebben. De heer Krantz. Als ik mij wel herinner, dan strekt daarvoor juist die f 500. De Voorzitter. Voor mij is deze zaak natuurlijk geheel vreemd. Maar na al wat ik daaromtrent nu gehoord heb, is het mij aangenaam geweest te vernemendat er geheel gehandeld is in den geest der vergadering zoo ten opzigte van den aanleg als het plaatsen van zulk een sierlijk hek. En als ik het wel heb begrepenbestaat er geen bezwaardat er bepaald wordt, dat die grond aan de openbare dienst onttrokken worde. Ik geloof, na de gevoerde discussiedat de grond later wel weder tot zijne vroegere bestemming zou kunnen worden teruggebragt en dat, door hem aan de openbare dienst te onttrekkende zaak niet uit haar geheel genomen wordt. Hierdoor toch wordt m. i. alle bezwaar weggenomen. De heer Scheltema verlaat de vergadering. De heer Goudsmit. De zaak is mij nog niet geheel duidelijk. Als de grond vervreemd wordt, wordt hij vooraf aan de openbare dienst onttrok ken. Maar als de heeren van de kweekschool huurders zijn van dien grond zie ik de noodzakelijkheid van die verklaring niet in. Deze forma liteit is voor dit geval niet voorgeschreven. De Voorzitter. Er is hier geen huur. Het betreft een geheel excep- tionelen toestand. Toen men niet geweten heeft wat men met den grond zou doenis hij alleen ten gebruike afgestaan. De heer Hubrecht. Ik herhaal hier hetgeen ik reeds vroeger heb gezegd aan de kweekschool voor zeevaart is vergund het gebruik van het nieuwe terrein tot toegang naar het gebouw, en daarvoor is door de kweekschool f 500 aangeboden en in de stads-kas gestort. De heer van der Hoeven. Zou het niet best kunnen gevonden worden als er niets stondnoch dat de grond aan de openbare dienst onttrokken wordt, noch dat hij zulks niet wordt? De heer Hoog. Ik zou wel willen weten, welke bewoordingen in 1862 gebruikt zijn ten opzigte van den vorigen grond, want bij de verheeling is het een geheel geworden. Bij het raadplegen van de notulen van dien tijd zouden wij zulks het best kunnen weten. Is toen de grond niet aan de openbare dienst onttrokkendan moet dit ook thans niet gedaan wordenen omgekeerd, heeft dit toen wel plaats gehad, dan behoort dit nu ook ten aanzien van dit stuk gronds te geschieden. Ik geloof tochdat het hier blootelijk geldt eene vergrooting van het vorige terreinhetgeen bijeen op hetzelfde artikel moet staan in het register van het kadaster: //Leyden als eigenares: de Kweekschool als vruchtgebruikster." De heer Goudsmit. Mijn bezwaar is nog niet opgeheven; want of men gebruiker of huurder zij, in geen dier beide gevallen komt het te pas te spreken van het onttrekken aan de openbare dienst. De gemeentewet heeft dit alleen bepaald voor vervreemding, verpanding of bezwaring van eigen dom, maar niet voor huur, of voor afstand in gebruik precario. Ik be grijp het dus niet goed, en de zaak wordt mij hoe langer te duisterder. De heer de Eremery. Ik geloof ook dat, wanneer een grond tijdelijk wordt afgestaan, het niet noodig is te verklaren, dat hij aan de openbare dienst onttrokken wordt; wordt dit dus niet vermeld, dan zal niettemin de gemeente, wanneer zij dit verlangt, weder op andere wijze over den grond kunnen beschikken. De heer Goudsmit. Er is dan toch een tijdelijk genot van den grond en door eene dergelijke noodelooze formaliteit schept men zich voor het ver volg noodelooze moeijelijkheid, twijfel en verwikkelingen. Men herinnert zich nu reeds niet meer wat er in 1862 is gebeurd. Men zal er dus later nog minder van weten en alzoo tot verkeerde en gevaarlijke gevolgtrekkingen aanleiding geven. De heer Meerburg. De grond ten behoeve van Amicitia is ook op recognitie uitgegevenen is ook vooraf aan de openbare dienst onttrokken. Dus, volgens de stelling van den heer Goudsmit, zou er toen ook ver vreemding hebben plaats gehad. De Voorzitter. Ik geloof toch, dat art. 230 hier toepasselijk is. Het zegt: //De aan de gemeente behoorende wegen, straten enz. mogen niet worden vervreemd, bezwaard of verpand, dan nadat zij door een besluit van den Eaad verklaard zijn ter openbare dienst niet meer bestemd te wezen." De heer Goudsmit. Dat is juist wat ik zeg. Het geldt hier noch ver vreemden, noch bezwaren, noch verpanden. De Voorzitter. Toch wel eene bezwaring. De heer Goudsmit. Neen, mijnheer de Voorzitter; bezwaren, zooals hier bedoeld wordtis het vestigen van een zakelijk regtb. v. eene erf dienstbaarheid of hypotheek. De heer van der Hoeven. Zou de heer Goudsmit bezwaar hebben om die verklaring weg te latenen niets dienaangaande te vermelden De heer Goudsmit. Dat is juist wat ik wensch. Ik wil van die onttrekking aan de openbare dienst geene melding hebben gemaakt. Alsnu wordt voorlezing gedaan van de notulen van 27 Febr. 1862, voor zooveel dit punt betreft, waaromtrent het volgende is vermeld: //Adres van de Commissie van oppertoezigt en beheer der kweekschool voor zeevaart, om het kosteloos gebruik van gemeentegrond aan de Witte- poort. Gelet op het rapport van Burgemeester en Wethouders; Is dienovereenkomstig met achttien stemmen tegen ééne stem, die van het lid du Eieu (de heeren HubrechtDriessen en Kluit hielden zichals leden der gemelde commissie, ingevolge art. 46 der gemeentewet, buiten stemming) besloten den grond of barm aan den vestwal bij de Witte-poort, kadastraal bekend Sectie A. n°. 133, ter grootte van 500 vierk. ellen, in gevolge art. 230 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n° 85), te ver klaren ter openbare dienst niet meer bestemd te wezenen voorts dat ter rein aan de commissie voornoemd kosteloos in gebruik af te staantot eene exercitieplaats en eene aanlegplaats voor de sloepen." De heer Hubrecht. In de vergadering van 28 Mei 1862 is door den Voorzitter het volgende gezegd//Het blijkt dan tochdat het aanbod door de Commissie is gedaan in de veronderstelling, dat de beschikking altijd blijft aan de stad." En zoo is ook het voorstel aangenomen. De Voorzitter. Mag ik vragen, of de heer Goudsmit bezwaar heeft tegen de weglatingof tegen het voorstel door mij zoo even gedaan. De heer Goudsmit. Ik heb alleen dit bezwaar, dat, zoodra men den grond aan de adressanten afstaat voor uitsluitend gebruik, de grond eo ipso tijdelijk aan de openbare dienst wordt onttrokken, terwijl de gemeentewet de verklaring alleen bij vervreemding wil. De Voorzitter. Dan zal ik het rapport in stemming brengen met weg lating der periode: //zonder aan de openbare dienst te worden onttrokken." Met die weglating wordt de voordragt aangenomen met 18 tegen 3 stemmen. Tegen: de heeren Hartevelt, Goudsmit en van Kaathoven. VI. Eekening over 1865, als: a. Van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwen huis. De Commissie van Financiën heeft daarop geene bedenkingen en raadt die goed te keuren en vast te stellen, de ontvangst op 13492.05, de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 3