HANDEllSSEN TM DEN GEHEEITERÜI1 TM IETDEN.
20,
Zitting van Woensdag S5 October 1865
geopend des namiddags Ie 2 uren.
Voorzitter: de heer Wethouder H. P. C. Stoffels.
Tegenwoordig de heeren: du Rieu, Tollens, van Wensen, Holtz, de Fre-
mery, de MoenHubrecht, Wttewaall, Meerburg, Krantz, van Outeren
Le Poole, Baert, Scheltema, van KaathovenHartevelt, van der Hoeven,
ten SandeHoog en Stoffels.
De Voorzitter deelt mede, dat de Burgemeester door ongesteldheid ver
hinderd is de vergadering bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 19
October 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter legt over
L°. Proces-verbaal van het opnemen der boeken en kas van den gemeente
ontvanger, op den 21en dezer maand.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit aan te nemen voor kennisgeving
en gedurende 14 dagen ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen.
2°. Adres van H. C. Meerburg eii D. H. Husbetreffende de vordering
ten hunnen laste.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres aan te houden en
simul et semel te behandelen met het sub. 4°. aan de orde van den dag
gestelde onderwerp.
3°. Adres van li. A. Schretlen Comp.waarbij zij verzoeken om den grond
thans bij hen tegen recognitie in gebruik en waarop gedeeltelijk hunne fa-
briekgebouwen geplaatst zijn in eigendom te bekomen.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han
den van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën
ten fine van berigt en raad.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een hulponderwijzer der 2° klasse en van een eersten hulp
onderwijzer der 3e klassevoor de openbare lagere school voor minvermogenden.
De Voorzitter. Tot de benoeming van een hulponderwijzer der 2' klasse
kan in deze vergadering nog niet worden overgegaan. Burgemeester en
Wethouders zijn in de oproeping niet geslaagd. Van de drie sollicitanten
hebben zich twee teruggetrokkenvan den derde hebben zij eene proeve
van onderwijs voor de klasse genomen, die niet voldoende genoeg was, en
hebben zij geene vrijheid gevonden dien aan den Baad voor te dragen. Zij
willen thans eene nieuwe oproeping doen en hopen beter te slagen. De
vergadering kan thans echter overgaan tot de benoeming van een eersten
hulponderwijzer der 3e klasse.
De heer van der Hoeven. Ik wenschte, alvorens tot die benoeming
wierd overgegaaniets te zeggen naar aanleiding van hetgeen op het be-
schrijvingsbillet voorkomt. Ik heb op dat billet gelezendat de voordragt
Maandag 23 October zal worden overgelegd. Ik ben Maandag 23 October
hier geweest, niet des morgens ten tien ure, maar des middags tusschen
drie en vier ure. Ik heb de voordragt echter niet gezien. Mij daarnaar
geïnformeerd hebbende, vernam ik dat de voordragt er nog niet was. En
nu veroorloof ik mij de bescheiden vraag of dit wel overeenkomt met het
berigt, dat de voordragt op Maandag 23 October ter visie zou liggen.
De Voorzitter. Ben ik wel ingelicht, dan heeft de voordragt ter lezing
gelegen.
De heer van der Hoeven. Dan moet dit, mijnheer de Voorzitter, na
vier ure zijn geweest, want vóór vier ure heeft de bode mij berigt gegeven
dat de voordragt er nog niet was. En nu blijf ik van gevoelendat het
tijdsverloop tusschen tien en vier ure eveneens tot den 23 October moet
gerekend worden als dat tusschen zes en acht ure.
De Voorzitter. Het examen heeft denzelfden morgen plaats gehad en
dat kan aanleiding gegeven hebben dat de voordragt wat te laat is overge
legd. Voor zoover mij betreft, kan ik den heer van der Hoeven verzeke
ren dat gezorgd zal worden dat zich dit verzuim niet herhale.
De heer de Moen. Maandag avond kwam ik in de leeskamer, maar
vond er die stukken niet. Een kwartier later zijn zij mij bezorgd.
De Voorzitter. Volgens mijne information bij den secretaris, ligt het
verzuim aan een der beambten. Ik herhaal, in het vervolg zal daartegen
worden gewaakt.
Alsnu verzoek ik de vergadering over te gaan tot de benoeming van een
hulponderwijzer 33e klasse en de heeren van Wensen, Wttewaall en van
Outeren, mij bij het opnemen der stemmen te willen adsisteren.
De voordragt luidt aldus:
Ter vervulling der betrekking van len hulponderwijzer der 3''° klasse aan
de openbare lagere school voor minvermogenden, waarvoor zich 14 sollici
tanten hebben aangemeld, hebben wij de eer u het navolgend drietal, door
ons, in overleg met den hoofdonderwijzer dier schooi en den districts school
opziener opgemaakt, aan te bieden als: 1. Jacob Noest, 2. Jacobus Johannes
Fonteyn, 3. Stephanus Dirk van der Blij, de twee eersten als hulponderwij
zer aan openbare lagere scholen binnen deze gemeente, de laatste te Ley-
derdorp werkzaam.
De uitslag der stemming is, dat J. Noest erlangt 16, J. J. Fonteyn 2
stemmen, terwijl één blanco billet in de bus wordt gevonden.
Is alzoo benoemd tot hulponderwijzer 33« klasse voor de openbare lagere
school voor minvermogenden J. Noest.
II. Adres van den stads-chirurgijn J. L. A. Desertine, om continuatie.
Door diakenen der Ned. hervormde gemeente, regenten der K. C. armen
en weezenen armverzorgers der Israëlitische gemeentewordt omtrent dit
verzoek gunstig geadviseerd.
Wordt zonder discussie met algemeene stemmen aangenomen.
Hl. Voordragt tot tegemoetkoming van schutterpligtigen in de kosten
hunner kleeding.
Bij deze voordragt wordt voorgesteld, dat van de 137 manschappen, die
op de rol dezes jaars als dienstpligtige schutters zijn gebragt, 23 zullen ge-
1865.
acht worden in staat te zijn zeiven in hunne kleeding te voorzien en voorts
te besluiten dat 2 voor drie vierden in hunne kleeding of kleeding-kosten
zullen worden te gemoet gekomen, terwijl de overigen, 112, als zoodanig
voor 't geheel uit de gemeentefondsen tegemoetkoming zullen erlangen.
Wordt zonder discussie met algemeene stemmen aangenomen.
IV. Voordragt ter benoeming van eene regtskundige commissie tot on
derzoek omtrent het noodzakelijke eener vervolging van H. C. Meerburg
en D. H. Hus, wegens wanpraestatie van op hen rustende verpligtingen.
De heer Holtz. Zoo straks heb ik gehoord dat betrekkelijk deze zaak
een request van de belanghebbenden is ingekomen. Ik weet niet in welk
verband de voordragt van Burgemeester en Wethouders staat tot dat request.
Was ik met den inhoud van hetzelve bekenddan zou ik over die voor
dragt beter kunnen oordeelen.
De Voorzitter. Het verzoek, thans door Meerburg en Hus gedaan, kan
gelijk met de voordragt van Burgemeester en Wethouders worden be
handeld. Ter verduidelijking van die voordragt wil ik aan de heeren vooraf
kort herinneren wat er van de zaak is. Het geldt den molenvroeger toe-
behoorende aan Kooledie uit geldgebrekdoor achteruitgang van zaken
gedurende drie jaren achterstallig is gebleven in de betaling zijner recog
nitie. Zonder voorkennis van Burgemeester en Wethouders of van deze
vergadering heeft hij den molen overgedaan aan Meerburg en Husdie hem we
der verkocht hebben aan van Leeuwenzonder dat door een dier heeren
de verschuldigde recognitie werd afgedaan. Die recognitie rustte op molen en
grond. Die grond kon niet overgaan dan met toestemming der eigenaars,
en zonder dat de daarop klevende schuld was voldaan. De grondlasten
zijn door de stad betaald moeten worden. Burgemeester en Wethouders
eischen nu dat door den laatsten kooper zullen worden voldaan al de lasten
op den molen rustende. Het zijn zakelijke lasten, die met den molen zijn
overgegaan. Koole kon ze niet betalen, Meerburg en Hus zijn even als
van Leeuwen weigerachtig tot die betaling; er blijft niets over dan den
tegenwoordigen eigenaar aan te spreken en bij wanbetaling den grond op te
zeggen. Zie daar de stand der zaak. Meerburg en Hus vragen de vrij
stelling der recognitie, wij daarentegen verlangen de betaling. Dat ligt
ook in den aard der zaak; want grondlasten drukken altijd op het pand,
persoonlijke lasten daarentegen op den bewoner. Blijven Meerburg en Hus
en van Leeuwen weigeren, dan is de stedelijke regering wel verpligt den
molen aan te slaan.
De heer Holtz. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, voor de gegeveue
inlichtingen. Trouwens, zij komen geheel overeen met hetgeen ik reeds
gelezen had. Ik wenschte alleen te weten of het door de heeren Meerburg
en Hus ingezonden request geen enkel nieuw gezigtspunt bevat. Komt
- daarin niets anders voor dan hetgeen ons reeds van vroeger bekend is?
Zoo dit het geval is, kan ik wel vóór de voordragt stemmen.
De Voorzitter. De adressanten vragen niets anders, dan dat zij van
de betaling vrijgesteld zullen worden.
De heer de Moen. Maar, mijnheer de Voorzitter, in geval de brief van
adressanten van recenter dagteekening is dan het convocatiebillet voor
deze vergadering, dan verzoek ik dat daarvan voorlezing geschiede.
De Voorzitter. Ik wil gaarne aan uw verlangen voldoen. Mag ik den
Secretaris verzoeken het nader request van H. C. Meerburg en D. H. Hus
voor te lezen
Het requestdoor den Secretaris voorgelezenis van den volgenden inhoud
«Aan den Gemeenteraad van Leyden
Geven met den meest verschuldigden eerbied te kennen Dirk Hendrik Hus
en Hendrik Cato Meerburg, wonende binnen deze gemeente,
Dat aan hun, in den loop van het vorige jaar, bij geregtelijken verkoop,
is toegewezen de eigendom van den molen de Valk, staande op den Vest-
wal alhier, Wijk V. n°. 1078, doch spoedig daarna weder is overgegaan op
den tegenwoordigen eigenaar Michiel van Leeuwenzonder dat pand in be
zit of gebruik te hebben gehad, daar die molen reeds sedert geruimen tijd
stil stond en buiten werking was.
Dat zij door heeren Burgemeester en Wethouders dezer gemeente zijn
aangemaand tot de betaling der door Abraham Jacobus Koole Gz., laatsten
eigenaar en gebruiker van dien molen, over de jaren 1862, 1863 en 1864
verschuldigde recognitiën, gezamentlijk ten bedrage van 17.50 'sjaars.
Dat zij vermeenen tot die betaling onverpligt te zijn, omdat die recogni
tiën 'sjaarlijks worden berekend, na twee jaren in die betaling nalatig ge
bleven zijnde, die gronden hadden behooren te worden opgezegd, en de
nalatige Kooleeigenaar en gebruiker van den molen de Oranjeboom alhier,
nog in leven en binnen deze gemeente woonachtig is.
Redenen waarom zij supplianten de vrijheid nemen zich te wenden tot uwe
vergadering, eerbiediglijk verzoekende dat hierin door UEd. worde beslist;
dat zij tot de betaling dier achterstallige recognitiën a f 17.50 'sjaars niet
gehouden zijn, daar het tochnaar hunne wijze van zien, niet billijk zou
zijn dat zijsuppl., aansprakelijk zouden worden gesteld voor de nalatigheid
en den onwil van iemanddie dat pand hij onderhandschen koop sedert Mei
1854 in bezit en gebruik heeft gehad, en aan wien bij vergunning perso
neel die grond in gebruik was gegeven, blijkens de regterlijke verkoop-
acte onder eene breedvoerige omschrijving van al hetgeen daartoe betrekking
had, doch zonder vermelding van de achterstallige recognitiën a 17.50
'sjaars, noch van een noch van meerdere jaren, met welke vermelding toch
het wanbegrip der tegenwoordige vordering noch de dusgenoemde wanpraes-
tatiën, zouden ontstaan zijn.
't Welk doende,
D. H. Hos,
H. G. Meerburg.
De heer de Moen. Van welke dagteekening is dat adres?
De Voorzitter. Van 23 October.
De heer de Moen. Op de voordragt heb ik geene bedenking. Maar ik
veroorloof mij de vraag, of de gemeente-ontvanger niet procederen kan uit
den aard zijner betrekking. Is eene raadscommissie eigenlijk wel noodza
kelijk
De Voorzitter. De gemeente-ontvanger kan ditmaal niet eigenmagtig
23