De heer Schelt em a. Ik ben er ook tegen den adressant geheele ontheffing te verleenendoch kan er mij wel mede vereenigen om de boete te verminderen, indien daartoe gegronde aanleiding bestaat. De heer van Outeren. Ook ik kan mij niet met het rapport der Com missie van Financiën vereenigen. Er zijn daarin vier gronden aangegeven voor algeheele kwijtschelding der boete. Ik wilde over de drie laatste een enkel woord zeggen. Wat het tweede motief betreft, er bestaat, zegt men, een misverstandmaar dat een aannemer door verkeerde inlichting bij een derde, misschien niet welwillend, persoon genomen, zich laat misleiden, levert voor de stad geene reden op om hem van de boete te ontheffen. De derde grond berust daarop, dat door de afkeuring der levering geen opont houd in het werk is veroorzaakt; maar ik meen dat dit motief van bedenke- lijken aard voor de toekomst is, wanneer de toepassing der boete daarvan zal kunnen afhangen. In de vierde plaats is beweerd, dat de steen wel goed was. Dat is waar, maar als metselsteen, voor bestrating was het ech ter ongeschikte steen. Het eerste argument slechts heeft mijns inziens zijne waarde, dat namelijk de boete in het bestek wel wat te hoog is opgevoerd, in vergelijking met die, welke bij eene gebrekkige levering der keijen is bedreigd. En daarom zou ikin overeenstemming met het voorgestelde door den heer Stoffels, ook in overweging willen geven de boete op een derde der waarde te stellen. De aannemingsprijs der keijen is f 30 per dui zend, de boete 10, dus een derde. Wanneer men nu de boete voor de afkeuring der klinkers ook op een derde der waarde stelt, of van ruim f 8 de duizend, dan is de evenredigheid hersteld. De heer Ticiiler. Ik deel geheel het gevoelen van den heer Hartevelt. Ik zou ook tegen geheele vrijstelling zijn. De heer Hoog. Ik kan mij wel vereenigen met het rapport der Com missie van Financiën. Ik kan de geopperde bezwaren niet deelen, maar zou den adressant wel geheel willen ontheffen. De heer de Fremkrv. Ofschoon ook ik zeer bereid ben op gronden van billijkheid den requestrant te gemoet te komen, wensch ik toch niet zoo verre te gaan als de Commissie van Financiën. Deze toch raadt uom dat de gestelde boete van ƒ10.te hoog is, in verhouding van den aan nemingssom, hetgeen ik gaarne erken, geheele vrijstelling te verleenen; mij schijnt het meer 'rationeel toe om de verbeurde boete terug te brengen op 1/3 van de aannemingssom, eene verhouding, die alsdan geheel in evenredigheid zal zijn met de boetebepaling, omtrent den aannemer van de keijen. De Voorzitter. Ik mag niet ontveinzendataan den eenmaal gestelden regel vasthoudendemen wel eens door strenge regtvaardigheid groote onbil lijkheid kan bedrijven. Wij meenden dien regel echter niet te mogen los laten, schoon, waar dit anderen wenschelijk toeschijnt, mede niet van alle inschikkelijkheid afkeerig. Men bedenke echter, dat bij te groote toege vendheid de regel alle waarde verliest. De heer de Moen. De Commissie van Financiën heeft in deze zaak bij exceptie gemeend, dat, in vergelijking met anderener zoovele redenen van billijkheid bestonden, dat zij allezins termen aanwezig vond om alge heele ontheffing te verleenen. De stad heeft geene schade geledenendoor te weinig informatie aan den eenen kant, en door misleiding van eene an dere zijde, volgens het adres, is de man teleurgesteld. Ik wenschte nog wel eens de laatste clausule van het adres door den secretaris te hooren voorlezen, waarom de heer Meerburg zijne stem wenschte te veranderen. Daarvan geschiedt alsnog voorlezing. Die clausule luidt als volgt: «-Wes halve hij van UEd. de verklaring verzoektdat er geene termen aanwezig zijn om hem aan de boete van art. 3 12 te onderwerpen, en hem daarvan zult willen ontheffen." De heer de Moen. Dat zijn juist de overwegende redenen geweestwaarom wij zoo geadviseerd hebben. Zoo ziet men, dat dezelfde zaak verschillend kan worden beoordeeld. De heer Meerburg. Ik vind het verkeerd te verklaren, dat de man niet in de termen valt van de boete te moeten betalen. Dat kunnen wij niet verklaren; en dat is de reden, waarom ik er niet voor ben. De Voorzitter. Ik moet er bij zeggen, dat ik in het adres ook lees: //dat hij zich volstrekt niet kan of mag beklagenals geschiedende dat ook door voor hun bewind verantwoordelijke personen." Het slot is eene uit drukking, die wel niet geluakig gekozen is, maar waarvan de scherpte wordt weggenomen door hetgeen er vroeger staat. Ik zal alsnu het voorstel van den 'heer van Outerenom de boete tot terug te brengenin stem ming brengen. Zij, die daartegen zullen stemmen, zullen daardoor zich verklaren voor de voordragt van Burgemeester en Wethouders. De heer Hartevelt. Ik zal daartegen stemmen, daar ik de boete nog te hoog acht; ik geloof niet, dat er ruim f 2.50 per mille aan die steenen verdiend is en ook niet, dat het in den geest onzer bepalingen ligt, in deze die hooge boete toe te passen. De Voorzitter. Als gij tegenstemt, een lager cijfer verlangende, wordt de man bepaaldelijk benadeeld. Ik geef u dus in overweging een lager cijfer aan te gevenmaar in ieder geval een fixum. De heer Hartevelt. Ik heb reeds voorgesteld, de boete op 1 per mille te bepalen. De Voorzitter. Ik zal dan dat voorstel in stemming brengen. JMogt het vallen, dan zal ik het voorstel van den heer van Outeren in rondvraag brengen, dat nog gunstiger is dan dat van Burgemeester en Wethouders. Het voorstel van den heer Hartevelt wordt aangenomen met L0 tegen 8 stemmen. Tegen: de heeren Stoffels, Scheltema, van Outeren, ten bande, xloog, de Fremery, de Moen en de Voorzitter. X. Verzoeken tot het leggen van stoepen, van: a. A. O. Kexwinkel, voor de percelen wijk VI, n°. 1146 en 1148; b. H. Burgersdijk, voor het perceel wijk VI, n°. 373. Burgemeester en Wethouders hebben, na ingewonnen advies der Com missie van Fabricagegeene bedenkingen tegen deze" verzoeken en raden deze in te willigen, mits bij het leggen dier stoepen en het stellen der palen de rooijing volgende, door rooimeesters aan te wijzen. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XI. Plans en voorwaarden a. aangaande de leverantie van eene ballastpraam b. omtrent het leveren en plaatsen van eenige stootpalen. Deze worden op gelijke wijze goedgekeurd. De heer Kneppelhout van Sterkenburg verlaat de vergadering. 1865. c. omtrent de vernieuwing van de brug aan den Zuid-singel over de Waardgracht De heer du Eieu. Komt daar een houten dek? Of wordt de brug met klinkers of keijen geplaveid De heer van Outeren. Met klinkers. De heer du Eieu. Aan den Nieuwen Eijn over de Oranje-of Waardgracht is ook eene brug met klinkers op hun kant geplaveid. Dat is zeer gevaarlijk; ik zou liever keijen verlangen. De heer van Outeren. Ik durf het meer of minder wenschelijke van de voorgestelde wijziging niet zoo aanstonds uitmaken en geef in overweging de vaststelling van dit bestek aan te houden. De heer Hoog. Ik moet attent maken op eene vrij groote schrijffout. Er staat in art. I van het bestek: «brug 85 dm onder A. P." Dat is natuur lijk boven A.P., daar ik niet kan veronderstellen, dat de Commissie van Fabri cage de bedoelde brug niet boven over het water, maar onder door het water zoude willen bouwen. Het is alzoo kennelijk eene schrijffout, die slechts verbetering behoeft. Wordt besloten dit punt alsnog aan te houden. XII. Voordragt tot de benoeming van een hulp onderwijzer lstc klasse, met acte van hoofdonderwijzer, op eene jaarwedde van ƒ600, voor de open bare lagere school n°. 1 voor onvermogenden. Die voordragt luidt als volgt //Bij de aanneming van nieuwe leerlingen op de school n°. 1 voor on vermogenden, zijn er 118 ingeschreven, terwijl slechts voor 20 genoegzame plaats gevonden wordt. Dit legt ons de verpligting op naar gelegenheid te zoeken, om voor het meerdere getalten bedrage van p.m. 100, in de be- noodigde behoefte aan plaats te voorzien. De Baaihal komt ons hierin te hulp en de kinderen kunnen daar behoorlijk worden geplaatst. Dan hierbij doet zich een ander bezwaar op; het hulp-personeel is berekend naar de behoefte in de school en niet genoegzaam om ook nog in die van eene bijschool te voorzien; hiervoor is ten minste noodig een hulponderwijzer van de lste klasse, met den rang van hoofdonderwijzer, tegen eene jaar wedde van zeshonderd gulden, om aan het hoofd te staan, verder bijge staan door een enkelen hulponderwijzer van minderen rang of kweekelingen deze hulponderwijzer zou later kunnen benoemd worden bij de in gebruik- stelling van de in aanbouw zijnde school voor minvermogendenwanneer zeker het getal leerlingen op de school n°. 1 voor onvermogenden zal af nemen daar het te verwachten is dat velen van daar zullen overgaan. Wij nemen de vrijheid u voor te dragen tot deze benoeming te besluiten en ons te magtigen daartoe de noodige oproeping te doen." De heer de Moen. Ik heb er niets tegen; maar ik heb gemerkt, dat er nog steeds school gehouden wordt op de Baaihal, een lokaal, waarom trent vroeger door mij gevraagd isof het niet voortdurend tot school ge schikt ware. De inspecteur heeft destijds zooveel zwarigheid gemaakt, ja afgekeurd, maar het lokaal schijnt toch wel, reeds sedert drie jaren, voor hulpschooi geschikt te zijn. De Voorzitter. De Baaihal zal nu tijdelijk gebruikt worden met het uitzigt dat, als de school voor minvermogenden mogt zijn voltooid, het getal leer lingen zal verminderenen door deze de behoefte aan verder gebruik ver valt. Het is voor ons een gemakdat- wij in geval van dringende behoefte ons kunnen helpenmaar het lokaal blijft toch daarom onvoldoende en zoude voor duurzaam gebruik evenzeer door het schooltoezigt worden afge keurd. Alleen in tijd van nood kan het dienen. De voordragt wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Tollens verlaat de vergadering. XIII. Staten van af- en overschrijving of suppletoire staat van begroo ting, 1864, van: a. het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis. Wordt goedgekeurd. b. de Kamer van Koophandel en Fabrieken. De heer Hoog. Ik heb geene aanmerking op die ƒ4.90; maar de Voor zitter van de Kamer van Koophandel, die de aanvraag heeft ingezonden, heeft eene verkeerde invulling gebezigd. Ik geloofdat uit de somdie men aanvraagt, de overschrijving had moeten geschieden, of beter gezegd dat hetgeen op de tweede bladzijde i3 ingevuldop de eerste moet staan en zoo omgekeerdop de tweede wat nu op de eerste is gebragt. Het is slechts eene zaak van verkeerde invulling, die alleen moet worden verbeterd. Tegen de zaak zelve is geen bezwaar. De bedoelde- staat wordt hierop mede goedgekeurd. XIV. Verzoek van de Commissie voor de volksvoorlezingen van het departement Leyden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen om het kosteloos gebruik van de stads-gehoorzaal op den 29 Maart e. k. Wordt zonder hoofdelijke stemming toegestaan. De heer Le Poole verlaat de vergadering. XV. Bekening over 1864 van de Plaatselijke Schoolcommissie. De Commissie van Financiën heeft deze rekening onderzocht en goed bevondenzij raadt die goed te keuren en vast te stellenin ontvang tot een bedrag van ƒ185.91, in uitgaaf tot een bedrag van/I54.49J, alzoo sluitende met een batig saldo van 31.411, hetwelk door rendanten in hunne eerstvolgende rekening zal moeten worden verantwoord. Wordt insgelijks goedgekeurd, hebbende de Burgemeester, als lid dei- Plaatselijke Schoolcommissie, zich gedurende de behandeling dezer zaak ver wijderd, terwijl inmiddels het voorzitterschap wordt waargenomen door den wethouder Stoffels. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordtj de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DEABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 5