kinderen van zes- tot twaalfjarigen leeftijd. Men heeft de avondschool af- i gesehaft op grond van nadeel voor de gezondheidmaar nu maakt men het zoo, dat, zeker althans gedurende den winter, den kinderen de gele genheid benomen wordt om de versehe lucht te genieten, terwijl er aan gezonde uitspanning niet meer behoeft gedacht te worden. Én toch wie zal het nut, ja de noodzakelijkheid daarvan voor kinderen van dien leeftijd durven betwisten? De ouders zullen daar stellig tegen opkomen en hunne kinderen telkens van de school terughoudenwaaruit een sterk schoolver zuim zal ontstaan, waartegen de hoofdonderwijzer onmagtig zal zijn. Het zal toch onmogelijk zijn dit te beletten, daar men niet het minste middel van dwang tegenover de ouders bezit. Hoe zal het nu doenlijk zijn dat bij zulken gang van zaken de hoofdonderwijzer behoorlijk klassikaal onder wijs geve? En toch is hem daartoe bij verordening de verpligting opgelegd. Men ziet in wat grenzelooze verwarring men deze school brengt door het drijven om die zevende klasse toch te behouden en er alzoo een schooltje voor middelbaar onderwijs au petit pied van te willen maken. Men is daardoor op den verkeerden weg geraakt en ik voorzie daarvan de slechtste gevolgen. De heer Stoffels. Ik moet de bemerking maken, dat, nu er geene avondschool meer zal gehouden worden, er nog al uren voor het onderwijs verloren gaan. 't Zal nu, om dat gemis van tijd voor het onderwijs te ver goeden, noodig zijn ook Woensdag-en Zaturdag-namiddag van twee tot vier uur onderwijs te geven. Zonder dat zouden de leerlingen te groot gemis aan klassikaal onderwijs hebben. Wat de gezondheid betreft, moet ik op merken dat de leeruren zijn van 9 tot 12 en van 2 tot 4 ure. Dat is nu toch zoo exorbitant niet om zoo grooten invloed op de gezondheid der kinderen uit te oefenen en er zoo schadelijk op te werken. Ik kan dat niet aannemen. Wat verder het overige privaat onderwijs betreft, daarvoor wordt toch aan de kinderen alle dagen van vier ure af gelegenheid gegeven. Niet om te transigeren wilde ik eerst den Zaturdag-middag vrij gevendaar ik dacht dat die tijd voor het schoonmaken van het gebouw noodig was. Maar na mijn ambtgenoot voor de fabricage te hebben gesproken, die geen zwa righeid maakte om dat schoonmaken ook na dien schooltijd te doen plaats hebbenkom ik daarvan terugen wensch ik dat er zoowel Zaturdag- als Woens dag-namiddag school worde gehouden. Ik vertrouw dan ook, dat wij zoo doende niet op den verkeerden weg zijn, maar ons juist op den goeden bevinden, te meer, daar ik verscheidene ouders gesproken heb, die nog al bezwaar hadden datnadat de avondschool was afgeschaftdie uren niet langs dezen weg zouden worden vergoed. Ook de hoofdonderwijzer deelde dat bezwaar. De heer van Outeren. Ik heb sedert onze laatste vergadering nog eens nagedacht over het onderwerp dat ons bezig houdt en bij mij is de vraag opgekomen, waarom alleen voor jongens der 2de klasse de avondschool zou moeten behouden blijven, en niet voor die der lste klasse. Dat er toch voor deze klasse geene avondschool zou zijnwordt gegrond op de eischen der gezondheid. Ik heb nog vóór deze vergadering onderscheidene raadsle den naar de reden van dat verschil gevraagdmaar ik heb daaromtrent geene oplossing kunnen krijgen, dan ten laatste van één lid, daarop neder- komende, dat voor de leerlingen der 2de klasse de avondschool niet verplig- tend is en zij wel verpligtend zou moeten zijn voor die der Ist6 klasse. Ik neem voor het oogenblik de juistheid dier inlichting volkomen aan; maar worden dan de leerlingen der tweede klasse, wat hun welzijn betreft, aan al het verderfelijke der avondschool gewaagd? Ik geloof het niet, noch voor deeene, noch andereklasse. Ik heb ouders gesprokendie wel degelijk bezwaar hadden, niet in het afmattende der avondschool, maar daarin dat hunne kinderen den gansehen namiddag niet zouden worden bezig gehouden. Ik ben uit dien hoofde tegen art. B gestemd; en ik hoop dan ook, dat art. 4 niet onherroepelijk reeds zal vastgesteld zijn, omdat het in bijna onafschei delijk verband staat met artikel 5dat nog in behandeling is. Ik hoop dat beide artikelen uit het concept zullen worden geligt en dat het onderwijs zal plaats hebbenzoo als wij allen daarvan de herinnering uit onze vroeg ste jeugd hebben, toen ook wij naar de avondschool werden gezonden. Ik vertrouw dat niemand onzer daarvan zoo schadelijke en verderfelijke gevol gen in zich zal hebben opgemerkt als thans ter sprake worden gebragt. De Voorzitter. Ik heb reeds te kennen gegeven, waaraan art. 5 voor namelijk zijn ontstaan verschuldigd is, dat namelijk door autoriteiten op het gebied der hygiëne en opvoeding op het schadelijke dier avondscholen ge wezen is, en daarom zijn wij tot de afschaffing er van toegetreden, doch onder de mits, dat er Woensdags en Zaturdags twee uren telkens in de plaats kwamen tot aanvulling der verloren lesuren. Ik wil er echter verder niet over strijdenmits ons dat worde toegegeven. Ik geloof tochdat het groote verwarring zou geven in het klassikaal onderwijs die uren te missen; men zou dan zoo doende vrij wat uren te kort komen. De beer van Heukelom. Het is juist dat, waarop ik wilde terugkomen. Men heeft die scholen volslagen bedorvendoor er te veel leerstof op te brengen. Men heeft daarvoor die uren er moeten bijspijkeren, om uit te komen; en nu wil men die kinderen van zesjarigen leeftijd dwingen om alle dagen ter school te komen. Men zegtdat is niet schadelijk. Maar het is niet zoozeer het onderwijs als het verblijf in die lokalenzoo alle dagen met zoo korte tusschenpoozenwaar ik tegen opkom. Wat het klassikaal onderwijs betreft, men maakt zich daarvan, naar het mij voorkomt, een verkeerd denkbeeld. Klassikaal onderwijs bestaat alleen wanneer de kinderen gelijkelijk worden onderwezen en daardoor in de gelegenheid zijn en blijven om zooveel mogelijk gelijke vorderingen te maken. Men heeft verkeerd gedaan met er de 7e klasse bij te voegen. De Voorzitter. De heer van Heukelom zegt, dat men verkeerd heeft gedaan er de 7° klasse lij te voegen. Hij meent zeker te bestendigenwant zij bestond reeds. De heer van Heukelom. Nu ja, mijnheer de Voorzitter, ik bedoel dan ook eigenlijk te behouden. De heer van Outeeen. Aangenomen dat bij den heer van Wijk de avondschool niet verpligtend is, zoo ben ik toch wel zeker dat die veel zal worden bezocht Daaraan zullen worden besteed zes uren 's weeks en de na- middag-lessen op Woensdag en Zaturdag voor de eerste klasse vorderen vier uren. Nu geloof ik niet dat dit verschil van twee uren 's weeks zoo overwegenden invloed op de gezondheid hebben zal. De Voorzitter. Naar aanleiding van het gesprokene is mij in de ge dachte gekomenof er niet een middenweg ware te vinden. Ik zou name lijk in overweging willen geven, om van de kinderen, die op de school van den heer Japikse de avondschool bezochtendie van zes- tot negenja rigen leeftijd uit te zonderen. Als wij dus die namiddaglessen alleen voor de hoogste klassen reserveerden zou welligt het bezwaar vervallen. De heer du Rieu. Dan is eigenlijk uw voorstel, mijnheer de Voorzitter, de zaak te latenzoo als zij iswant de avondschool bij den heer Japikse is alleen voor de twee hoogste klassen. Mijn jongen en die van een ander gaan slechts school tot vier ure; maar de avondschool is alleen voor dc meergevorderden. Ik geloof, dat het geen bezwaar heeft dit te behouden, en dan kunnen wij den Woensdag- en Zaturdag-namiddag laten voor andere lessen. De kinderen moeten zooveel mogelijk in den voormiddag frissche lucht genieten. De heer Goudsmit. De heer van Outeren gaf zoo aanstonds te ken nendat de avondschool naar zijn oordeel niet schadelijk is voor de ge zondheid. Tegenover zijn gezag kan ik overstellen dat der geneeskundigen, die zonder onderscheid verklaren dat de avondschool een ongunstigen in vloed uitoefent op de gezondheid. De heer van Outeren heeft zich beroe pen op de tijden onzer jeugd. Ik moet opmerkendat het tegenwoordig onderwijs van dat vóór bijna eene halve eeuw gegeven hemelsbreed ver schilt. Terwijl het vroeger genoegzaam mechanisch was, vordert het thans voortdurende inspanning, zoodat één uur van nu gelijkstaat minstens met twee uren van vroeger. De hoofdzaak thans is niet eene zekere dosis for mele kennis in te stampenmaar hoofd en verstand te ontwikkelenniet altoos mede te vliegen, maar de leerlingen te leeren vliegen. Verstaat de onderwijzer deze kunst, men kan met veel korteren tijd volstaan. Ik beroep mij wederom op den allezins deskundigen heer van Dijk, die ook mij ver klaard heeft, dat elk onderwijs, dat langer duurt dan vijf uren op een dag, op kinderen beneden de 12 jaren een schadelijken invloed moet uitoefenen. De heer van Outeeen. Ik geef den heer Goudsmit gaarne toe dat mijn weten op sanitair gebied niet veel beteekent, doch veronderstel dat ook hij op dat terrein zich niet het meest beweegt; maar wat meer zegt, is het argument van den geachten spreker, dat alle medici, zonder onder scheid, hebben verklaard, dat de avondschool nadeelig is. Tegen die her haalde verklaring omtrent dat oordeel van alle deskundigen, zonder onder scheid mag ik met eenig regt opkomen. Ik geef daartegen de stellige verzekering dat een hoogleeraar der medische faculteit alhier, en ik zou zijn naam willen noemenindien het niet min passend ware namen van derden in eene openbare vergadering te mengengansch niet gestemd is om de avondscholenom redenen van gezondheidaf te schaffen ennaar zijne overtuiging, het verderfelijk gevolg dier scholen niet vreest. Ik blijf bij mijn gevoelen dat de avondlesuren behooren behouden te blijven. De heer Krantz. Ik zal mij tegen de avondschool verklarenop de grondendoor den heer Goudsmit aangevoerd. De ondervinding heeft ook mij geleerd dat het van kinderen, van omstreeks 10 jaren oud, die 's mor gens 's middags en 's avonds zijn school geweest, niet te vergen is, na eenige oogenblikken rustwederom voor den volgenden dag te gaan werken. En toch de onderwijzers stellen er prijs op dat zij iets uit zich zeiven doen en eigen gedachten volgen, Wanneer nu de avondschool niet ge houden wordt, is er de gelegenheid, om behalve aan schoolwerk, ook eenigen tijd aan muziek, teekenen of andere zaken te besteden. De heer du Rieu. Als dit nog in aanmerking kan komenzou ik wil len voorstellendat art. 5 vervangen wierd door de bepalingdat de avond school op de school van den heer Japikse zou gehouden worden voor de discipelen van de twee hoogste klassenzoo als dit thans plaats heeft. De heer de Moen. Ik zie, dat art. 8 hierin voorziet. Die avondschool kan dus zeer goed blijvenen dan is het facultatief gelaten aan de ouders om er gebruik van te maken. Er staat toch: "De werkzaamheden op de avondschool worden zooveel mogelijk onafhankelijk gemaakt van die der dagschool, zoodat de leerlingen niet verpligt zijn de avondschool te bezoe ken." Dus er zou eene avondschool kunnen blijvenals dit artikel aan genomen wierd. De heer Goudsmit. Wat de heer de Moen daar aanvoert is regtens waar, maar feitelijk niet juist. Zoodra men de bevoegdheid toekent om van de avondschool gebruik te maken, staat het volkomen gelijk met de oplegging van dwang; want alle ouders zullen er ongetwijfeld hunne kin deren heenzendenten einde ze niet te laten achterstaan bij hen die de avondschool wel bezoeken. De heer van Heukelom. Ik meendat wij over art. B spreken. Men gaat nu terug tot art. 4, waar bepaald wordt, dat er dagschool wordt ge houden. Als men daar weêr op terugkomtdan sta ik er op dat men ook terugkome op de fatale bepaling van de 7« klasse. De Voorzitter. De opmerking van den heer van Heukelom acht ik zeer juist. Wij zijn thans aan art. Ben om nu weêr op art. 4 terug te komendaar zou ik zeer tegen zijn. Die zaak is afgehandelden wenschte ik als afgehandeld te houden. Maar de groote moeijelijkheid is alleen deze, of de uren genoegzaam zullen zijn om al die leervakken te onderwijzen; en hoewel het nu wel niet de bedoeling zal zijn van den heer van Heuke lom, zou zijn voorstel, zoo het werd aangenomen, het besluit in de vorige zitting genomennamelijk dat het EngelschDuitsch en de wiskunde op die school onderwezen zullen wordenillusoir maken. Intusschen hebben wij toch aangenomendat die vakken zullen onderwezen wordenenvooral in aanmerking nemende, dat die alleen voor de hoogste klassen zullen zijn, zou ik er zeer voor zijn de middaguren van Woensdag en Zaturdag, zooals zij zijn voorgesteld, te behouden. Dan blijft er voor de jongelieden nog heel wat tijd over voor hun genoegen of voor hunne wetenschappelijke ont wikkeling. Burgemeester en Wethouders persisteren bij hetgeen door hen is voorgesteld. De heer van Heukelom. Ik meen gehoord te hebben, dat ik bij mijn voorstel het doel zou hebben illusoir te maken de voorgaande bepaling. Dat is mijn doel niet. Ik kom alleen op tegen het kwaad voor de gezond heid en de ongenoegzaamheid van het onderwijs. Wat beteekent het toch circa 160 uren in het jaar aan twee talen en aan wiskunde te besteden? Het moet toch in die uren gevonden worden. Zal het niet zijn een onder-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 15