De lieer Hubrecht. De aannemer van den bouw der lokalen van de
hoogere burgerschool heeft reeds van den aanvang af zijn uiterste best ge
daan, en hij is reeds zoo ver gevorderd, dat er alle hoop bestaatdat het
werk op zijn tijd zal zijn afgeleverd. De man heeft intusschen met vele
en groote moeijelijkheden tc kampen gehad. Hij heeft een dag gehad,
toen de cholera hier op het felst woedde, dat elf werklieden hein plotseling
verlaten hebben; hij heeft toen alles moeten doen om weder anderen te
krijgenhetgeen hem ook ten deele gelukt is. Met groote opofferingen
ging dit echter gepaard. De bijvoeging, door den heer de Fremery ver
langd zou ik zeer goed vindenen zij zal geen bezwaar opleverendaar
een van de borgen de vader en de ander een broeder van den aannemer
is. Het zijn mensehendie overigens gunstig bekend staan.
De heer van der Hoeven. Na al hetgeen ik gehoord hebheb ik
geen beswaar het verzoek toe te slaan. De omstandigheden zijn hier van
bijzonderen aard. Daar komt bijdat de zaak publiciteit krijgt. Daardoor
worden de belanghebbendendie bezwaar mogten hebbenals het ware
gewaarschuwd. Ik zou het eene hardheid vinden het verzoek af te slaan.
De heer de Moen. Ik zou voorstellenten einde alle moeijelijkheid
voor te komen, dat er besloten wierddat de borgen zouden worden ge
hoord. Dan zou aan alles worden te gemoet gekomen volgens het gevoelen
van den heer Goudsmit.
De Voorzitter. Ik geloof ook, dat het 't voorzigtigst is de toestem
ming der borgen te vragen. Ik zal dus het voorstel van Burgemeester en
Wethouders in stemming brengen met de bijvoeging, dat de inwilliging van
het verzoek geschiedt onder nadere toestemming der borgen.
Alzoo aangevuld, wordt de conslusie van het rapport met algemeene
stemmen aangenomen.
V. Kekening van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis
over 1865.
De Commissie van Financiën raadt die goed te keuren en vast te stellen:
de ontvangsten ad 6311.'42, de uitgaven ad 6310.78, alzoo opleverende
een batig saldo van 64met bepaling dat daarvan in de eerstvolgende
rekening verantwoording zal worden gedaan.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
VI. Staten van af- en overschrijving of suppletoire begrooting, dienst
1865, van
a. de Gemeente-apotheek
b. de Vereenigde Gast- en Leprooshuizen;
c. het B. C. Armbestuur
d. het B. C. Wees- en Oudeliedenhuis;
e. het Israëlitisch Armbestuur.
Deze worden achtervolgens goedgekeurd, hebbende de heer Wttewaall na
de behandeling van a de vergadering verlatenen de heer Goudsmit zich
bij de behandeling van e, als lid van het daarbij betrokken armbestuur,
buiten stemming gehouden.
VII. Verordeningen op het openbaar lager onderwijs.
De Voorzitter. Mag ik vragenof de leden ook over de algemeene
strekking dier verordeningen consideratiën hebben?
De heer Scheltema. Ik ben tegen deze zaak en meen nu bij de alge
meene beschouwingen de reden daarvoor te kunnen opgeven. Aanvankelijk
verkeerde ik met deze zaak in eenige moeijelijkheid, want de vele stukken
die wij er over gekregen hebbenzijn voor mij eene nier d boire. Ik moet
bekennen dat het mij niet mogelijk was de zaak behoorlijk en in alle details
te onderzoeken en te beoordeelen. Doch ik kan mij daarvan onthouden
omdat mijn bezwaar van algemeenen aard is en zou blijven bestaan, al
was de voorgestelde organisatie van het onderwijs nog zoo uitmuntend.
Mijn bezwaar is dit: dat de kosten van het onderwijs, die reeds tot eene
verbazende hoogte gestegen zijndoor deze voordragt op nieuw hooger
worden. Behalve toch IJ- tonne gouds, die aan gebouwen besteed zijn,
zijn de kosten van het onderwijs jaarlijks p. m. 80000. Daaronder is
bijna f 20000 voor het onderwijs aan on- en minvermogenden. De overige
f 60000 is aan onderwijs voor de meergegoede klassen, waarvoor schoolgeld
betaald wordt, maar zoo weinig, dat de opbrengst der schoolgelden slechts
ruim f 20000 bedraagt, zoodat dit onderwijs een tekort oplevert van bijna
40000, hetgeen, na aftrek van de rijkssubsidie ad f 7000, door al de
ingezetenen moet worden opgebragt. Nu wordt voorgesteld dat bedrag we
der met eenige duizenden te verhoogen, en wel ten behoeve van de school
litt. d.die bestemd is voor de meergegoede klasse. Daartegen heb ik
bezwaar. Dat de gansche burgerij betaalt voor het onderwijs aan behoefti-
gen en onverraogendendat keur ik goed; maar dat de gansche burgerij
belasting moet opbrengen ten bate van betrekkelijk weinigen, voor de kosten
van het onderwijs voor hen, wier ouders het zelve kunnen betalenmisschien
veel beter dan velen die er zwaarder voor worden belastdit acht ik onbil
lijk. Ik ben dus tegen de voordragt, indien er geen beter evenwigt wordt
gebragt tusschen de kosten en de opbrengst van school d.
De heer van Heukelom. Als algemeene beschouwing heb ik alleen te
zeggen, dat ik mij verheug, dat het tijdstip is aangebroken waarop eene
herziening der bestaande verordeningen op het lager onderwijs zal plaats
grijpen en daardoor een einde zal kunnen komen aan een toestand die reeds
te lang heeft geduurd tot groote schade van de schoolgaande jeugd. Ik
wensch dan ook dat de concept-verordeningen ons het middel mogen aan
de hand geven om het onderwijs op zoodanige wijze te regelen dat het een
goed aaneensluitend geheel vorme en de gemeente alzoo de vruchten moge
genieten van de aanzienlijke kosten die daaraan worden besteed.
De heer Tollens. Ik deel het gevoelen van den heer Scheltema, maar
ook de opinie van den heer van Heukelom. Met den laatsten hoop ik van
harte dat het lager onderwijs alhier eenmaal goed geregeld zij. Met eerst-
genoemden vind ik het echter niet verkieslijknoch billijk dat de ingezetenen
zoo belangrijk worden gedrukt door de kosten van onderwijs ten behoeve
van de kinderen onzer meergegoedendie zelfs betalen moesten wat zij voor
de hunnen wenschelijk achten. Dat men voor de minvermogenden die uit
gaven doet, vind ik daarentegen raadzaam en goed. Ik weet geen ander en
beter middel tot hunne beschaving en ontwikkeling, die voor do geheele
maatschappij van belang is en begeerlijk.
De heer Krantz. Ik verschil in gevoelen met den vorigen geachten spre
ker, en meen dat voor de scholen waarvan de meestgcgoede klasse ge
bruik maakt, de uitgaven door de ontvangsten bijna worden gedekt, en dat
zal nog ruimer worden wanneer aan de voorgestelde verbeteringen wordt
gevolg gegeven. Alleen voor de scholen van meer uitgebreid lager onderwijs
2° klasse is het schoolgeld laag gesteld en zou dit mogelijk kunnen wor
den verhoogd. Wat nu do gemeente-financiën betreft, acht ik het een geluk
kig teeken, dat die voor subsidiën aan armbesturen minder zijn dan vroeger
en daarentegen die van het onderwijs vermeerderenwaarvan de goede re
sultaten niet zullen uitblijven.
De heer du Rieu. Ik geloof, dat wij op het stuk van het lager onder
wijs thans op den goeden weg zijn en dat er ook goede regeling is voor
gedragen. Maar ik heb alleen dat bezwaar, dat de tractementen der on
derwijzers te hoog zijn gesteld. Ik geloof, dat dit verkeerd is, te meer,
daar er tegenover staat eene vermindering van werkzaamheden. Mij dunkt,
dat dit niet wel kan opgaan. De bestaande onderwijzers zijn wel geschikte
menschen van wier onderwijs wij de goede vruchten zien; maar ik geloof
niettemindat het verkeerd is hunne tractementen te verhoogen. Naar
mijn oordeel zullen de scholen meer opbrengen, als die tractementen niet
vermeerderd worden. Dat is eene zaak, die mijne goedkeuring niet kan
wegdragen. Er is nog een punt, dat mij nog niet duidelijk is, of het na
melijk de bedoeling is, bij de uitbreiding der meisjesschool, het lokaal,
dat er is, te behouden. Die school zal beter bezocht worden, als het
lokaal uitgebreid wordt, en dan verwacht ik daarvan ook goede resultaten.
De heer Cock. Wat algemeene consideratiën betreft, kan ik mij volko
men vereenigen met het aangevoerde door den heer Tollens. Ik ben voor
al wat strekken kan tot het vermeerderen der gelegenheid tot verkrijging
van onderwijsen dus van verlichting en beschaving ten behoeve van on-
en minvermogenden. Van een geheel anderen aard is de uitbreiding, die
men zich voorstelt te geven aan de school van jufvrouw Benssenbedoeld
onder letter d, alwaar zeker geene sprake kan zijn van onderwijs aan on-
en minvermogenden. Ik geloof evenwel dat het beter zal zijn mijne be
denkingen omtrent die uitbreiding op te schorten tot later, wanneer wij tot
dit punt zullen genaderd zijn.
De heer de Fremery. Ik geloof, dat het bezwaar van de heeren
Scheltema en Tollens bij nader onderzoek niet zoo groot zal zijn. Ik heb
eene lijst voor mij van de kosten der verschillende scholen, waaruit blijkt,
dat de twee hoogste scholen tot nog toe aan de gemeente niets kosten en
de bijdragen de kosten geheel bestrijden. Wat de meerdere kosten voor
de andere school betreft, heeft reeds een ieder betuigd, dat hij er gaarne
veel geld voor overheeft. Ik deel de overtuiging dat de scholen voor uit
gebreid lager onderwijs der 2« klasse ook vervolgens, even als tot dusverre,
goede vruchten zullen opleveren. Ik heb dus tegen de voorgedragen rege
ling geen financieel bezwaar; en ik hoop met den heer van Heukelom, dat
wij ons in de uitkomsten dier regeling zullen verheugen.
De heer Hoog. Ik heb over deze aangelegenheid geene eigenlijke alge
meene consideratie. Enkele punten kunnen toch gevoegelijk later afzonder
lijk worden besproken bij de behandeling der verordeningen. Ik heb echter
reeds een bezwaar gehoord over de kosten van de school voor meisjes. In
principe zou ik het kunnen eens zijn met de hh. Scheltema en Tollens
deswegens. De laatste spreker heeft echter zoo even dat bezwaar tegenge
sproken en is van gevoelen, dat die school zich wel zelve zou kunnen be
druipen. De waarheid dier meening zal later moeten blijken. Maar als
die school al minder mogt opbrengendan zou dat wel op eene andere
wijze te vinden zijn. Als wij aan het punt der schoolgelden kzijn gekomen,
zal dit ook nader kunnen worden besproken en dan het te kort in de
opbrengst tegenover de kosten gevonden worden.
De heer Hubrecht. Het is reeds meermalen besprokendat de school
van jufvrouw Jesse te klein is, en dat hier een hulplokaal is toegevoegd
moeten worden, is wel het beste bewijs. Ik geloof overigens, dat het geld
voor de scholen voor on vermogenden en minvermogenden als goed besteed
is te beschouwen.
De heer de Moen. Ik heb wel eene algemeene aanmerking van finan-
ciëlen aard, en wel zooals die in het rapport voorkomt. Wat door de
heeren Scheltema en Tollens is gezegd, daarin ligt veel waars; en wat het
aangevoerde door den heer de Fremery betreftals men de opbrengsten van
verscheidene jaren rekent, dan ja zullen de uitgaven daardoor eenigzins ge
dekt zijn. Maar als men daarentegen het kapitaal rekent, dat in die scho
len gestoken is, dan is dat op verre na niet het geval, wat aangaat interest-
berekening.
De heer Meerburg. Wat de opmerking van den heer Krantz betreft,
nu geen subsidie meer wordt gegeven aan armbesturen, zoude het een
subsidie aan meergegoeden worden.
De heer Goudsmit. Ik wensch even te beantwoorden de bedenking, als
zouden de schoolgelden op de school onder letter d zoo laag zijn. Ik moet
dat tegenspreken. Ik heb op de school van den heer Eichman 50 voor
een kind betaald, dus niet zooveel als ik thans betaal op de openbare
school van den heer Japikse. De gegoede klasse betaalt dus werkelijk op
de openbare school minstens zooveel als op elke bijzondere school hier ter
stede. Dat is al wat ik heb te zeggen.
De heer Scheltema. Ik heb als mijn bezwaar opgegeven dat de gan
sche burgerij zal moeten betalen voor lien die zelve betalen kunnen. Daar
tegen is aangevoerd dat dit ook niet geschiedt en dat de school litt. d
zich zal kunnen bedruipen. Dit moet ik tegenspreken. Uit de officiële
stukkendie ik voor mij hebzie ik dat de kosten van debeide scholen
litt. d bedragen zullen ruim 16000. De opbrengst van het schoolgeld
over dit jaar is ƒ9000 a ƒ10000. De uitgaven zijn dus aanmerkelijk meer.
Voorts is er beweerd dat het onderwijs op de hoogere scholen minder be
zwarend voor de stadskas is dan dat op de lagere scholen. Ook dit is niet
zoo, maar juist omgekeerd. Hoe hooger het onderwijs is of hoe meer het
bestemd is voor hen, die men tot de meergegoede klasse kan rekenen,
des te meer moet de stadskas aanvullen. Een vlugtige blik op de voor mij
liggende stukken doet mij zien dat b. v. elke leerling op de school c bo-