bureau van den gemeente-ontvanger door dezen moeten worden gesalarieerdI 1 in zijne dienst zijn en dat hij zich door goedkoope hulp zal kunnen be- i 1 voordeelen. De heer de Freipery heeft de opmerking gemaakt, die door i den heer Hartevelt werd tegengesproken dat het veel had van eene aan- besteding van het bureau van den gemeente ontvanger. Die opmerking komt mij zeer juist voor; het is wel geene aanbesteding aan den minstbiedende1 inaar tegen eene vaste som. Die het er niet voor doen kankan niet mededingen. Dit acht ik zeer verkeerd. De ontvanger moet op de kosten van zijn bureau niet kunnen winnen of verliezen; hij moet een vast tracte- ïnent hebben, zoo ook de onder hem werkzaam zijnde ambtenaren. Die ambtenaren moeten geene jongens zijn, maar beproefde, vertrouwde ambte naren. Dit is in het belang van een goed beheer der stedelijke geldmid delen en van eene behoorlijke controle. In het rapport van de Commissie van Financiën meen ik gelezen te hebben dat zij verwacht dat de jongelin gen die de ontvanger volgens het voorstel der vier heeren in zijne dienst zal moeten nemen, er belang bij hebben om, wanneer zij verkeerdheden in bet beheer ontdekkendie aan te brengendat zij den ontvanger zullen controleren. Ik ben van een geheel tegenovergesteld gevoelenzulks zou men wel kunnen verwachten van trouwe ambtenaren in dienst der gemeente en aangesteld door Burgemeester en Wethoudersmaar niet van jongens die door den ontvanger aangesteld en elk oogenblik ontslagen kunnen wor den die door hem gesalarieerd en dus geheel aan hem ondergeschikt en van hem alleen afhankelijk zijn. Wat nu verder het voorstel betreft, zoo luidt het om het tractement van den ontvanger te stellen op 3000 en de toelage voor beambten en bureaubehoeften op 1000. Op de begroo ting staat, behalve de vaste traetementen der ambtenarenƒ800 voor druk- en bindwerk enz. en 200 voor het ophalen der recognitiën enz. Ik weet niet in hoe ver die kosten ook uit de ƒ1000 bestreden moeten worden. Wat het eerste punt betreft, het tractement van den ontvanger, dit is niet te boog, als men in aanmerking neemt de groote verantwoordelijkheid die op hem rust en dat zijn tractement indirect veel minder wordt dan ƒ3000. Hij moet een borgtogt stellen van ƒ40000, die op het grootboek vastgezet moet worden; van die som kan hij dus niet meer trekken dan 4 pCt. die rente moge nu ruim genoeg zijn voor zeer rijke lui, maar iemand met een klein vermogen kanzonder nog gewaagde speculation te doenwel 5j pCt. ja 0 pCt. maken. Dit is op ƒ40000 een verschil van ƒ600 a ƒ800, zoodat het tractement daardoor van ƒ3000 verminderd wordt tot ƒ2200 a ƒ2400. Van eene toelage van ƒ1000 zal dus de ontvanger moeten be talen de noodige hulp en de bureaukosten. Om te oordeelen of die som voldoende is moet men bekend zijn met den omvang van het beheer dei- stedelijke geldmiddelen en der daaraan verbondene werkzaamheden. De heeren voorstellers zeggen in hun stuk dat men een fgoed denkbeeld" moet hebben van dat beheeren datals men weet wat op het kantoor van den gemeente ontvanger gedaan wordtmen verwonderd zou staan over de weinige werkzaamheden" die daar verrigt worden. Ik ben dit niet met die heeren eens. Een «goed denkbeeld" te hebben is niet voldoende; om over de werkzaamheden aan het beheer verbonden te kunnen oordeelen moet men weten waarin ze bestaandoor daarvan kennis te nemen door een onderzoek op het bureau zelf. Men moet veronderstellen dat de vier hee ren dit gedaan hebben en toch ik durf het betwijfelen. Ik heb mij op het bureau van den gemeente-ontvanger op de hoogte gebragt van het beheer en de werkzaamheden aan den ontvanger en de verdere ambtenaren opgedragenen in plaats van verwonderd te zijn van de weinige werk zaamheden" is het mij gebleken dat ze vele en velerlei zijnen dat de administratie der stedelijke geldmiddelen, met al wat er bij hoort, van veel omvang is. Bovendien moet in aanmerking genomen worden dat de admi nistratie uitsluitend van financiëlen aard is en men de werkzaamheden daaraan verbondenwat veel afdoen betreftniet met vele andere kan vergelijken b. v. met copiëer- of ander schrijfwerk. Een boek vol cijfers staat niet gelijk met een boek vol letters. Bij de behandeling van geldzaken kan men niet overhaast of met spoed te werk gaan in den regel werkt een goed en accuraat boekhouder langzaam. Mijn twijfel of de vier heeren onderzocht hebben waarin de werkzaam heden bestaan die op het kantoor van den gemeente-ontvanger verrigt worden is gegrond op hun eigen stuk. Daarin wordt gezegd dat de rijks-ontvanger der directe belastingen drie ontvangsten heeft, als: grondlasten, personeel en paten ten. Die opgave is juist; daarvoor ontvangt die ambtenaar netto 3500. Daartegenover stellen de vier heeren dat de gemeente-ontvanger beeft vier ont vangsten als: hoofdelijke omslaghondenbelasting, schoolgeld en recognitiën. Indien er niet meer te doen was dan dat, dan kon één persoon het gemak kelijk af; maar de heeren vergeten dat er op het bureau van den gemeente ontvanger meer te doen is dan wat zij opnoemenzooals de volgende ont vangsten opbrengst van tollen en straatgeldenbruggeldenwaaggelden marktgeldenhuur van huizen en landverpachtingen en erfpachtenallerlei bateninkomstenontvangsten van verschillenden aardvoorts de admi nistratie der trekvaarten en jaagpaden, van het fonds Huguetanvan Itie- mersma, van Brouchoven enz. Al die verschillende ontvangsten moeten uit elkander gehouden en afzonderlijk geboekt worden. Daarbij komen al de uitgaven. Dit te zamen maakt een geheel huishoudelijk beheer uit van ruim 4 ton, dat niet op eene lijn te stellen is met het kantoor van den rijks-ontvanger, waar alleen drie rijks directe belastingen worden geind. Deze heeft ook wel uitbetalingen te doen maar meer op mandatendie hij bij wijze van storting verantwoordt. Wanneer ik nu naga wat voor het beheer der stedelijke geldmiddelen noodig isdan moeten er, naar mijne overtuiging, zijneen ontvanger met het algemeen toezigt en met werkzaamheden van allerlei aard belast; deze is de verantwoordelijke persoon; voorts één beambte aan de geldlade of voor het betalen en ontvangen van geld en één aan de boeken; beiden moeten ongestoord aan hun werk kunnen blijven en be proefde en vertrouwde personen zijnwaarop de ontvanger staat kan maken en aan wie hij des noods zonder zijn direct toezigt, ingeval men hem ver langt te spreken of door andere omstandigheden, kas en boeken kan over laten. Die beambten kan men niet krijgen, tenzij ze behoorlijk bezoldigd wordenen ook hierin is een waarborg gelegen. Zij mogen geen jongens zijn; deze kunnen voor het behandelen van belangrijke geldsommen niet ge bruikt worden. Voor die beambtenalsmede voor de bureau-kostenwordt nu voorgesteld eene toelage van 1000.—. Dit is veel te weinig, daaruit kan de ontvanger geene twee goede beambten betalenhij zou jongens moe ten gebruiken, men zou van hem verantwoordelijkheid eischen en hem te vens de middelen onthouden die op zich te nemen. Ik ben voor de meest mogelijke spaarzaamheid bij het uitgeven van de gelden der gemeente, maar het belang der gemeente vordert ook een goed en trouw beheer barer geld middelen en behoorlijke controle, en ik zou het eene overdrevene en onver antwoordelijke karigheid vindenindien het voorstel der vier heeren werd aangenomen. Dan zouden op den Raad toepasselijk zijn de woorden vies extremes se touchent;" want op de begrooting, op hetzelfde 6de hoofdstuk waarop de tractementen der ambtenaren op het bureau van den ontvanger voorkomen, staat een post van pCt. perceptie-kosten aan het rijk voor het heffen der opcenten op het rijks-personeel ad p.m. 1100.Dit geld wordt geheel onnoodig uitgegevenhet is verspild geldwant indien de gemeente het bedrag der opeenten zelve inde door verhooging van den hoofdelijken omslag, wat volkomen op hetzelfde neerkomt, dan behoefde daarvan niets betaald te wordenterwijl men op verre na de noodige gelden niet zal toestaan voor slechts één ambtenaar op bet bureau van den gemeente ontvanger. De heer du Riku. Het voorstel der heeren lacht mij nog al toe. Men wasdunkt mijvroeger op den verkeerden weg. Men heeft in der tijd begrepen eene toelage te moeten verstrekken aan den beambte ten kantore, en men is eindelijk tot eene zoo groote bezoldiging gekomendat dit in het oog springt, en dit heeft geleid tot het voorstel. Voor zoover ik do boeken heb nagegaan en over administratieve werkzaamheden kan oordeelen moet ik zeggendat de zaak niet dien grooten omvang heeft als men er van maakt en veel minder personeel vereischt, vooral als men een ontvan ger heeft, die medewerkt. Ik verbeeld mij althans een ontvanger, die niet eenvoudig toezietmaar medewerkt. De heer Cock. Ook ik moet mij zeer tegen het voorstel verklaren. Wat het punt van administratie betreft, ben ik misschien minder bevoegd de zaak te beoordeelenmaar toch meen ikdat ter verzekering van eene trouwe, eerlijke en zekere administratie van stads-gelden het verkieslijker is dat de ambtenarendaarin werkzaamdoor de stad worden aangesteld daar de personen, die door den ontvanger mogten worden benoemd en door hem zeiven gesalariëerdniets meer kunnen zijn dan zijne bedienden of knechts. Ik ben overigens ook niet overtuigd, dat de vroegere administra tie zoo gebrekkig waszoodat er van die zijde voor mij geen grond bestaat om tot eenige verandering over te gaan. Wat de economie aangaat, door het voorstel te verkrijgen die zal men zeker in de eerste jaren niet kun nen bespeurendaar men toch de personendie zouden komen uit te val len wel eenig wachtgeld of pensioen zal moeten toekennen. Bij dit alles komt nog, dat ik mij bezwaar maak om verdienstelijke en bekwame amb tenaars, waarvan er een reeds twee en veertig jaren dienst heeft, zoo maar met een klein waehtgeldje naar huis te zenden. De heer van Out eren. Er hebben reeds vijf heeren uitvoerig gespro ken twee voor en drie tegen het voorstel. Ik zou in herhaling treden als ik beider gronden wilde nagaan. Ik heb met aandacht zoowel het voorstel als de beide rapporten gelezen en heb eene keus gedaan en ver klaar dat ik voor het voorstel dtr vier heeren stemmen zal. Ik acht het een betwistbaar puntof de benoeming der beambten aan het kantoor door Burgemeester en Wethouders dan wel door den ontvanger zeiven geschie den zaldaar is inderdaad veel voor en ook veel tegen te zeggenen ik zou alleen daarover gaarne mijne stem nog willen voorbehouden. Maar nu na de afschaffing der accijnsen en voor de benoeming van den ontvanger, is de geschikte tijd daar de regeling van diens kantoor vast te stellen zoo als zij is voorgesteld geworden. Ik durf zeggennu of nimmer. De heer Krantz. Ofschoon bevreesd de discussie te zullen rekken of in herhaling te treden van hetgeen door de vorige sprekers reeds is gezegd, kan ik niet nalaten op te merkendat dikwerf in dezen Raad de wensch is geuit, om het kantoor van den ontvanger te regelen. Het bezwaar om daaraan gevolg te geven was dat men vreesde hoogbejaarde ambtenaren finan cieel te benadeelen of in hun eer te kwetsen. Die moeijelijkheid is nu vervallen, en door de opheffing der accijnsen de tijd daar, om eene betere regeling daar te stellen. De Commissie van Financiën heeft zich gehouden aan het beginsel bij vroegere besluiten vastgestelddat onder het tracte ment van den ontvanger begrepen waren de kosten voor zijne hulp be- noodigd. De gemeentewet spreekt niet van de ambtenaren van dat kantoor. Was het de bedoeling die door Burgemeester en Wethouders te doen be noemen dan zoude dit voorgeschreven zijneven als dat is geschied voor de ambtenaren ter secretarie werkzaam. Over de belangrijkheid der werkzaam heden bestaat een groot verschil van gevoelen. Het is niet te min zeker, dat in gewone handelszaken voor ontvangen en uitgeven van een gelijk bedrag minder gelden worden uitgegeven. Dat de werkzaamheden van het kantoor niet zoo overdreven zijn blijkt uit den overgelegden staat, waarop het aantal van posten van ontvangst en uitgaaf, per dag voorkomende, ver meld staan. Dat de ontvanger alleen jongens tot zijne hulp zoude nemen, daarvoor behoeft men niet bevreesd te zijn als zijnde dit niet in zijn be lang, en bij kan van zijn inkomen zeer goed een vertrouwd persoon salariëeren, even als dit door de rijks-ontvangers geschiedt. Het is mijne overtui ging dat de zaken zekerder en geregelder aan het kantoor zullen gaan als men de benoeming aan den ontvanger toevertrouwt, dan als de gemeente daarin voorziet. Men zegt: de rijksontvangers hebben slechts te ontvan gen en bij groote sommen stortingen te doendit is niet juistwant zij doen ook vele kleine uitgavenals tractementenpensioenenen anderen. Het komt mij voor dat de voorgestelde regeling billijk en rationeel is, en daaraan slechts het bezwaar verbonden isdat de belangen van twee amb tenaren zouden kunnen worden benadeeld, maar daarin kan men later voor- zien. Het algemeen belang mag niet langer aan het bijzonder belang wor- den opgeofferd. Nu is de tijd daar om de zaak naar behooren te regelen, en doet men het nu niet, dan komt daarvan ook later niets, i De heer van Wensen. Ik ben ook voor het principe van de heeren voorstellers gestemd. Alleen acht ik 800 voor belooning van het verder benoodigde personeel te gering. Als toch de ontvanger ziek of door om- I standigheden verhinderd is, moet hij door een vertrouwd persoon worden i vervangen, die, zijne betrekking behoorlijk waarnemende, dit bedrag alleen wel mag genieten. Ik zoude dus dit cijfer op 1500 wenschen gebragt te t zien. t De heer Meerburg. Ik zal de vergadering niet lang ophouden over deze zaakwaarover reeds zooveel is gesproken. Ik deel geheel hetgeen door de heeren de Fremery en Scheltema is in het midden gebragt. Ik zou het t bejammerenals het voorstel van de heeren Hartevelt c. s. mogt worden r aangenomen; want dan is het te voorzien, dat het kantoor zal worden waar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 6