V, Rekening en verantwoording van de ontvangsten en uitgaven der gemeente, over 1864. Volgens deze rekening bedragen de ontvangsten 479529.87 jde uit gaven ƒ399951.55, gevende een batig slot van 79578.32J. Het rapport van de Commissie van Financiën luidt als volgt: »De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handenten fine van berigt en raad, gestelde verantwoording van Burgemeester en Wet houders van de inkomsten en uitgaven dezer gemeente over 1864, benevens de daarbij overgelegde rekening van den gemeente-ontvanger. Zij heeft bij dat onderzoek opgemerkt dat daaronder de hoogst mogelijke volledigheid plaats had. Daar deze rekening gedrukt is en sedert den 27 Julij jl. ter inzage van alle leden op de leeskamer heeft gelegenacht de commissie het niet noo- dig u op deze of gene punten opmerkzaam te maken, en neemt mitsdien de vrijheid u te raden om, onder goedkeuring der rekening van het Pest huis, benevens die der trekvaarten en jaagpaden, welke deze gemeente in gemeenschap met andere bezit, deze rekening voorloopig vast te stellen bij een besluit, waarvan het ontwerp, overeenkomstig art. 220 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85) u te gelijk met de rekening door Burge meester en Wethouders is aangeboden." Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig besloten, wordende, krachtens het bepaalde bij art. 220, tweede lid, der gemeentewet, de Burgemeester en de Wethouder Stoffels geacht zich van de stemming te hebben onthouden. De heer Scheltema verlaat de vergadering. VI. Financiële voordragt van Curatoren van het Gymnasium. Het rapport van Burgemeester en Wethouders daaromtrent luidt als volgt: «Burgemeester en Wethouders hebben de eer u te berigten op de missive van Curatoren van het Gymnasium, van den I8<le'> Julij dezes jaars, n°. 11, waarbij deze na de mededeeling dat door de bereidwilligheid van den heer H. J. Polakcandidaat in de letteren aan deze lioogeschool die op eene zeer loffelijke en ijverige wijze, zonder dat hem eenige moge lijkheid van geldelijke of andere belooning te verkrijgen was geopend, ge durende drie maanden zich met de lessen van den heer Cornelissen heeft willen belastenzij er in slaagden het onderwijs onafgebroken te doen voort gaan u in overweging geven, de belangelooze diensten van dien heer, die zelfs daardoor nog geldelijk nadeel ondervond, te erkennen, door hem als blijk daarvandrie maanden van het traktement van den 2<len onder wijzer in de oude talendie vrij gevallen zijntoe te kennen dat zij dit voorstel allezins billijk achten en u raden dienovereenkomstig te besluiten." De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en zij raadt mitsdien den heer H. J. Polak als zoodanig toe te leggen de som van 275, of drie maanden van het tractement van den 2<1«" onderwijzer in de oude talen. De Vookzitteb. Alvorens tot de behandeling van deze zaak over te gaan, zij het mij vergund te herinneren dat, hoezeer het schijnt dat er tusschen Burg. en Weth. en de Commissie van Financiën geheele eenstemmigheid bestaat, dit niet geheel het geval is, maar er een klein verschil bestaat. Ik houd mij verzekerddat heeren curatorenvoorstellende de vrijgevallen gelden aan den heer Polak te verstrekkenhet oog hadden op hetgeen de heer dr. J. J. Cornelissen, als hij drie maanden in dienst ware geweest, zou hebben genoten. De Commissie van Financiën echter heeft niet in be rekening gebragt de toelage, die de heer Cornelissen genoot, en heeft dus het cijfer uitgetrokken naar den maatstaf van de vroeger vastgestelde bezol diging. Intusschen heeft de heer Polak werkelijk groote verdiensten, zoodat ik het wel wenschelijk oordeel, dat aan het voorstel van heeren curatoren gevolg worde gegeven, waartoe ik heb gemeend die opmerking op den voorgrond te moeten plaatsen. De heer de Moen. Als ik de zaak nu wel begrijp dan loopt het verschil over ƒ75 en dus over drie maanden der toelage, zoo wel als over het vaste tractement, omdat het onderwijs even goed is voortgezet en de heer Polak daardoor in andere opzigten verzuimde en schade leed. De heer du Rieu. Op deze wijze zou eene personele toelage, die aan den heer Cornelissen is toegekend, omdat de bekwaamheid van dien docent bekend wasworden verleend aan iemanddie pas begint. Ik geloof dus dat het bedrag van ƒ275 voldoende is. De heer Lezwyn. Ook mij komt het voor dat een bedrag van f 275 voldoende is. De heer Goudsmit. Ik ben voor het voorstel van Burg. en Weth., dat overeenkomstig de oorspronkelijke bedoeling van heeren curatoren is. Boven dien geldt het hier niet een docent die ad interim aangesteld wordt, maar veeleer iemand die reeds bij en door zijn onderwijs blijken gegeven heeft hoe goed hij voor de hem opgedragen taak berekend was. De heer van der Hoeven. Ik moet mij veroorloven op hetgeen door den Voorzitter gezegd is eenige bedenking te maken. Ik herinner mij niet, dat het bedoelde punt bepaald in de vergadering van curatoren is behandeld. De Voorzitter. Dit heb ik ook niet beweerd, maar ik heb gezegd, dat het de bedoeling van curatoren scheen te zijnom wat vrijgevallen was aan den heer Polak toe te kennen. De heer van der Hoeven. Ik meen dan wel te kunnen zeggen, dat bij curatoren zeker daarop niet bijzonder gelet is. De heer Hartevelt. Ik verklaar mij voor hetgeen door de Commissie van Financiën wordt voorgesteld. Het tractement van den heer Cornelissen bedroeg 1100 en niet 1400 de 300 extra waren hem als personele toelage gegeven, om hem daardoor voor het Gymnasium te behouden. Voor de waarneming der lessen gedurende een kwartaal, door den heer Po lak, zoude 275 mijns inziens eene billijke belooning zijn, en stellig in verhouding tot de bezoldiging van den eersten docent in de oude talen. De heer de Moen. Wordt door u, mijnheer de voorzitter, in den door u bedoelden zin, thans een amendement voorgesteld? De Voorzitter. Dat is mijne bedoeling. Ik zal diensvolgens in stem ming brengen de vraag, of de toelage 350 zal bedragen, terwijl zij die daartegen zijn voor 275 zijn gestemd. In omvraag gebragt, wordt het voorgesteld bedrag van ƒ350 aangenomen met 9 tegen 6 stemmen. Tegende heeren Kneppelhout, le Poole, du Rieu, Lezwyn, Meerburg en Hartevelt. VII. Rapport der commissie in zake de bottingen en riemtalen van Zoeterwoude. Dit rapport is van den volgenden inhoud n Met het onderzoek der vraag belastin hoe verre het raadzaam te* achten zij, van het vonnis, door de arrondissements-regtbank te dezer stede onlangs in de zaak der bottingen en riemtalentusschen deze gemeente en de gemeente Zoeterwoude aanhangig, gewezen, hooger beroep aan te teeke nen, meenden wij de voorlichting te moeten inwinnen van den geachten pleitbezorger, dezerzijds met de verdediging onzer belangen belast. Na onderlinge zamenspreking leverde hij ons bijgaand advieswaarmede wij ons gaarne vereenigen. Op de gronden, daarin aangewezen, komt het ons mede geraden voor, in de uitspraak niet te berusten en meenen wij u dus in overweging te moeten geven tot het instellen van hooger beroep te besluiten en daarop, krachtens art. 194, lit. A, der gemeentewet, de goedkeuring van Gedeputeerde Staten te verzoeken. De heer van der Hoeven. Het adviesdat in deze zaak is uitgebragt is zoo uitgebreid, dat ik niet in staat geweest ben het geheel na te gaan. Het advies kan daarom zeer gegrond zijnmaar ik kan het niet genoeg beoordeelen. Ik verzoek dus, mij bij deze zaak buiten stemming te mogen houden. Het voorstel wordt met 14 stemmen aangenomen, hebbende de heer van der Hoeven zich buiten stemming gehouden. VIII. Adres van C. A. Heintz, om afschrijving van plaatselijke directe belasting, 1865. Burgemeester en Wethouders stellen voor den adressant de verlangde afschrijving te verleenen en wel tot een bedrag van ƒ12.90, met welk voorstel de Commissie van Financiën zich vereenigt. Dienovereenkomstig wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. IX. Adres van J. Scheltema Jz., om vergunning tot het leggen van een beerput in de Prinsensteeg, en het maken van een overloop over die steeg, van perceel n°. 326 tot n°. 659 B. Burgemeester en Wethouders vinden, na ingewonnen advies van de Com missie van Fabricage, geen zwarigheid voor te stellen den adressant de ge vraagde vergunning te verleenenop de door de commissie aangegeven voorwaarden. De heer le Poole. Is er met deze zaak reeds een aanvang gemaakt? Ik heb opgemerkt, dat er eene schutting in de Prinsensteeg is geplaatst; ook heb ik eenige werklieden daar bezig gezien. Nu meen ik alleen te moeten vragen, of deze zaak dan reeds in werking is, voordat het besluit is gevallen. De Voorzitter. Dit is het geval, naar ik geloof, niet. Er wordt in die steeg een gebouw opgerigt, en van daar dat zij is afgezet. Overeenkomstig het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. X. Suppletoire staat van begrooting van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis, 1865. De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt die goed te keuren en vast te stellen. Dienovereenkomstig wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. XL Rekeningen over 1864, van: a. het R. C. Wees- en Oudeliedenhuis. De Commissie van Financiën heeft die rekening onderzocht en goed be vonden en raadt die goed te keuren en vast te stellen, in ontvang tot ƒ23941.39 in uitgaaf tot ƒ23867.68, alzoo opleverende een batig saldo van ƒ73.71, waarvan in de eerstvolgende rekening verantwoording zal be- hooren te worden gedaan. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. b. Het R. C. armbestuur. De Commissie van Financiën heeft deze rekening onderzocht en goed bevonden en raadt die goed te keuren en vast te stellende ontvangsten ad 12798 03, de uitgaven ad ƒ11932.04, alzoo opleverende een batig saldo van ƒ865.99, onder bepaling, dat daarvan in de eerstvolgende reke ning verantwoording zal behooren te worden gedaanmitsgaders van het geen is aangewezen als nog te ontvangen of te verhalenten beloope van ƒ3241.70. Goedgekeurd als voren. c. De Gemeente-Apotheek. d. De Vereenigde Gast- en Leprooshuizen. De Commissie van Financiën heeft ook deze rekeningen onderzocht en in goede orde bevondenwaarom zij raadt die goed te keuren en vast te stellen, wat de gemeente-apotheek aangaat in ontvang tot ƒ5655.94, in uitgaaf tot ƒ5070.301, alzoo sluitende met een batig saldo van ƒ585.63J, hetgeen in ontvang der administratie van de Vereenigde Gast- en Leproos huizen over 1864 is opgenomen; en wat betreft de Vereenigde Gast- en Leprooshuizen in ontvang tot ƒ13358.44, in uitgaaf tot 12037.56en alzoo sluitende met een goed slot van ƒ1320.871, hetgeen de rendanten gehouden zijn in hunne eerstvolgende rekening in ontvang te verantwoor den onder bepaling verder dat hetgeen is aangewezen als nog te verhalen in de rekening der gemeente-apotheek ten beloope van ƒ303.65 en in de rekening van de Gast- en Leprooshuizen ten beloope van ƒ1995.14 in de respectieve eerstvolgende rekeningen zal moeten worden verantwoord. Goedgekeurd als vorenhebbende voor de behandeling dezer zaak de heeren Le Poole en Tollens, gecommitteerden tot de administratie der Ver eenigde Gast- en Leprooshuizen, de vergadering verlaten. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloteru. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 2