zaak, even als dat van den veearts Steygerwalt, niet tegen de heropening der markt voor wolvee en varkens gestemd is, hierbij mede over en dur ven vertrouwen dat deze daartoe dienende voordragt den bijval uwer ver gadering zal verwervenwaarop geen verdere hoogere goedkeuring gevor derd wordt." Het rapport van den rijks veearts le kl. W. F. Steygerwalt luidt als volgt: Ik heb de eer UEA. bij deze, ingevolge uwe uitnoodigingmijn ge voelen kenbaar te maken omtrent het al of niet houden der schapen- en varkenmarkt, zoo als ik de eer had onlangs mondeling aan den heer Wethouder, fungerend Burgemeester, te doen. Wanneer de maatregel van het tijdelijk sluiten der markten, om daar door de thans heerschende veeziekte zooveel mogelijk tegen te gaan, alge meen werd toegepast zou ik het zeer raadzaam achten dat die maatregel ook in deze gemeente behouden bleef en schapen noch varkens ter markt werden toegelatente meer daar het in de laatste weken gebleken isdat die ziekte zich elders ook onder de schapen vertoond heeft. Aan gezien dit echter niet het geval is en op andere plaatsenzooals te Gouda Delft en Botterdam de markten voor schapen en varkens geopend zijn en men zelfs te Haarlem ook rundvee toelaat, zoo kan, mijns inziens, het sluiten dezer markt, wat betreft de schapen en varkens, slechts weinig aan het doel beantwoorden. Neem ik verder het groote belang in aanmerkingdat deze gemeente bij de schapenmarkt heeft, dan mag ik, vooral met het oog op de aan staande lammeren-markten, niet nalaten UEA. er op te wijzen, dat het voortdurend gesloten blijven dezer markt welligt aanleiding kon geven dat genoemde markten naar elders werden overgebragt, aan uw wijs en voor- zigtig oordeel evenwel overlatende hoe in deze te besluiten. De Kijks-veearts le. kl. W. F. Steïgerwalt." Het rapport der Commissie wegens den vee-typhus luidt als volgt //Schiedam, 13 Maart 1866. Voldoende aan UEdel Achtb. verlangenom de zienswijze van de Com missie te vernemen over het weder instellen van de Leydsche lammeren- en varkenmarkten, naar aanleiding van UEA. schrijven dd. 10 dezer, n°. 187, is die vraag op de vergadering der Commissie, op gisteren alhier gehouden, voorgesteld en behandeldwaaromtrent ik de eer heb UEdel Achtb. het volgende mede te deelen. De Commissie vindt in het voorstel wel eenig bezwaar, met betrekking tot het verspreiden der ziekte, voornamelijk door het verkeer met koopers en verkoopers van buiten komende en het vervoeren door besmette naar onbesmette streken, ofschoon zij erkent dat de vraag voor de gemeente Leyden en de veehouders van overwegend belang is. Wanneer het gemeentebestuur van Leyden echter tot het houden dier markten onder behoorlijke voorzorgen verlof van Z. Exc. den heer Minister van Binnenl. Zaken kan bekomen, gelooft de Commissie daartegen geen wigtige bezwaren in den weg te zullen stellen. De Voorzitter der Commissie wegens den vee-typhus, G. J. Hengeveld." De heer van Kaathoven. Ik zal er tegen stemmenomdat de voordragt gegrond is op het advies van de Schiedamsche commissie. Ik vind daarin op zijn minst eene vreemde en weifelende redeneringals men op de ééne plaats zegt, dat men niet kan ontkennen het gevaar voor uitbreiding van de be smetting, en daartegenover als overwegend plaatst het belang van den han del en neringdrijvende ingezetenen. Dit laatste kan er, in verband tot het eerstebij mij niet dooren is voor mij verre van overwegend om de markt open te stellen. De heer Goudsmit. Ik moet ook zeggen, dat het advies der Schie damsche heeren eene halfheid en eene zwakheid verraadt, die ik niet had verwacht. Maar ik ben er toch voor, omdat ik ten dien aanzien mijn eigen overtuiging heb. De heer Stoffels. Ook ik ben voor den maatregelomdat ik van oor deel ben, dat de vermeende vrees niet kan opwegen tegen het groot belang der gemeente. De heer Wttewaall. De beide ingekomen antwoorden over het al of niet openen van de markt voor schapen en varkens in verband met de vee ziekte zijn, volgens mijn oordeel, niet zoo als ik van mannen van het vak had verwacht. Ik zal over de zaak niet andermaal uitweidendaar ik een en andermaal mijn gevoelen heb ontwikkeld. Ik zal tegen de voordragt stemmen. De heer Hubrecht. Ik zal mijne stem geven om de markt weder te openen. Ik zie hierin voor de ingezetenen een groot voordeel en deel de bezwaren hiertegen ingebragt niet. Zoo als het nu gaat, is wel is waar de markt geschorst, maar de handel heeft daarom niet opgehouden. Op on derscheiden plaatsen kwamen nu de handelaren bijeenen de handel werd aldaar gedrevennog heden morgen heeft de marktmeester mij dit verze kerd. Ik acht het veel beter de markt weder open te stellendaar zich dan ook hierover het toezigt van gemeentewege kan uitstrekken. De heer Scheltema. Ik ben er ook voor. Ik geloof, dat wij nu alleen te letten hebben op lokaal belang. Indien er maatregelen van algemeenen aard genomen moeten worden, dan ligt zulks op den weg der Hooge Kege- ring en ik zal dan de eerste zijn om ze te ondersteunen. Maar nu de ziekte ook hier reeds vrij erg is, zie ik er voor de stad geen bezwaar in om de markt weder te openenintegendeel geloof ik dat door het voort duren van den tegenwoordigen toestand de belangen van vele neringdoenden onnoodig zouden worden benadeeld. De heer van Odteren. Ik zal tegen de voordragt stemmen. Ik meen, dat beide adviezenzoowel van den veearts als van de commissie te Schiedam blijkbaar de strekking hebben om, met het oog op de besmetting, die heropening te ontraden. Zij willen alleen toegeven aan het lokaal belang der gemeente. De heer Tollens. Ik had mij vroeger verklaard tegen de heropening, op grond derzelfde bezwaren als thans geopperd zijn door de heeren Hengeveld en Steygerwalt; en daarom blijf ik ook nu tegen de heropening gestemd. Toen vroeger zoo vele geachte medeleden zich voor de heropening der markt verklaarden, heb ik mij wel eens voorgesteld, dat ik gedwaald had in mijne meening, dat het wolvee een belangrijk vehikel is tot voortplanting der ziektestof. Nu ik echter bespeur, dat genoemde deskundigen het, op dat punt, met mij eens zijn, ben ik het nog te meer eens met hen en zal ik alzoo ook nu tegen de voordragt stemmen. De heer IIoog. Ik zal stemmen voor de heropening der beestenmarkt, namelijk voor schapen en varkens. Ik geloot, dat het lokaal belang ons daartoe nopen moet, niettegenstaande er ook anders bezwaren tegen mogen bestaan. Maar hoe te verklaren de contradictie, die ik in de stukken vind, en wel tusschen het rapport der Schiedamsche commissie en het rapport van Burgemeester en Wethouders? De commissie van Schiedam be- rigtdat zij eigenlijk er niet voor ismaar als het lokaal belang het me debrengt en men te Leyden van den Minister vrijheid kan bekomen tot heropening dier marktzij er dan vrede mede hebben zal. Maar nu zegt het rapport van Burgemeester en Wethouders, dat er geene autorisatie van het hooger bestuur dienaangaande noodig is. Gaarne wenschte ik omtrent deze tegenstrijdigheid nader te worden ingelicht. De Voorzitter. Ik geloof, dat hetgeen door Burgemeester en Wethou ders is aangevoerd, het juiste standpunt aanwijst en er werkelijk geene toestemming van het hooger bestuur voor die heropening noodig is. Maar het schijnt, dat de commissie in dwaling verkeert; het komt mij toch voor, dat het advies eigenlijk betrekking heeft op de opening der groote veemarkt. Ten minste dat advies heeft op mij dien indruk gemaakt. De heer Hoog. Als Burgemeester en Wethouders van dat gevoelen zijn, dan wil ik dat gaarne aannemen; maar dan meen ik toch, dat, als de commissie te Schiedam van meening isdat er wel degelijk zoodanige autorisatie noodig is, het opmerkelijk is een zoo groot verschil van gevoe len te ontwaren. Wanneer evenwel Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn, dat de commissie daarin dwaalt, dan wil ik hierin gaarne berusten, vertrouwende, dat dit punt naauwkeurig bij ons dagelijksch bestuur is onder zocht. De Voorzitter. Bij het betrokken besluit is de markt van wolvee niet verboden. De heer de Fkemery. Ik wenschte alleen op te merkendat er op verschillende plaatsen op dit oogenblik schapen- en varkenmarkten gehouden worden, als te Delft, Botterdam, Gouda enz. Dat bewijst dan toch ge noegzaam dat zij hier ook niet zal belet worden. De heer IIartevelt. Ook ik had een ander rapport van den rijks veearts verwacht. Hij zegtdat de zaak van groot belang is voor deze ge meente; maar dit weten immers al de leden van den Baad wel. Ik had van den rijks-veearts en van de commissie te Schiedam verwacht, positieve ontrading op degelijke gronden, of goedkeuring, even gemotiveerd. Het is echter gemakkelijker de verantwoording van zich te werpen, en die op de schouderen van anderen te laten rusten. Waar ik, met dergelijke rapporten in de handeen eigen oordeel moet vellenzal ik voor de heropening van de markt voor schapen en varkens stemmen, omdat ik het geneesmiddel erger acht dan de kwaal. Aangezien echter dit eene zaak van publiek be lang is, wenschte ik wel, dat de beide rapporten publiek werden gemaakt, door opname in het gedrukt verslag onzer Handelingen. De Voorzitter. Ik meen, dat de rapporten reeds publiek genoeg zijn door de tegenwoordige discussie. De heer Hartevelt. De rapporten zijn niet eens voorgelezen. Het publiek heeft er dus geen kennis van kunnen nemen. Ik zou er dus wel prijs op stellen dat zij alsnog wierden opgenomen in het verslag der Han delingen. De Voorzitter. Maakt gij daarvan een voorstel? De heer Hartevelt. Ja, mijnheer de Voorzitter. De voordragt, in stemming gebragt, wordt aangenomen met 13 tegen 5 stemmen. Tegen: de heeren van Kaathoven, Wttewaall, van Outeren, Lezwyn en Tollens. X. Voordragt tot wijziging van het raadsbesluit van 17 Maart 1845 en adres van de weduwe C. Capteyn om in het genot gesteld te worden van een gedeelte der jaarwedde van wijlen haren man. Het rapport van de Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud »De Commissie van Financiënin wier handen nevens gevoegde voor dragt, tot wijziging van het raadsbesluit van 17 Maart 1845 werd gesteld, heeft de eer u te berigtendat zij zich daarmede gaarne vereenigt. De goede bedoeling toch van dat besluit wordt dikwerf geheel verijdeld wan neer een ambtenaar juist op het laatst eener maand of van een quartaal komt te overlijdenwaardoor het onmogelijk gemaakt wordt aan de weduwe of andere nagelaten betrekkingen iets meer uit te betalen dan het bedrag, waarop de ambtenaar regt zoude gehad hebben. Om deze redenen neemt zij de vrijheid u te raden: 1°. het raadsbesluit van 17 Maart 1845 zoodanig te wijzigen als door Burgemeester en Wet houders wordt aangegeven, en alzoo te besluiten, dat in de gevallen, waarin de wet aan de gemeentebesturen de vrijheid laat over de jaarwedden na het overlijden der ambtenaren te beschikkente rekenen van den dag van dat overlijdenaan hunne weduwen of nagelaten betrekkingen het bedrag hunner jaarwedden over een vol quartaal of over eene volle maand uit te keeren voor zooveel die bezoldiging bij de maand of over de drie maanden wordt uitbetaald; 2". dit besluit reeds dadelijk toe te passen op het mede hierne vens gevoegde adres van E. Schreuder, weduwe C. Capteyn, in leven hoofd commies der plaatselijke belastingen, en haar alzoo te stellen in het genot der jaarwedde van haren overleden man over de maand Februarijvermits hij zijne bezoldiging maandelijks ontving." De Voorzitter. Ik zal in de eerste plaats vragen, of men ten aanzien van het eerste gedeelte van het rapport ook consideratiën wenscht in het midden te brengen. De heer Goodsmit. Ik heb eene vraag te doen, meer dan eene eigenlijke bedenking. Oppervlakkig toch zou men denkendat er iets onregelmatigs in zoude liggen om ten opzigte van iemand, die per maand zijn tractement ontvangen heeftde uitkeering aan de weduwe te doen de volle drie maanden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 4