de aanslagbiljetten en bet drukken van het materieel voor het kohier van
den ^hoofdelijken omslag. Lokaal, vuur en licht ontvangt hij van de gemeente;
3 dat het kohièr van den hoofdelijken omslag ten kantore van den ge
meente-ontvanger worde opgemaakt en tot zijne werkzaamheden behoort;
4 dat de instructie voor den gemeente-ontvanger door de Commissie
voor de huishoudelijke verordeningen worde herzien en deze worde uitgenoo-
digd, daartoe ten spoedigste wel te willen overgaan.
De Voorzitter. Onder die vier punten zijn er enkele, die met elkan-
dei in vei band staan, en daarom meen ik, dat het raadzaam is daar
over eerst de algemeene beschouwingen te openen. Ik zou daarom in over
weging geven eerst naderhand punt voor punt in stemming te brengen. Het
is dan in de eerste plaats de vraag, of het traetement van den gemeente
ontvanger zal blijven bepaald op hetzelfde bedrag. Dat is een punt van
belangrijken aarden ik zal dus eerst vragenof de heeren daartegen con-
sideratiën hebben.
De heer de Fremery. Als lid van het dagelijksch bestuur zou ik gaarne
wenschen voor de algemeene beschouwingen nog eenige toelichting te mogen
geven op het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik acht dit nu
beter dan later, wanneer welligt reeds een bepaald oordeel zou zijn uit-
gebragt. Ik wensehte daarom als mede-voorsteller nog eenige inlichting op
ons voorstel te mogen verstrekkenten einde de zaak niet te praejudiciëren.
De Voorzitter verleent hierop het woord aan
Den heer de Fremery. Bij de behandeling van de begrooting is reeds
bepaald dat het kantoor van den ontvanger na de afschaffing van de plaat
selijke accijnsen op nieuw geregeld zoude worden en wel voor den leu Julij.
Burgemeester en YV ethouders hebben toen erkend dat daaruit bezuiniging in het
belang dezer gemeente zoude kunnen voortvloeijenen zijn nu niet minder
dan toen genegen daartoe mede te werken. De vraag is echter: hoe verre
mag die bezuiniging gaanmag en moet alleen op het eindcijfer gelet wor
den; heeft de gemeente hierbij geene andere dan geldelijke belangen inliet
oog te houden, zoodat men des noods bij inschrijving die gewigtige betrek
king aan den minst biedende zou moeten gunnen Ik voor mij geloof het
niet. Ook de wijze waarop de belasting zal worden geïnd, en de uitbeta
lingen zullen plaats hebbenmoet hier in aanmerking worden genomen. De
belastingschuldige heeft mijns inziens regtmatige aanspraak om waar hij dit
vraagt en verlangt, behoorlijk te worden in- en voorgelicht. Niet voor den
meergegoede die de wet kenten wanneer betaald moet wordenzijn be
diende naar het kantoor zendt, maar voor den burger en werkman is de
wijze waarop de betaling wordt aangenomen en het regtmatige van den aan
slag, bij klagte, wordt aangetoond en uitgelegd, van grooten invloed, om
dien belastingschuldige te vreden te stellen en zonder morren hem te doen
berusten in den ontvangen aanslag. Jk herhaal, het is niet alleen de som
die betaald moet wordenmaar bovendien ook de wijze waarop de vorde
ring wordt geïnd, die invloed uitoefent op de stemming der burgerijdaarom
meen ik, dat bovenal gezorgd moet worden voor goede en voldoende hulp,
enwaar het noodig ishiervoor eene verhoogde bijdrage te verstrekken
acht ik die gelden in het algemeen belang wel besteed.
Ik wensch op deze plaats in geene beoordeeling te treden van de voor
schriften die bij de rijkskantoren worden opgevolgd, doch heb de overtui-
ging, dat die niet in allen deelevoorde gemeente geschikt zijn. Wordt aan
den ontvangerzonder eenige verantwoordingeen zekere som toegelegdom
daaruit alle beambten en verdere bureaukosten te bestrijden, ik vrees dat
niet altijd de belangen van de gemeente behoorlijk zullen worden in het
°°g gehouden maar dat die regeling strekken zal, om in de eerste plaats
eigen voordeel te verwerventerwijl dan ook bij klagte het bestuur niet bij
magte zal zijn daartegen te waken, maar vaak het kwade lijdelijk zal moe
ten aanzien. Maar, zegt men, de ontvanger, die alleen de verantwoordelijke
man is, moet vrijheid hebben om aan te stellen wien hij wil; de beambten
mogen hem niet worden opgedrongen. Ik erken dit geheel, maar vraag of
die keuze hem niet verzekerd is bij art. 21 van zijne instructie, waar ge
schreven staat: nBurgemeester en Wethouders benoemen en ontslaan op
voordragt van den ontvanger de beambten." Ik zie in dit voorschrift bij
eene gewenschte vrijheid voor den ontvanger een waarborgdat geene on
geschikte personen in de plaats van bekwame en volwassene beambten zul
len worden aangesteld, dat aan geen jongelingen, welligt slechts jongens,
naauwelijks de school ontwassen, de taak zal worden opgedragen om de in
gezetenen te woord te staanhen in- en voor te lichten waar ze dit verlan
gen en behoeven. Laten we op deze wijze niet het nadeel vermeerderen,
dat in de gansche maatschappij reeds is doorgedrongenom de taak van
volwassenen aan hen, die nog de kinderschoenen aan hebben, over te dra
gen; deze toch kunnen de weelde, die voor hen ook uit kleine inkomsten
ontstaat, niet dragen, terwijl aan gene, door die ontijdige en schadelijke hulp,
vaak het brood voor het gezin onthouden wordt; laten we aan de klagt,
die algemeen bij de nijverheid vernomen wordt, dat, om de concurrentie
vol te houdenmen wel gedwongen wordt kinderendie nog leiding en
opvoeding behoefden, aan het werk te stellen, geen voedsel geven. Wij zijn
nog vrijom alleen te doen wat goed islaten we ons dat voorregt niet
ontnemenmaar ons de magt voorbehoudenom in de dienst der gemeente
alleen bekwame en geoefende ambtenaren toe te laten.
Bij diezelfde instructie, eerst in 1864 ontworpen, is, in afwijking van het
geen vroeger bepaald wasvastgestelddat hem de noodige bureau- en
schrijfbehoeften zouden worden verstrekt. En waarom is die wijziging aange
nomen. Omdat de ondervinding geleerd haddat ook in dezen overdre-
vene zuinigheid in het nadeel van de gemeente was. Oude registers, die
niet geheel waren ingevuld, werden gebruikt om nieuwe heffingen te boeken
waardoor het onmogelijk werd die in het archief, op de plaats waar ze be
hoorden op te bergen. Ook dit en andere nadeelen worden bij het Kijk
tegengegaan, door journalen en registers kosteloos aan den ontvanger te
verstrekken. Ik acht ook nu met de Commissie, die in 1864 de instructie
heeft voorgedragendat het belang van de gemeente eisehtdat deze de bureau-
en schrijfbehoeften blijft verstrekken. De voorstellers en de Commissie van
Financiëu nemen beide aan, dat ofschoon het traetement van den ontvan
ger bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, de Kaad de bevoegdheid zoude
hebben om zijdelingsdoor de tractementen der benoodigde beambten ten
zijnen laste te brengen, daarin verandering te brengen. Mij komt zulks niet
geoorloofd voor; is het traetement eenmaal vastgesteld, dan mag niet het
eene jaar dit inkomen ruimer worden toegekend, en in het volgende de
verpligting op hem worden gelegdom de beambten zelf te betalen
waardoor inderdaad dat traetement tot op de helft zou worden verminderd.
1866.
Ik geloof, dit kan, dit mag niet. Maar zou het toch niet billijk zijn. Ook
dat kan ik niet aannemen. In verhouding van de werkzaamhedenvan de
verantwoording die op hem meer dan op eetiig ander ambtenaar drukt, varj
den borgtogt, die er gesteld moet worden, acht ik de belooning niet te hoog
en zelfs matig. Ook de Commissiedie de instructie heeft ontworpenwas
iii 1864 van gelijke meeuing. In de Handelingen van 28 Jan. van dat jaar
lees ik toch, toen er over art. 21 gesproken werd: *De Commissie is
uitgegaan van het denkbeeld dat de bezoldiging van den ontvanger is vast
gesteld op eene bepaalde som van f 3000, Als nu de kostenin dit
artikel bedoeld, ten zijnen laste kwamen, dan zou zijne bezoldiging niet
meer zuiver f 3000 bedragen en verder: »we meenden de bezoldiging niet
te mogen beknibbelen door ze met posten te bezwaren." Het is waar, sinds
dien tijd zijn de werkzaamheden verminderdmaar daarvoor zijn reeds twee
ambtenaren ter zijde gesteld, en zullen, wordt ons voorstel aangenomen,
nader nog twee beambten worden ontslagen.
Wat de werkzaamheden betreft, wil ik alleen opmerken dat hier de vergelij
king met een rijkskantoor niet kan opgaan; deze stort, op enkele betalin
gen na, alles wat ontvangen wordt; bij ons wordt alles weder uitgegeven
en veel in zeer minirne sommen. Over de dienst van 1865 zijn tot dus
verre 1655 bevelschriften afgegeven, waaronder er zijn waarop meer dan
220 uitbetalingen moeten plaats hebben; het werkvolk, de nachtwacht, de
agenten, ze ontvangen alle wekelijks hunne bezoldiging. Eene lijst van het
geen verrigt moet worden ten kantore van den ontvanger ligt voor mij;
daaruit blijkt, hoevele rekeningen moeten gehouden worden voor een enkel
volgnommer op de begrooting geplaatst; de bijzondere administratiënze
brengen het cijfer, dat wordt omgezet, in ontvang en in uitgaaf tot p. m.
vijf ton. Daarvoor, onder zekerheid, dat ook bij een slecht en niet welge
ordend beheer, de gemeente nimmer schade kan lijden, 3000 aan den
ontvanger uit te keerenik acht het waarlijk niet te veel. In 's Hage is
op 27 lebruarij 11. na eene korte zitting met gesloten deuren, zonder dis
cussie, in openbare raadsvergadering vastgesteld dat de gemeente-ontvanger
4500, twee boekhouders ieder 1500, een adsistent-boekhouder 1000
en een klerk f 700 traetement zullen hebben, bovendien het loon aan
deurwaarders en schatters toe te kennen. Ik geef dezen staat enkel tot in
lichting geenszins tot navolging. Omtrent het voorstelom reeds nu te be
palen dat het kohier van de directe belasting zal worden opgemaakt ten
kantore van den ontvanger, zij het mij vergund op te merken, dat nog
niets bepaald is omtrent de wijze waarop die belasting zal geheven wor
den alleen staat het vast dat deze niet meer op den bestaanden voet
zal worden goedgekeurd. Wij zijn dus nog geheel in het onzekere op welke
grondslagen de heffing plaats zal hebbenis het dan voorzigtig en raad
zaam reeds nu te bepalenaan wien de voorbereidende werkzaamheden zul
len worden opgedragen. Ik moet het betwijfelen. Bovendien, het zij met
bescheidenheid hier opgemerkt, ligt het wel in de bevoegdheid van den
Kaad om hier voor te schrijven, op welke wijze uitvoering zal worden
gegeven aan de besluiten dezer vergadering. Ik draag het oordeel daarover
met gerustheid aan u op. De inlichtingen die ik gegeven heb, de meening
die ik heb uitgesproken, ze zijn alle naar mijne overtuiging in het belang
der gemeente. Mogt de meerderheid uwer vergadering meenen dat ik in de
verdediging van ons voorstel ben te kort geschoten en boven alle andere
consideratiën bezuiniging moet worden betrachtik zal dat oordeel eerbie-
digen en aannemen dat ik heb gedwaald.
De heer Hartevelt
De heer Scheltema. Ik wensch over deze zaak een en ander in het
midden te brengenomdat ik mij in het geheel niet vereenigen kan met
den inhoud van het door de vier raadsleden ingediende stuk. Ik wil niet
ontveinzen dat, toen ik het stuk las, het mij niet duidelijk was, wat de
aanleiding en het doel er van is. Wat het laatste betreft, zoo heeft mij
het rapport van Burgemeester en Wethouders op den weg geholpen. Ik heb
dat rapport met belangstelling gelezen en ik stem daarmede in. Burgemees
ter en V\ ethouders brengen den inhoud van het stuk der vier raadsleden on
der vier hoofdpunten. Ik zal mij hoofdzakelijk bepalen bij de twee eerste:
het traetement van den gemeente-ontvanger en verdere ambtenarenalsmede
de bureau-kosten. Dit is de hoofdzaak. De twee laatste punten zijn van
minder belang. Wat het derde betrefthet opmaken der aanslagen in de
directe belasting, zoo komt het mij voor dat het beter is, om met de be
paling, of die aanslagen opgemaakt worden op het bureau van den gemeente
ontvanger dan wel door Burgemeester en Wethouders of op een ander
bureau, te wachten tot dat men weet welke nieuwe directe belasting komen
zal. Voor eene honden-belasting zouden de aanslagen zeer goed door den
gemeente-ontvanger opgemaakt kunnen worden; doch indien men hier ter
stede overging tot eene belasting op het werkelijk inkomen dan zoude de
aanslag voor elk belastingschuldige bezwaarlijk door den gemeente-ontvanger
opgemaakt kunnen worden. En wat het vierde punt, de revisie van de in
structie, betreft, ik ben daar niet tegen wanneer dit noodzakelijk is. Ik
zal mij dus verder bepalen bij de twee eerste punten. Aangezien echter de
Voorzitter verlangt om nu alleen in algemeene beschouwingen te treden en
later elk punt afzonderlijk te behandelen, wensch ik gaarne te weten of ik
wachten moet tot het lsle punt aan de orde is. Wel zie ik er eenig be
zwaar in om dit van het 2de te scheiden, omdat ze in zulk een naauw ver
band tot elkander staanzoodat ik ze liefst te zamen zou behandelen.
De Voorzitter. Het was mijn denkbeeld die twee punten het eerst ter
sprake te brengen.
De heer Scheltema. Tndien het mij vergund is, dan ga ik voort. De
hoofdzaak die de vier heeren beoogen is, naar het mij voorkomt, deze: de
gemeente-ontvanger zal een vast traetement genieten en bovendien eene
vaste jaarlijksclie toelage, terwijl hij zelf de tractementen van alle beambten
op zijn bureau en de bureaukosten moet betalen. Ik beaam hetgeen door
den heer de Fremery is gezegd, dat de ambtenaren op het bureau van
den gemeente-ontvanger door Burgemeester en Wethouders en niet door den
ontvanger moeten worden aangesteld en dus ook door de gemeente bezol
digd moeten wordenze zijn werkzaam op een gemeentebureau en verrigten
geen werk voor den ontvanger persoonlijk maar direct voor de gemeente.
Dat hunne bezoldiging en de bureaukosten uitgaven die gedaan worden tot
ontvangst van alle gemeente-belastingen en middelenniet gebragt zouden
mogen worden op het 6de hoofdstuk der begrootingKosten van invordering
der plaatselijke belastingen en middelen" kan ik niet aannemen. Het ligt,
dunkt mijvoor de hand dat ze op dat hoofdstuk behooren. Ik ben het
vooral in beginsel niet met de vier heeren eens, dat de beambten op het
15