genomen door jongens. l)at werk kan niet behoorlijk voor f 1000 gedaan j worden. De heer Goüdsmit. Ik ben van eene andere meening dan de vorige spreker. Ik wil mij voor een oogenblik stellen op het wettig terrein en dan lees ik in art. 110 der gemeentewet: *De ontvanger is belast met de invordering van alle de inkomsten en ontvangsten der gemeente en zorgt dat die behoorlijk geschiede." Volgens dat artikel dus heeft hij tweeërlei werkzaamheden1°. is hij belast met de invordering der inkomsten en uit gaven der gemeente, en ten andere met de zorg, dat dit behoorlijk ge schiede. Als er nu een ambtenaar ten kantore van dien ontvanger door liet gemeentebestuur wordt aangestelddan geldt bet niet meer de zorg van dien onU anger, maar van het gemeentebestuur. Dus in de gemeentewet ligt reeds het bewijs, dat men niet meer dan aan één verantwoordelijk ontvan ger gedacht heeft, die met de inkomsten en uitgaven der gemeente zou be last worden. Men heeft gesproken van controle. Ik kan niet inzienhoe men eene betere controle zal hebbenals de ambtenaar ten kantore door .Burgemeester en Wethouders of den Raad dan wel door den ontvanger zei ven benoemd wordt. Als toch door de trouweloosheid van dien ambtenaar de stad schade lijdt, is de ontvanger altijd de verantwoordelijke persoon. Maar als die ambtenaar door den Raad moet worden benoemdhoe kan dan de ontvanger verantwoordelijk zijn voor mer.schen, die niet door hem aangesteld zijn? Ik kan toch niet verantwoordelijk zijn voor personen, die mij opgedrongen worden. De ontvanger moet dus alleen zijn de verant woordelijke en handelende persoon. Ik heb in de derde plaats hooren spreken dat de ambtenaren in den regel door Burgemeester en Wethouders worden aangesteld, ^aar die redenering gaat daarom niet op, daar ik geene ambtenaren ten kantore van den ontvanger wil erkennen. Ik wil er alleen klerken en bedienden hebben en vervalt derhalve het geheele argument. Ik heb hooren spreken van jongens die men op het ontvangerskantoor zoude kunnen plaatsen, maar dat acht ik niet vrij van overdrijving. Ik stel mij voor, dat het personen zullen zijn van 18 a 20 jaren. Als ik nu naga, dat er hulp onderwijzers worden benoemd tegen een tractement van ƒ600 en die toch een hoogeren graad van ontwikkeling hebben moeten dan die klerken, en als ik daarbij overweeg, dat wij overstelpt worden met adressen van sollicitanten naar de betrekking van hulp onderwijzer met die wedde van slechts ƒ600, dan vrees ik niet voor het gevaar van niet dan jongentjes te zullen krijgen en vervalt de ijdele vrees van den heer de Fremery, als er op het kantoor van den ontvanger zouden komen kinderen beneden den leeftijd van 12jaren. Neen, het zullen zijn jongelieden van 18 a 20 jaren, die zich daar gaarne zullen willen voorbereiden voor eene administrative betrekking Nu heb ik breed hooren uitmeten over het boeken van zoovele posten en den grooten omvang van het beheer van den ontvanger. Maar dat werk is inderdaad niet zoo groot. Men moet bepaald' in het oog hou dendat het alles bijna mechaniek werk is, dat zich bepaalt tot optellen, aftrekken en vermenigvuldigen, en die het cijferen heeft geleerd, kan al zeer gemakkelijk dat werk verrigten. Nu hoor ik zeggen: beneden ƒ3000 zuiver tractement is niemand te krijgen voor zoodanige betrekking. Ik moet dat tegenspreken. Ik geloof bepaald, dat zich daarvoor wel geschikte personen zullen aanmelden. Niemand kan bewijzen, dat wij zelfs voor f 2500 geene sollicitanten zullen krijgen. Als ik de betrekking van den ontvanger vergelijk met die van den burgemeester, die toch nog al tamelijk wat te doen heeft als hoofd der gemeente-administratie en die toch niet meer ge niet dan eene jaarwedde van ƒ3000, dan waarlijk koester ik die vrees niet. Zoo vergelijk ik daarmede den president van de Regtbank, die wel met geene financiële zaken te doen heeft, maar toch ook een uitgebreiden en belangrijken werkkring heeft, en toch hij geniet slechts eene jaarwedde van ƒ2000. Ik zie dus niet in, waarom een tractement van ƒ3000 voor den ontvanger de objectieve maatstaf moet zijn. Ik geloof dat voor/2500 en zelfs voor ƒ2000 zeer goed personen zullen te vinden zijn, die de betrek king willen op zich nemen. Nu erken ikdat ons besluit aanvankelijk een bezwaar oplevert met betrekking tot de ambtenaren die op dit oogenblik bestaan. Maar dezen zou men een wachtgeld kunnen toekennen of op eene andere wijze in bunnen toestand voorzien. Maar in ieder geval wensch ik het kantoor nu te hebben georganiseerd. Eene behoorlijke controle kan er eerst dan bestaan, als de ontvanger zelf zijne beambten aanstelt. Ja men kan wel in zijne instructie zeggen, dat hij verantwoordelijk blijft, niettegen staande hij niet zelf zijne beambten zou benoemen; maar hierin zou ik eene groote onbillijkheid zien. Het is om al deze redenen, dat ik blijf per sisteren bij het door ons gedane voorstel. De heer Hartevelt l)e heer Hoog. Wij zijn aan de algemeene beschouwingen over een be langrijk onderwerp, ik heb met belangstelling alles nagegaan wat daarop betrekking beeft en de diseussiën met aandacht gevolgd. Ik doe hulde aan de heeren voorstellers voor het voorsteldoor hen aangebodenen de goede bedoelingdie zij daarbij hebben. Ik acht het oogenblik gelukkig gekozen om tot eene regeling over te gaan. Ik zeg nog eensik doe hulde aan de heeren voorstellers, al dwalen zij ook in mijn oog, bij hunne poging om de belangen der ingezetenen te behartigen. Want zij verkeeren in mijn oog in dwaling. Ik heb mij geheel gehecht aan het voorstel van Burge meester en Wethouders, om een ontvanger aan te stellen op een vast trac tement, wiens ambtenaren door de stad worden benoemd, om voorts de kohieren door Burgemeester en Wethouders te doen opmaken en de in structie op de gewone wijze te doen nazien door de Commissie voor de verordeningen. Dit zijn over het algemeen mijne beschouwingen over de zaak; en in al hetgeen ik gehoord heb heb ik geen grond gevonden om van mijn gunstig oordeel over het voorstel van Burgemeester en Wethou ders af te gaan. Ik zie veel meer waarborg in de toekenning eener vaste wedde en de afzonderlijke benoeming en bezoldiging der beambtendie op bet kantoor benoodigd zijn, dan wanneer de zaak geregeld wordt bij wijze van afkoop. Volgens mijne beschouwing ligt in het laatste wel degelijk eene stelling voor den ontvanger tusschen zijn belang en het belang der ge meentenaren. Ik acht de toekenning van f 3000op de wijze als door de heeren is voorgesteldveel te minen den ontvanger daardoor wel degelijk geplaatst tusschen zijn belang en dat der gemeente, daar hij bij de ƒ1000, die men hem voor zijn bureau wil toeleggen boven zijn tractement, mijns inziens nog wel 1000 van zijn tractement ten dienste vau eene goede bediening van het kantoor zoude moeten afstaan. Wat de quaestie der jongens betreftik voor mij vrees ookdat die er komen zullenen toch wij moeten een persoon hebbendie den ontvanger kan vertegen woordigen. Wij weten bij ondervinding, wat men heeft aan jongens, die wel kunnen optellenmaar daarom nog niet de geschiktheid hebben om contribuabelen te woord te staan en te helpen, en zijn zij eenigzins geschikt gewordendan moeten zij weder voor anderen plaats maken die met dezelfde ongeschiktheid weder beginnen. Daarom ben ik het denk beeld toegedaan van Burgemeester en Wethouders. Over specialiteiten zul len wij nader spreken. Ik meende dit als algemeene beschouwing te moe ten vooropzetten. De heer de Moen. Het onderwerp is inderdaad uitgeput. Mijn idéé ligt in het rapport der Commissie van Financiën. Wij meenen, dat in de vergadering van 2 October 1856 de verkeerde weg is ingeslagen, en dat nu de tijd daar is om er op terug te komen. Naar de bedoeling bij de invoering der gemeentewet was de oude heer Henkes alleen werkzaam op de wijze als door den heer Goudsmit is ontwikkelden wel volgens de bepaling van art. 113 der gemeentewet. Hij heeft zijne betrekking op die wijze dan ook waargenomen tot ultimo December 1855, verschafte zich wel hulp, maar ten zijnen laste, genoot niet meer dan 3000 en was voor alles verantwoordelijk. Maar met het vooruitzigt op de invoering van een hoofdelijken omslag zijn hem, op zijn verlangen en bij zijn hoogen leeftijdtwee bedienden toegevoegdieder op eene belooning van f 600. Dat was de verkeerde weg, omdat wij ons toen lieten leiden door het denk beeld, dat de nieuwe heffing van zoo grooten omvang was. Dat was echter, toen die heffing eenmaal in werking wasniet het geval, omdat zij eigenlijk gekomen is in de plaats van het vroegere brandspuit- en lantaarngeld. Er is ook toen bijgekomen f 800 voor bureaukosten, zoo als schrijfbehoeften, drukwerk enz., en dat is gebleven tot op dezen dag; slechts één jaar was het ƒ900. Geen wonder dat de Commissie van Financiën er gedurig op aangedron gen heeft, dat dit kantoor eenmaal voor goed zou worden geregeld, want ook Burgemeester en Wethouders waren van de noodzakelijkheid overtuigd, herhaal delijk in de memoriën van toelichting op de begrootingen uitgedrukt, maar er kwam telkens wat anders bijontvangsten van liggelden recognitiën school gelden en meer anderen. Doch nu de accijnsen zijn afgeschaft, wenschten wij dat nu dan ook het kantoor definitief mogt worden geregeld. Intusschen, het lot der bestaande ambtenaren gaat ons zeer ter harte; maar daar wenschten wij later op terug te komenals de zaak eerst voor goed geregeld isen het bewijs te leveren dat redelijkheid jegens hen ons doel is. De heer Librecht Lezwïn. Ik zal ook niet veel over deze zaak heb ben te zeggen. Ik ben er ook voor, dat de zaak nu eenmaal worde gere geld. Maar dc som van ƒ1000 voor remuneratie van die hulp van den ontvanger vind ik wel wat gering. Hij heeft op dit oogenblik twee perso nen, die bij elkander ƒ1500 genoten. Zij kunnen bezwaarlijk blijven voor een verminderd inkomen. Dus het overige zal dan van de ƒ3000 van den ontvanger af moeten. Ik zou er dan voor zijn de belooning dier beambten te verhoogenzoo als reeds door den heer van Wensen is te kennen gegeven. De heer van der Hoeven verlaat de vergadering. De heer Stoffels. Er is reeds zooveel over dit onderwerp gesproken, dat er weinig door mij meer van te zeggen valt. Ik moet toch nog even tot regtvaardiging van het rapport van Burgemeester cn Wethouders, vra gen, of het dan niet werkelijk is in het belang der gemeente, dat het dagelijksch bestuur zich niet alleen van den goeden gang der zaken verzekere, maar ook zoo het onverhoopt anders mogt zijn de noodige maatregelen kan nemen. Ik heb hooren aanvoeren datals de benoeming aan ons werd gelaten dan ook het beheer en de verantwoording op ons werd overgedragen. Als dat juist ware, dan kwam ook het beheer van alle stedelijke ambtenaren op ons terug, en ging men zoo voort, dan kwam ten slotte, in de consequentie van dat betoog, alle verantwoordelijkheid op hen die ambtenaren benoemen en zulks in opklimmende reeks tot zelfs op Z. M. onzen geeerbiedigden Koning, door wien alle hooge staatsambtenaren worden aangesteld. Dat kan toch zeker de bedoeling niet zijn. Als de ontvanger vrijheid heeft personen te zijner keuze aan zijn kantoor te doen werkzaam zijn, jongens of wie ook, en er komen over die personen klagten in, dan zijn wij ver- pligt die klagten over te brengen aan den ontvanger, en zoo komen er onvermijdelijk onaangenaamheden, die het beter is te voorkomen. Dat kan dus niet het beginsel zijn, en het zou ook niet in het belang zijn der ge meente. Dc waardigheid van den Raad brengt mededat wij knappe fatsoenlijke menschen aanstellen, die op dat kantoor werkzaam zijn, van wie wij bij voorbaat mogen verwachtendat zij er in alle opzigten geschikt heid voor hebben en vertrouwen verdienen. Gesteld eens, dat er jonge lieden op een klein tractement waren geplaatst. Straks wordt de ontvanger ziek. Volgens de gemeentewet blijft hij ook gedurende ziekte zijn tracte ment genieten, doch krijgt hij geene afzonderlijke remuneratie voor degenen, die hem in dien tijd bijstaan en hem vervangen moeten. En dan moet alles toevertrouwd worden aan die jongere, onervaren personen! Ik heb ook hooren aanvoeren, dat op grond der wet de kosten van het bureau ge heel door den ontvanger moeten worden gedragen. Maar ik kan niet zien dat dit in de gemeentewet staat. Ik lees toch in art. 205, dat op de be grooting der uitgaven worden gebragt alle uitgaven ten dienste der gemeente, van welken aard ook. Ik zou toch zeggen, dat dit ook volkomen van toe passing was op het kantoor van den ontvanger. Ik geloof inderdaaddat de waardigheid van den Raad vordertdat de ambtenaren van het kantoor door den Raad of door Burgemeester en Wethouders worden benoemd, en niet door den ontvanger zeiven worden aangesteld. En wat het tractement aangaat van ƒ3000 op een borgtogt van 40000 dit is waarlijk niet te hoog, en daarvan kan bezwaarlijk nog iets worden afgenomen ten behoeve der mindere ambtenaren. Hoe ging het vroeger? De heer Henkes had twee bedienden; een werd door de gemeente, de ander door hem zeiven betaald. De Raad heeft reeds toen uit een oogpunt van billijkheid begrepen, dat de werkzaamheden genoegzaam waren aan het kantoor om hem te ontlasten van de betaling van een dier personen. Ik geloof dat de werkzaamheden overigens thans ruim zooveel zijn als vroeger; de overgelegde staat dier werkzaamheden toont zulks genoegzaam aan. De heer Scheltema. Ik wensch op een paar punten de heeren Goud smit en Hartevelt te beantwoorden. De heer Goudsmit heeft gesproken van het opdringen van ambtenaren aan den ontvanger. Ik zou het zeer afkeu ren indien dit gebeurde, ik wil juist aan den ontvanger veel invloed bij de keus van ambtenaren op zijn bureau toekennen en stel te veel vertrouwen in Burgemeester en Wethouders, dat zij den ontvanger geen ambtenaar zul len opdringenwaarmede hij zijn beheer niet goed zou kunnen voeren. De

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 7