De lieer van Odteren. Ik meen dat in beide rapporten het begrip van billijkheid doorstraalt, om, bij afschaffing van belasting, restitutie te ver- leenen, en ik kan daarmede geheel instemmen. Toen men voor eenige jaren de belasting op den wijn verhoogde, heeft men den reeds ingeslagen voorraad in die verhooging begrepen, uitgezonderd bij particulieren en, ik meen ook, bij societeithouders. Mogt de Raad ook op dien grond tot resti tutie besluitendan wilde ik een stap verder gaan en door aanpeiling den voorraad bij de belanghebbenden voor de teruggave der belasting doen con stateren en wel ten hunne koste, welk laatste ik niet onbillijk vinden zou. Ik acht dit verkieslijker dan restitutie bij wege van uitvoer, die bij sommigen zeker niet zonder schade en groote kosten kan geschieden. Maar beweert men, het middel van doorloopend crediet staat ook open. Ik ant woord: ook dat middel levert moeijelijkheden op. Ik herinner alleen aan de borgstelling en andere formaliteiten en dat slechts voor twee maanden; daarenboven zou men ook daartoe niet kunnen gerakendan door vooraf- gaanden uitvoer; dan kon men even goed gebruik maken, zonder eenige in williging, van de gelegenheid tot uitvoer van den wijn, die volgens de ver ordening openstaat. Ik houd het er voor, dat aanpeiling in de bergplaat sen misschien nog beter kan geschieden dan opname aan de uitgangen dei- stad. Maks heeft ook in zijn verzoek opgenomen, dat hij verhooging der rijksbelasting moet betalen. Het is mij niet duidelijk, waarop die bewering doelt. Geene wettelijke bepaling is tot dusverre mij bekend, die voorschrijft dat hij verhooging zal moeten betalen voor den voorraaddien hij nu heeft. Was dat zoo, dan kon de aanpeiling, van wege het Rijk, voor de verhoo ging gemakkelijk tevens dienen tot het constateren van de ingeslagen hoe veelheid waarvan de belasting door de gemeente zou worden teruggegeven maar dat zal zoo niet zijn die verhooging zal alleen betreffen den wijndie na nieuwjaar zal worden ingeslagen. Ik geef dus in overweging aan alle belang hebbenden te verleenen restitutie van impost door aanpeiling, ten koste van hendie zich voor die teruggave zullen aanmelden. De heer Le Poole. Het denkbeeld van den heer van Outerenom eene opneming te doen plaats hebben, is geheel nieuw. Het lacht mij zeer toe, en op die wijze kan te gemoet gekomen worden aan het request van den adressant, en de kosten der peiling zullen zoo zwaar niet drukken. De heer Baert. Ik acht het billijk, dat, waar bij verhooging van be lastingen de veraccijnsde voorraad aan die verhooging onderworpen wordt, ook bij de afschaffing van belasting restitutie gegeven wordt. De heer Hartevelt. Het is mij voorgekomendat Burgemeester en Wethouders duidelijk hebben aangewezendat zij eene restitutie wenschelijk achten, want zij geven het middel aan de hand bij uit- en wederinvoer. Daarom had ik verwacht eene gunstiger voordragt omtrent Maks en voor allen die in dezelfde categorie vallen. Restitutie bij uitvoer is voor hen zeer bezwarend. Dan zijn zij genoodzaakt al hunne wijnen in de volgende maanden te verpakken om die uit te voerenen later weer in te voeren. Behalve den omslag, de kosten en het tijdverlies, daaraan verbonden, be- loopen zij nog de kans een gedeelte der flesschcn te breken. Waartoe al die moeijelijkheden, waartoe, zoude ik zeggen, dit plagen? Dan vind ik aanpeiling veel verkieslijker en daarnaar de restitutie geregeld. Bij mij is evenwel het bedrag der te verleenen restitutie een punt, dat ik nog wel wenschte onderzocht te hebben. Maks beweert, dat hij genoodzaakt zal zijn den verhoogden landsaccijns te betalen. Daarvan zal wel geene quaestie zijn. - Dat is uit de lucht gegrepen, en nergens althans bepaald; mijns in ziens vorderen regt en billijkheiddat Maks en anderen terugontvangen wat zij door het nieuwe systeem van belasting zullen te kort komenen dat zal niet zijn f 15 per 100 ned. kannen, maar wel 7; de stad heft tot ult°. December a. s. f 15 per 100 kan, het Rijk zal met 1° Januarij a. s. 28 in stede van 20 heffen, dit verschilt dus f 7en die moet in bil lijkheid per 100 kan worden gerestitueerd. Zoo althans denk ik over deze zaak. De heer van der Hoeven. Ik kan mij zeer wel vereenigen met het geen door den heer Hartevelt is gezegd. De heer Hoog. Na de gehouden discussieen de lezing der stukken, erken ik de billijkheid om Maks restitutie te verleenen; hem die restitutie te geven bij uitvoer alleen, vind ik een noodeloozen omslag en een te bezwa- renden maatregelzonder reden. Daartegenover staat nu het denkbeeld van den heer van Outerenom door een aanpeiling den voorraad te doen consta teren. Ik heb daartegen geene bedenking, mits die aanpeiling geschiede onder alle surveillance en men tegen misleiding gewaarborgd zij. Omtrent het punt van 't quantum der restitutie wil ik de discussiën niet vooruit- loopen en is dit later te bepalenals de Raad eerst tot het geven der resti tutie besloten zal hebben. De heer du Rieu. Ik ben voor het rapport der Commissie van Pinanciën. Ook aan aanpeil zijn vele moeijelijkheden verbonden. Wordt restitutie bij uitvoer verleend, dan kunnen belanghebbenden zich zeiven tegen schade vrijwaren. De gemeente moet het aan hen dus overlatenom gebruik te maken van het middel, hetwelk de wet hun aan de hand geeft. De Voorzitter. De discussiën hebben mij niet tot eene andere over tuiging gebragt. Ik moet ook nogmaals herinnerendat wat heden Maks vraagt, door alle andere kleinhandelaren, die in grooten getale in de stad zijn verspreidook kan worden gevraagddat zij allen zullen wenschen in hetzelfde voorregt te deelendat daaruit groote kosten voor de gemeente zullen voortvloeijen, veel meer dan Maks zal te doen hebben, wanneer hij restitutie erlangt langs den aangewezen weg. De heer Krantz. Het beginsel, of restitutie zal worden verleendis dooi de Commissie van Pinanciën naauwgezet overwogen. Zij heeft zich echter genoopt gezientot de weigering te moeten adviserenom de groote be zwaren aan eene restitutie verbonden, en de belangrijke uitgaven die er het gevolg van zouden zijn. Zonder aanpeil zoude dit niet kunnen plaats heb ben, en men stelle zich dit niet als eene gemakkelijke zaak voor. Dat de handelaren belangrijke schade zullen lijden is niet te verwachten, aange zien de afschaffing van den accijns sints lang bekend was, waardoor zij maatregelen konden nemenen dat er slechts dén verzoek is ingekomen strekt, dunkt mij, daarvoor tot bewijs. De heer de Premery. Nog één punt. Ik wensch geen andere resti tutie, dan die gegrond is op de verordening. Bij uitvoer is onderzoek zeer gemakkelijkbij aanpeil in een onbekend pakhuis of waar ookstelt men zich bloot aan allerlei misleiding. Wij kunnen daarvan de dupe worden. Onder velen zullen welligt enkelen trachten meer restitutie te erlangendan waarop zij naar regt kunnen aanspraak maken. Daarom is wel bij het ge maal restitutie voorgesteld, maar enkel na opslag in een aangewezen pand. De voordragt om restitutie te geven voor den wijn, wordt daarop, in om- vrage gebragt zijnde, met 12 tegen 8 stemmen verworpen. Voor: de heeren Holtz, van Outeren, Le Poole, Baert, van Kaathoven, HarteveltHoog en van Wensen. De Voorzitter. Ik stel de vergadering voor eene kleine toevoeging in te lasschenen wel dat daarvan kennisgeving geschiede door Burgemees ter en Wethouders in het belang der gemeente. Daartoe wordt besloten. De Voorzitter. Alsnu is aan de orde: 2°. de «restitutie wegens het geslagt. Met algemeene stemmen wordt zonder discussie besloten wegens het ge slagt geene restitutie te verleenen. De Voorzitter. Nu stel ik aan de orde: 3°. de restitutie wegens het gedistilleerd. De beer Baert. Staat het gedistilleerd niet gelijk met den wijn? De Voorzitter. Bij gedistilleerd gelden ook de bepalingen op het cre diet even als bij den wijn. Verlangt iemand stemming? De heer van Outeren. Ik zou gaarne stemming verlangen. Het voorstel, om restitutie te verleenen wegens het gedistilleerd, wordt met 13 tegen 7 stemmen verworpen. Voor: de heeren Holtz, van Outeren, Baert, van Kaathoven, Hartevelt, Hoog en van Wensen. De Voorzitter. Alsnu stel ik aan de orde: 4°. de restitutie wegens het gemaal. De heer de Moen. Is daarover geen verschil tusschen Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Pinanciën? Ik meen wel, ja. De Voorzitter. Ja, de zaak is deze: Burgemeester en Wethouders stellen voor, dat restitutie worde verleend, omdat het niet zoo gemakkelijk is als bij de andere middelenora hier langs den bij de vorige middelen aange wezen weg van uitvoer restitutie te verleenen. De heer de Moen. De heer de Premery heeft straks gewezen op het geen tien jaren geleden van wege het rijk is geschied. Maar dat staat niet gelijk met nu. In tien jaren tijds is met betrekking tot dezen handel veel veranderd, vooral door den invoer van gemalen meel in de gemeente. Daar van is het gevolg, dat de meeste bakkers maar eenen matigen voorraad gema len meel telkens opdoendus ookzoo ik mij niet vergisvan graan vrij wat minder dan toen. Ik acht dat er dus het minst van allen hierop redenen tot re stitutie bestaan. Bovendien, de bakkers hebben nog zes maanden tijd om bun voorraad te verwerkenenkelen ten minste die zooveel mogten hebben. Met de Commissie van Pinanciën ben ik dus zeer tegen het verleenen van restitutie voor het gemaal. De heer Meerburg. Ook ik ben tegen het verleenen van restitutie in dit geval. Ik ben er van overtuigddat bij de bakkers geen groote voor raad aanwezig is. Meel zou, geloof ik, zoo langen tijd ook niet goed kun nen blijven. Anders is het met graan. De graanhandelaars hebben dikwijls veel in hunne magazijnen. De heer Hartevelt. Ik wilde alleen opmerken, dat de restitutie in ieder geval ook zal moeten verleend worden aan de graanhandelaars wegens hunnen voorraad meel (tot dus verre boor ik alleen spreken van bakkers). Zij heb ben in hunne pakhuizen niet alleen graan, maar ook meel, zoo wel binnen- als buitenlandschen moet nu de handelaar eene speculatie in de eerst volgende zes maanden op lage markt b. v. laten varenomdat hij geen res titutie bekomt? De Voorzitter. Zeer waar, en deze kunnen niet zoo spoedig van de gelegenheid gebruik maken om restitutie te erlangen. Maar, wat de bakkers betreftmoet ik instemmendat een groot gedeelte van het meel van buiten de stad, vooral van Rotterdam, wordt aangevoerd, en er hier ter stede eigenlijk geen meelhandel in het groot bestaat. De heer de Premery. Of het meel van buiten komt, dan wel of het graan op den molen hier gemalen wordt, is volkomen hetzelfde. In beide gevallen toch is de accijns voldaan. Ik zie niet in, dat, omdat er minder in de stad gemalen wordt en meer meel van buiten wordt aangevoerd daarom de voorraad geringer zou zijn. De opbrengst van den accijns be wijst voor het tegendeel. Er zijn maanden, dat de accijns f 5500 minder opbrengt dan in een andere. Daaruit blijkt wel, dat de voorraad niet altijd zoo gering is, en nu meen ik, juist omdat het eene eerste levensbehoefte geldt, dat hier alle aanleiding bestaat om restitutie te geven en het voor beeld, door het rijk vroeger gegeven, nu op te volgen. De heer de Moen. Er ligt zeker veel waars in hetgeen de heer de Fremery heeft gezegdmaar ieder argument moet hierop afstuitendat men het hier zes maanden te voren weet en zich daarnaar geheel kan inrig- ten. Na open water b. v., kan men nog naar mate van behoeften tot Mei opdoen of op levering koopenook meelhandelaarszoo er die hier ter stede in 't groot al zijn. De Voorzitter. Ook ik kan mij hierbij nederleggen. De bakkers en depóthouders hebben hier zes maanden tijd om te wetenof zij veel of weinig zullen opdoen. Had de afschaffing plaats op I Januarijdan was de zaak moeijelijker, en met den winter hebben zij natuurlijk een groote ren voorraad. Maar nu zij wetendat op 1 Mei de accijns wordt afge schaft, is er geene de minste hardheid in gelegen, geene restitutie te verleenen. Het voorstel, om voor het gemaal restitutie te verleenen, wordt met 12 tegen 8 stemmen verworpen. Voor: de heeren Holtz, de Premeryvan Outeren, Scheltema, van Kaathoven, Hartevelt, Hoog en van Wensen. De heeren Tollens en Le Poole verlaten de vergadering. De Voorzitter. Thans blijft nog alleen over de benoeming eener regts- kundige commissie uit den Raad, om te adviseren over het al of niet nood zakelijke eener vervolging van H. C. Meerburg en D. H. Hus. Mag ik dezelfde heeren als straks verzoeken met mij het stembureau uit te maken? De uitslag der stemming is, dat de heer van Outeren erlangt 14, de heer Goudsmit 12, de heer Tollens 11, de heer Siegenbeek 6, de heer du Rieu 5, de heer Hoog 3 stemmen en een blanco-briefje in de bus wordt gevonden. Zijn alzoo tot leden der regtskundige commissie verkozen de heeren van Outeren, Goudsmit en Tollens. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 4