De Voorzitter. Voorts heb ik de eer nog mede te deelen dat bij do opneming der tienden onder Leyderdorp deze gebleken zijn, voor dit jaar, behalve de aardappelenslechts te bestaan in twee partijen vlas en eene paitij gerst, hetgeen van te weinig belang is om daarvoor eene openbare verpachting te houdenen wordt dientengevolge voorgesteldde tienden voor den oogst en jaarschare dezes jaars te Leyderdorp te veld staande, gelijk zulks in de laatste jaren plagt te geschieden, onder de hand, vol gens taxatie van twee deskundigen aan de tiendpligtigen af te staan. Dienovereenkomstig wordt besloten. Aan de orde is: I. Adres van Mr. H. W. Stuffkenhoudende verzoek om een eervol ontslag als lid der plaatselijke schoolcommissie. Burgemeester en Wethouders raden dat ontslag eervol te verleenen onder dankbetuiging voor de in deze door den adressant belangeloos bewe- zene diensten. Dienovereenkomstig wordt besloten. II. Adres van Mr. B. A. de Graaff, houdende verzoek om een eervol ontslag als eersten leeraar in de oude talen aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt //Wij hebben de eer u bij deze over te leggen het adres van den eersten leeraar in de oude talen aan de instellingen voor hooger en middelbaar on derwijs Mr. B. A. de Graaff, waarbij deze tegen den aanvang van den vol genden cursus een eervol ontslag uit genoemde betrekking verzoekt, als gehoor gevende aan eene op hem uitgebragte benoeming naar Haarlem. Wij hebben hierop ingewonnen het advies van Curatoren van het Gymna sium, waarbij hij bepaaldelijk is werkzaam geweest en welk rapport wij hiernevens overleggen. Wij maken daarop geen bezwaar u te raden den adressant het verzocht eervol ontslag te verleenen tegen den lcn September aanstaande." Dienovereenkomstig wordt besloten. III. Benoeming van een lid voor de plaatselijke schoolcommissie. De heeren Wttewaall, du Kieu en Hubrecht worden door den Voorzitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De voordragt, door de plaatselijke schoolcommissie ingediend, bevat de volgende namenMr. G. A. van Hamel en Dr. H. W. van der Mey. De uitslag der stemming is, dat met 15 stemmen benoemd wordt Mr. G. A. van Hamel, zijnde 1 stem uitgebragt op Dr. H. W. van der Mey, ter wijl 1 briefje in blanco was gelaten. IV. Voordragt tot wijzigingvan het raadsbesluit tot heffing en de ver ordening tot invordering der belasting op de honden. Die voordragt is van den volgenden inhoud: »Bij de missive van den minister van binnenlandsche zaken van den 23en Junij dezes jaars n°. 200 (2e afd.) gaf Z. Exc. te kennen dat, naar het hem toescheende bepaling der te betalen som voor een nieuw ken- teeken, af te geven in geval het eerste mogt verloren zijn, te huis behoorde niet in de verordening maar in het raadsbesluit regelende de heffing der be lasting. Bij dit twijfelachtig voorschrift, bij de goedkeuring dat in de ver ordening regelende de invordering de betaling, voor een nieuw kenteeken bijaldien het oude mogt onbruikbaar geworden zijn, bleef opgenomen, bij des ministers eigene uitdrukking dat niet het kenteekenmaar de afgegeven quitantie het bewijs oplevert dat de belasting betaald is, bij de uitdrukke lijke vermelding in het nieuw geredigeerde artikel, dat de ontvanger, alvo rens een nieuw kenteeken uit te reiken, zich moet overtuigen dat de belas ting voldaan is, blijft er wel geen twijfel over, dat de belasting voor een nieuw kenteekenuit te reiken bij verlies van het eerst afgegeveneniet als belasting maar als onkosten bij het vervullen van voorgeschrevene formali teiten is te beschouwen. Wij meenden in dit een en ander voldoende gronden te vinden om, gelijk dit voorschrift bij de vroegere belasting op de honden binnen deze gemeente, en bij de ten vorige jare goedgekeurde belasting op de honden te 's Gravenhage, in de verordening regelende de invordering is opgenomendit ook nu in deze verordening te behouden. Gedeputeerde Staten van Zuidholland denken er anders over, blijkens hunne bedenkingenmedegedeeld door den Commissaris des Konings in Zuidholland bij zijnen brief van den 12en Julij B. n°. 4309 (3« afd.), en terwijl er reeds zooveel tijd verloren is, houden wij alle verdere tegen-bedenkingen terug en nemen de vrijheid u voor te stellende nieuwe redactie van de tweede alinea van art. 6 uit de verordening te ligten en in het raadsbesluit over te brengen. Voorts stellen wij u voor, vermits de tijdsbepalingen, in de verordening voorkomende, niet meer kunnen in acht genomen worden en daaruit bezwa ren bij de invordering kunnen ontstaanin de artt. 2alin. 2 en 7, het woord Julij te veranderen in Augustus. Eindelijk zullen deze beide stukken op nieuw moeten vastgesteld worden." De heer de Moen. Ik ben er voor; maar als er nu staat /-Augustus", sluit dit dan in, dat de heffing niet meer over een half jaar kan geschieden? De Voorzitter. De heffing geschiedt over een half jaar. De voordragt wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. V. Concept-instructie voor den gemeente-ontvanger, met nadere voor dragt van Burgemeester en Wethouders. Over de algemeene strekking wordt door niemand het woord verlangd. Het opschrift wordt aldus goedgekeurd: VERORDENING houdende instructie voor den ontvanger der gemeente Leyden. De artt. 18 worden aldus goedgekeurd: Art. 1. De Ontvanger is belast met het innen van al de inkomsten en ontvangsten, die, hetzij voor de gemeente alleen, hetzij in gemeenschap met andere, moeten plaats vinden, of die hem door Burgemeester en Wethou ders worden opgedragen. Hij geeft de vercischte quitantiën op zijnen naam en onder vermelding zijner betrekking. Art. 2. Hij neemt bij de aanvaarding zijner bediening, in tegenwoor digheid van Burgemeester en Wethoudersop behoorlijken inventarisonder zich alle voorhanden papierenregisters en verdere bescheiden tot het kan toor betrekkelijk. Wijders, de aanwezige gelden en schuldbekentenissen en andere geldswaarde hebbende stukken, aan de gemeente toebehoorende of waarvan het beheer aan het Gemeentebestuur is opgedragen. De minuut van dezen inventaris, door Burgemeester en Wethouders opge maakt, wordt in het gemeente-archief nedergelegd en een afschrift daarvan, tegen bewijs van ontvangst, aan den Ontvanger uitgereikt. Art. 3. De Ontvanger staat onder het onmiddellijk toezigt van Burge meester en Wethouders en moet dientengevolge zich naar hunne voorschriften gedragen. Art. 4. Hij staat de belanghebbenden zoo spoedig mogelijk ten dienste en mag, onder geen voorwendsel of benaming ook, van dezen bijbetalingen of geschenken aannemen. Art. 5. Hij ontvangt, behalve van de belastingschuldigengeenegelden, dan op schriftelijke magtiging van Burgemeester en Wethouders, op huur- of pachtcontracten of andere titels waaruit van de schuldvordering blijkt. Art. 6. Bij onwil of nalatigheid van eenigen schuldenaar der gemeente, is hij verpligt Burgemeester en Wethouders, binnen drie maanden na den vervaltijddaarvan kennis te geven en inmiddelsovereenkomstig de wettige verordeningende vereischte maatregelen te bewerkstelligen tot handhaving harer regten. Art. 7. De Ontvanger doet geene betalingen dan met inachtneming van de bepalingenvoorgeschreven bij art. 224 en 225 der gemeentewet. Geene betalingen worden in zijne rekening geleden dan die op de begroo ting der gemeente zijn toegestaan, die waartoe, volgens art. 211 der ge meentewet, Gedeputeerde Staten het Gemeentebestuur gemagtigd hebben, of die, bij overschrijding der toegestane som, zijn voorzien van de magti ging bij art. 213 en 214 der gemeentewet voorgeschreven. Evenmin wordt eenige betaling in zijne rekening geledendie niet is gedaan ten behoeve van dengenenop wiens naam het bevelschrift is gesteldzijn wettigen ver tegenwoordigererfgenamen of regtverkrijgenden. Hij betaalt niet dan op bevelschriften voorzien van het vereischte zegel. Art. 8. Wanneer hij verzuim of dwaling in de afgifte of den inhoud van een bevelschrift ontdekt, geeft hij, vóór de voldoening, kennis aan Burge meester en Wethouders. Art. 9 luidt aldus: De Ontvanger is verpligt tot het houden van de hierna volgende boeken 1°. een behoorlijk gezegeld dagboekwaarop hij terstond alle ontvangsten en uitgaven aanteekent; 2°. een kasboek, waarin hij de ontvangsten en uitgaven uit het dagboek overbrengtmet aanteekening van het iiommer en de dagteekening van het bevelschrift en der quitantie; 3°. een van een alphabetisch register voorzien grootboekwaarin alle pos ten op den begrootingstaat voorkomendezoowel die tot de ontvang sten als die tot de uitgaven behoorengebragt worden onder afzon derlijke hoofden, ingerigt naar de orde van den staat van begrooting zullende hij gehouden zijn, dagelijks zijne registers op te maken en te sluiten. Daarop is door Burgemeester en Wethouders voorgesteld alin. 3 aldus te lezen //Een grootboek over elk dienstjaar, waarin alle posten, zooals die op de begrooting voorkomen, onder afzonderlijke hoofden worden gebragt; de bij zondere fondsen waarvan het beheer aan hem is opgedragen en waarvan hij jaarlijks aan de bevoegde magt rekening doet, worden in dit zelfde boek, mede onder afzonderlijke hoofdengebragt. Al deze boeken worden dagelijks opgemaakt en zooveel noodig afgesloten." De heer Hubrecht. Ik wenschte te vragen, of de commissie wel be dacht is geweest, dat de boekhouding der uitgaven niet op zegel behoeft te geschieden, en dat alzoo, wanneer art. 9 al. 1 voorschrijft //een behoor lijk gezegeld dagboek waarop hij alle ontvangsten en uitgaven aanteekent," de kosten van vele zegels zouden verloren gaan. Welligt echter heeft de commissie hiervoor voldoende reden gehaden zal zij mij wel willen inlichten. De heer de Bremerï. Wat de heer Hubrecht daar zegt is volkomen juist; voor de uitgaven behoeven er zeker geene zegels te worden gebruikt. Maar de wensch van de commissie is om zoowel de uitgaven als de inkom sten te vermelden in hetzelfde dagboek. Ik heb daar geen bezwaar in ge vonden omdat ook nu hetzelfde plaats heeftofschoon niet alle posten afzon derlijk worden geboekten vind het zelfs beter dan twee afzonderlijke boekenwat geheel in strijd is met de strekking van het voorstel. De heer de Moen. Het dagboekwaarin terstond alle ontvangsten en uitgaven moeten worden ingeschreven, moet gezegeld zijn, en of nu de uit gaven dan ook vrij mogen zijn van zegel, zij behooren tot den inhoud van het dagboek, als zoodanig. De Voorzitter. Het denkbeeld van de heeren is alzoo kennelijk, dat de inkomsten en uitgaven in hetzelfde dagboek behooren voor te komen. De heer de Moen. Juist, mijnheer de Voorzitter, en de ontwerpers hebben dit dan ook zeer goed begrepen. Er is geen dagboek denkbaar zonder dit. De heer Goudsmit. De zaak kan niet anders plaats hebben; het dag boek moet bevatten al wat er eiken dag, elk oogenblik, op het kantoor voorvalt. De heer Hartèvelt. Men zoude alsdan vervallen in twee dagboeken, een gezegeld voor de ontvangsten en een ongezegeld voor de betalingen. Hoeveel kost het zegelen van het door de commissie bedoelde dagboek? De Voorzitter. Ik meen p. m. /"200. Maar het zij mij vergund hier eene aanmerking te maken, Ik weet niet, of de heeren ten deze niet wat te veel een koopmansboek op het oog hebben. Is het voor een adminis tratief kantoor wel zoozeer een vereischte, dat de inkomsten en uitgaven door elkander worden gebragt op het dagboek? Ik zou er, met het oog op het zegelminder aan hechtendat alles door elkander in het dagboek vermeld wierd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 2