HANDMGIN VAN DIN 6EH11NTERUD VAN LKYD1N. 11. Zitting van Donderdag 34 Dei 1866, geopend des namiddags te 1 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Holtzde FremeryTollensvan der Hoeven de Moen, Lezwyn, Stoffels, Kneppelhout van Sterkenburg, Scheltema, du Rieu, Cock, van Heukelom, van Outeren, Krantz, van Wensen, Meerburg, ten Sande, Goudsmit, Hartevelt, Hubrecht en Hoog. De heer Wttewaall gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Zaturdag 12 Mei 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt roede: 1°. Verslag van een bezoek in het Werkhuis, op den 14en dezer maand. Dit verslag is van den volgenden inhoud //Ingevolge art. 179 1" u der Gemeentewet, heeft eene Commissie uitliet dagelijksch bestuur, bestaande uit den Burgemeester en den Wethouder Mr. C. W. Hubrecht, op den 14en dezer het Stedelijk Werkhuis bezocht. Zij hebben de eer den Raad deswege het navolgende te rapporteeren Onder geleide van het Bestuur van het Werkhuis bezochten zij eerst de zalendie allen behoorlijk schoon en goed geventileerd bleken te zijn. Bij de orde die allerwege heerschte, paarde zich eene uiterlijke tevredenheid die genoegzaam bewijst, dat dit toevlugtsoord den armen eene goede gele genheid aanbiedt om den tijd, de een meer, de andere minder nuttig te besteden. Op dien dag waren in het gesticht opgenomen 90 volwassenen en 85 kinderen. Op de stadsschool voor onvermogenden ontvingen 16 kinderen onderwijs; op de bewaarschool in de Scheistraat waren 8 kinderen opgeno men. De werkzaamhedendie verrigt werdenbestonden in wolpluizen boonen lezen, kousen breijen, garen spinnen, weven van linnen en van cocostapijtenhet maken van matten en zakken. Het loon dat de verpleeg den hierdoor verdienen en waarvan hun de helft wordt uitbetaaldkomende de wederhelft ten voordeele der inrigting, bedroeg in de laatste week ge middeld per dag 34 cents. Enkelen waren er die f 2 per week verdienen. Ook de keukens enz. droegen de blijken van goede orde en zindelijkheid. De voeding bestond dien dag, behalve uit roggebrood met water en melk des ochtends en roggebrood met koffij 's avonds, des namiddags uit grutten met karnemelkde kosten der voeding gedurende dien dag bedroegen blijkens eene aan de commissie overgelegde berekeningf 11.40of per geheele portie 10 ct. Gemiddeld kostte de voeding dien dag voor eene geheele portie llr6/o- Kinderen beneden de 12 jaren ontvangen de helft minder voeding dan volwassenen. Het middageten bestaat uit gorten-soep, rijst met karnemelkaardappelen met groenten en des Zondags uit vleeschsoep. De Commissie eindigde met eene inzage te nemen der verschillende boe ken en doet hulde aan de naauwkeurigheidduidelijkheid en eenvoudigheid, waarmede die betrekkelijk uitgebreide administratie wordt gehouden. Be stuurders van het Werkhuis mogen dan ook de zelfvoldoening smaken van, bijgestaan door den uitmuntenden directeur, eene zoo heilzame inrig ting ten volle aan hare bestemming te doen beantwoorden. Leyden, 16 Mei 1866. v. d. Brandeler, C. W. Hubrecht." Wordt aangenomen voor kennisgeving. 2°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, van den 8en Mei jl., B. n°. 3111/1 (3eafd.), G. S. n°. 49, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 26 April bevorens, tot af- en overschrijving op de gemeente-begrooting van 1865. 3°. Een besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland van den 15 Mei 1866, n°. 43 (Prov. blad n°. 80), houdende bepaling van den termijn voor de inzending der gemeenterekeningen, over 1865. Ook deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van den stads-chirurgijn G. Aalbersbergom continuatie in zijne betrekking. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit te stellen in handen der drie groote armbesturen. 2°. Adres betreffende het houden van de kermis, onderteekend door 80 personen. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres aan te houdenals betreffende een onderwerp sub 9°. aan de orde van den dag gesteld. De Voorzitter. Ik heb de eer nog mede te deelen dat door Burge meester en Wethouders en de Commissie van bijstand, in zake de cholera, de heer Driessen is uitgenoodigd deel dier Commissie te willen uitmaken die zich daartoe bereid heeft verklaard. Aan de orde is: I. Raadsbesluit tot opheffing van het beurtveer tusschen de gemeenten Rotterdam en Leyden. De heer Krantz. Ik denk, dat wij na die opheffing toch wel later een voorstel zullen krijgen tot regeling van dat veer. Is dat niet het voorne men van Burgemeester en Wethouders? De regeling van het beurtveer in den Haag heeft op zoodanige wijze plaats gehad, dat wel is opgeheven de bepaling nopens de uitsluitende vaart, maar dat met de schippers is over eengekomen hun eene vaste ligplaats aan te wijzen, mits zij zich verbinden op bepaalde uren af te varen. In der tijdmeen ikis datzelfde ook hier aanbevolen door de Kamer van Koophandel en Fabrieken. De Voorzitter. Het Amsterdamsche veer is hier ook opgeheven en niettemin hebben de schippers op zich genomen op vaste uren af te varen. 1866. Zoolang zij zich daaraan houdenzal hun door het bestuur eene vaste lig plaats verzekerd worden. De heer Krantz. Ik wenschte tochdat ook ten aanzien van dit veer hetzelfde wierd overeengekomenwant vele ingezetenen stellen daar bijzon der prijs op. De heer Stoffels. Bij de beurtveren, die opgeheven zijn, is die over eenkomst reeds gemaakt. De schippers verbinden zich daarbij op geregelde uren af te varenen daarvoor krijgen zij eene vaste ligplaatswelke hun echter onthouden wordtzoodra zij die bepaling niet nakomen. De heer Krantz. Als zoodanige overeenkomsten bestaanheb ik verder niets te zeggen. De heer Stoffels. Hel zal bij de opheffing van het Rotterdamsche veer geschieden, gelijk het nog dezer dagen ten aanzien van het Delftsche veer is geschied. De heer Meerburg. Ik ben het eens met den heer Krantz, dat het in den regel onbekend iswat het dagelijksch bestuur voornemens is te doenwel wat het gedaan heeft. De heer Stoffels. Er is daaromtrent reeds eene bepaling gemaakt en er zijn nog meerdere te maken door het dagelijksch bestuur. Ik heb reeds medege deeld, dat het in deze week heeft plaats gehad met het Delftsche veer. Het is echter geene bepalingdie de Raad maaktwant dan zou daartoe eene verordening noodig zijn, en dan keerden wij weder terug tot den vroegeren toestand. De heer Meerburg. Ik meendat eigenlijk de bedoeling van den heer Krantz is de bepaalde verpligting aan de schippers op te leggen van het geregeld afvaren tegen het genot van eene vrije ligplaats. De heer Stoffels. Dat is ook onze bedoeling. Deheer de Moen. Ik doe omtrent deze zaak alleen deze vraag. Als aan die schippers nu eene vaste ligplaats gewaarborgd wordt, zullen zij die dan om niet krijgen, of tegen eene bepaalde recognitie? De Voorzitter. Ik geloof om niet. De heer de Moen. Ieder ander schipper moet toch zijne ligplaats betalen. De heer Stoffels. Tegen het genot eener vaste ligplaats staat over de verbindtenis om op vaste uren af te varen. Aan die verpligting zijn andere schippers niet gehouden. De heer de Moen. Hoe is het dan gesteld met het praerogatief ten aanzien der Delftsche Schouw, waarin de pakschuiten vroeger deelden? De heer Stoffels. Daaromtrent bestaat een afzonderlijk tarief, hetwelk nader zal worden geregeld. Het raadsbesluit wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. II. Voordragt tot belooning van den beambte P. de Vries. Die voordragt is van den volgenden inhoud: //Met den lsten dezer maand heeft de heffing der verbruiksbelastingen op gehouden en zijn de daarbij dienst gedaan hebbende ambtenaren uit hunne betrekkingen ontslagen. De leiding over dat personeel is gedurende de eerste vier maanden dezes jaars, bij gemis van hoofdcommies en opziener, welke betrekkingen na het overlijden der titularissen onvervuld zijn gebleven, opgedragen geweest aan den beambte ten kantore van den gemeente-ontvanger P. de Vries, die zich daarin voorbeeldig heeft gedragen. Dit mag niet onbeloond blijven en wij dragen u voorhem daarvoor eene som van twee honderd gulden toe te kennen." De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt dienovereenkomstig te besluiten. De heer Meerburg. In den regel ben ik tegen alle bijzondere beloonin gen van dien aardmaar vooral ben ik tegen deze voordragtdaar ik deze bijzonder hoog vind. De heer Goudsmit. Oppervlakkig kwam mij ook de belooning wat hoog voor; 200 voor drie maanden dienst als extra-gratificatie. Ik zal echter daaromtrent nadere inlichting afwachtenalvorens mijne stem te bepalen. De heer de Fremery. Voor hetgeen hij in 1865 gedurende drie maan den gedaan heeft, is hem door den Raad 100 toegekend. Men meende, dat dit in verhouding stond tot het tractement dat de overleden hoofd commies Capteyn bad genoten. Hij heeft die dienst met uitstekenden ijver waargenomen; en door dien ijver en naauwgezette dienstbetooning heeft hij honderdenwelligt duizenden aan de stad verzekerdvooral in de laatste dagen, waarin eene zoo bijzondere surveillance noodig was. Eene belooning als de voorgestelde is dus in alle opzigten verdienden ik geloof daarbij dat deze beambte bovendien den dank der vergadering waardig is. De heer Stoffels. Ik moet ook zeggendat deze beambte zich buiten gemeen verdienstelijk heeft gemaakt. Ik ben het daaromtrent volkomen eens met den heer de Fremery. De heer de Vries heeft, vooral in de laatste drie maanden, door zijnen grooten ijver, aan de stad belangrijke voordeelen bezorgd. Hij heeft dan ook billijke aanspraak daarvoor naar verdienste beloond te worden. De conclusie van het rapport, hierop in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt aangenomen met 18 tegen 2 stemmen. Tegen hebben gestemd de heeren Meerburg en Hartevelt. III. Adres van P. Tibboel, pachter aan het Blaauwe hek, houdende verzoek tot vermindering der pachtsom tijdens den duur der veeziekte. Burgemeester en Wethouders stellen voor den adressant voor 1865, op gronden van billijkheid, eene remissie van 125 te verleenen. De Commissie van Financiën vereenigt zich met deze voordragt. De heer van Heukelom. Ik ben niet voor het toestaan eener vergoe ding aan den pachter van het Blaauwe hek. Het komt mij toch voor dat 14

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 1