De lieer Goudsmit. Wat ik wensclite op te merkenis sleclits cene i kleinigheidmaar het woordje zelf in dit artikel komt mij overbodig voor. Het ligt wel in den aard der zaak, dat, als de ontvanger tegenwoordig is, hij er zelf is. Met weglating van dit woord en behoudens de voorgestelde wijziging, wordt het artikel goedgekeurd. Art. 20 wordt aldus goedgekeurd De ontvanger overnacht niet buiten de gemeente, zonder toestemming van den Burgemeester. Tot eene langere afwezigheid dan van acht dagenbehoeft hij het verlof van Burgemeester en Wethouders. Tot eene langere dan van ééne maanddat van den Raad. Art. 21 luidt aldus: Hij draagt, in geval van afwezigheid of ziekte, zorg dat de zaken geene vertraging of belemmering ondervinden. Te dien einde wijst hij op zijne verantwoordelijkheid en onder goedkeuring van het dagelijksch be stuur, iemand aan, die hem inmiddels zal vervangen en die in handen van Burgemeester en Wethouders zal moeten afleggen den eed of de belofte, dat hijvoor zooveel hem aangaat, de instructie van den ontvanger zal in acht nemen en opvolgen. Ingeval van overlijden van den ontvanger, zonder dat in zijne vervanging voorzien is, geschiedt zulks door Burgemeester en Wethouders, onder me- dedeeling aan den Raad. Door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld te lezenBij over lijden van den ontvanger wordt door Burgemeester en Wethouders, onder mededeeling aan den Raad, een waarnemend ontvanger benoemd." De Voorzitter. Wij meendendat het raadzaam was te vermeldenop welke wijze in de vervanging van den ontvanger zal worden voorzien. Met de aangeduide wijziging wordt het artikel goedgekeurd. Artt. 22 en 23 worden aldus goedgekeurd: Art. 22. De ontvanger is verantwoordelijk voor al hetgeen aan gelden effecten, bescheiden of boeken, tot zijn kantoor behoorende, ontbreekt, voorzooverre zulks niet aan overmagt of onvermijdelijke toevallen te wijten is. Art. 23 Bij oproerige beweging, zamenscholing of andere stoornis dei- openbare orde, alsmede ter gelegenheid van brand, begeeft hij zich onmid dellijk naar de localen in art. 16 vermeldneemt de vereischte maatregelen tot beveiliging van al hetgeen onder zijne berusting is en verwijdert zich van daar niet dan met toestemming van Burgemeester en Wethouders. Voorts is nog door Burgemeester en Wethouders de volgende bepaling voorgesteld Art. 24. Aan art. 9 wordt eerst met 1 Januarij 1867 uitvoering gegeven. De heer Goudsmit. Ik wenschte die bepaling niet te hebben opgenomen als art. 24als een integrerend deel van de instructiemaar veeleer als eene afzonderlijke, transitoire bepaling. De nieuwe bepaling wordt hierop, als overgangsbepalinggoedgekeurd. De instructie in haar geheel wordt vervolgens aangenomen zonder hoof delijke stemming. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders hebben alsnu de eer voor de betrekking van gemeente-ontvanger aan te bevelen de heeren Hendrik Henkes en Mr. Jean Corneille du Pui. Ik stel voor, tot de benoeming over te gaan in de eerstvolgende vergadering. Dienovereenkomstig wordt besloten. VI. Verzoeken van de wed. H. Omvlee, geb. Molet, en de wed. J. L. van der Noordaageb. Lieftinkom voor een langeren tijd in het genot gesteld te worden der aan hunne nu overledene echtgenooten toegekende toelagen. Burgemeester en Wethouders zeggen in hun rapport datwaren de over ledenen in hunne betrekking gebleven, de weduwen, na het laatste besluit, 3 maanden na het overlijden van den man-vader in het genot der jaarwedde zouden zijn gebleven, en vragen of het dus niet billijk is dat dit op deze toelagen worde toegepast, die toch in geenen deele met pensioen zijn gelijk te stellen. Zij gelooven ja en adviseren daartoe te besluiten. De Commissie van Financiën vereenigt zich met deze beschouwing. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. VII. Verzoek van d'. C. A. X. G. F. Sicherer, om zijne jaarwedde in verhouding te brengen met de bezoldiging van den leeraar in de Fransche taal en letterkunde aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. Burgemeester en Wethouders stellen voor den adressant eene personele toelage van ƒ200 te verleenenmet welk voorstel de Commissie van Finan ciën zich vereenigt. Wordt op gelijke wijze aangenomen. VIII. Voorstel van de Vereenigde Commissie van toezigt op de ge meenteinstellingen voor hooger en middelbaar onderwijs tot verhooging der jaarwedde van den leeraar dr. A. T. van Aken. Burgemeester en Wethouders raden die verhooging van jaarwedde, ad ƒ200, te verleenen, met welk voorstel de Commissie van Financiën zich vereenigt. Wordt op gelijke wijze aangenomen. IX. Voorstel van dezelfde commissie om een gedeelte van de bezoldiging van den leeraar in de Fransche taal en letterkunde uit te betalen aan die leeraren, welke gedurende de vacature die vakken hebben onderwezen. Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën raden dien overeenkomstig te besluiten. Wordt op gelijke wijze aangenomen. De heer de Moen. Zou ik mogen voorstellen de punten, sub n°. 11 en 12 op het convocatie-briefje vermeld, alsnu te behandelen? Het kon zijn, dat wij niet tijdig gereed waren met de behandeling der alsnu aan de orde zijnde verordening op het vormend onderwijs, zoodat wij in deze ver gadering de beide bedoelde punten niet zouden kunnen afdoen. En toch de daarbij belanghebbende personen hebben reeds zoo lang eene beschikking verlangd op hunne verzoeken, dat het wenschelijk is die niet langer uit te stellen. Ik zou dus verzoeken, dat allereerst die onderwerpen aan de orde wierden gesteld; dan kon, des noods, de verordening op het vormend on derwijs nog worden verdaagd. De Voorzitter. Ik weet niet, hoe de vergadering hierover denkt; maar ik ben volkomen bereid de orde te veranderen. Wordt besloten de twee laatstvermelde onderwerpen vooraf te behandelen. Diensvolgens is alsnu aan de orde X. Adres van D. A. Schretlen en C". tot het in eigendom bekomen van den gemeentegrondwaarop hunne fabriek is gebouwd. Burgemeester en Wethouders, na ingewonnen te hebben het advies van de Commissie van Fabricage, stellen voor afstand te doen van den grond op den vestwalbij het kadaster bekend onder sectie A n°. 372 en 411, ter grootte van 7005 ellen, tegen eene som van 2626.87 J, met welk voorstel de Commissie van Financiën zich vereenigt. De heer du Rieu. Ik ben er tegen om het verzoek van de heeren Schretlen en C°. toe te staan. Mijn gevoelen staat in het rapport der Com missie van Financiën afzonderlijk vermeld. De heer Hubrecht. Ik kan het gevoelen van dat eene lid der Com missie van Financiën niet deelen, dat de gasfabriek op geene andere wijze, immereenige uitbreiding erlangen kan. Indien toch de bogt van het sin gelwater vlak aan de gasfabriek werd aangeplempt, en de singel verlegd werd, zoude de fabriek zich aan die zijde op eene doelmatige wijze kun nen uitbreiden. Daar het tegenoverliggend Raamland toch aan de stad be hoort zoude dit geene groote bezwaren kunnen opleveren. Ik zal voor het verzoek van den heer Schretlen stemmen. De heer van der Hoeven. Ik had eenigermate hetzelfde bezwaar als de heer du Rieu. Ik kan begrijpen, dat de gasfabriek vroeger of later een grooter terrein noodig kan hebben, maar na hetgeen ik van den heer Hubrecht gehoord heb, zal ik voor het rapport stemmen. De heer Hoog. Ik kan er mij wel mede vereenigen om den verkoop te laten doorgaan. Maar ik mag daarom niet met stilzwijgen laten voorbijgaan hetgeen de heer Hubrecht zoo even heeft gezegd, voor zooveel eene moge lijke vergrooting der gasfabriek geen bezwaar zou ondervinden door dezen verkoop van den grond daarnaast aan den heer Schretlenhetgeen de bedenking was van den heer du Rieu. Wij zijn nog zoo ver niet dat wij dat denkbeeld van den heer Hubrecht, om den singel vóór de gasfabriek te verleggen, behoeven te beoordeelen. Maar als het singelwater aldaar gedempt en verlegd zal zijn, dan zal dat oogenschijnlijk geen bezwaar hebben, maar mijns inziens inderdaad wel. Intusschen, ik herhaal het, wij zijn nog zoo ver niet gekomen dat dit behandeld moet worden. Ik moet echter nu reeds dit weinige opmerken. Het Raamland namelijk, waarvan de heer Hubrecht sprak, is gelegen onder eene naburige gemeente, onder Leyderdorp; en ik geloof, dat men bijzonder het oog zal moeten houden op de grensschei ding van die gemeente, en het geen zaak is om den singelweg van de stad op territoir van Leyderdorp op dat punt over te brengen zooals bij eene verlegging van den singel door het Raamlandal is dit stads-eigendom het o-eval zoude worden. Ik behoud mij dus voor daarop nader terug te komen, indien werkelijk tot zulk een plan werd overgegaan. Maar wat de zaak zelve betreft, die wij nu behandelen, daaromtrent heb ik geene beden king tegen het rapport en voorstel tot den verkoop. De conclusie van het rapport wordt hierop met 16 stemmen tegen 1, die van den heer du Rieu, aangenomen XI. Adres van C. T. Steffelaar tot het in eigendom bekomen van den gemeentegrond, waarop zijne fabriek is geplaatst. Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig het advies der Com missie van Fabricage, bedoeld terrein, bij het kadaster bekend onder sectie A, n°. 474, 475, 471 en 472, ter grootte van 1880 vierk. ellen, aan den adressant in eigendom af te staan, tegen betaling eener koopsom van 705. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XII. Verordening, regelende het vormend onderwijs. Over de algemeene strekking wordt door niemand het woord verlangd. Het opschrift luidt aldus VERORDENING regelende het vormend onderwijs te verstrekken aan de hulponderwijzershulponderwijzeressen en kweekelingen der open- hare lagere scholen te Leyden. De heer Goudsmit. Ik heb eene enkele bedenking op het opschrift. In art. 21, en ik verheug mij er zeer over, wordt ook aan de hulp-onderwij zers van bijzondere scholen gelegenheid gegeven van dat vormend onderwijs gebruik te maken. Zou het dus niet goed zijn, met weglating van het woord openbareeenvoudig te lezen: //lagere scholen," ten einde het een met het ander in harmonie te brengen? Er zijn toch geene andere lagere scholen dan openbare en bijzondere. De heer van Heukelom. Men zou dan eigenlijk moeten stellen: //dei- scholen voor lager onderwijs." De heer Goudsmit. Dat is mij onverschillig. Mijn denkbeeld is slechts om het opschrift met den inhoud in overeenstemming te brengen. Met het amendementin verband tot dat van den heer van Heukelom wordt hierop het opschrilt goedgekeurd. De artt. 122 worden aldus goedgekeurd: Art. 1. Aan de hulponderwijzers, hulponderwijzeressen en kweekelingen van de openbare lagere scholen der gemeente Leyden wordt onderwijs gege ven in de vakken, genoemd in art. 44 der wet van 13 Augustus 1857 (Staatsblad n°. 103) en het teekenen. Bovendien ontvangen de jongens-kweekelingen onderwijs in de gymnastiek en de hulponderwijzers in de gymnastiek en de wiskunde. Art. 2. Deze inrigting heeft vijf klassentwee voor de jongens-kweeke lingen, eene voor de meisjes-kweekelingen, eene voor de hulponderwijzers en eene voor de hulponderwijzeressen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 4