Art. 63. Aan elk der twaalf spuitgasten, die het eerst aan het spuiten huis zijn om de spuit weg te halen, wordt eene belooning van vijf en twin tig cents toegekend. Bij het vertrek der spuit wordt eene lantaarn aan het spuitenhuis uitgehangen welke bij nacht van een brandende kaars moet zijn voorzien, ten bewijze dat de spuit is weggevoerd. Art. 64 luidt aldus: Wanneer bij brand, de dienst langer duurt dan drie uren, genieten de spuitgasten, voor elk uur langer, tien cents bij dag en vijftien cents bij naeht. De vier pijpgasten van elke spuit ontvangen bovendienbij eiken brand waarbij zij water geven, ieder vijftig cents. Hij, die zich heeft verwij derd vóór de rol is afgelezen, verbeurt zijne belooning. De heer Goudsmit. Ik heb hier deze bedenking: of het namelijk wel zaak is de belooning in evenredigheid te stellen tot den duur van den brand Ik heb niets tegen eene meerdere belooningin geval van zwaren arbeid maar door het bedrag afhankelijk te stellen van den duur des brands zou wel eens dit gevolg kunnen ontstaandat er wat minder voortvarendheid aan den dag werd gelegd dan wel wenschelijk is. Het betreft soms lieden wie het niet onverschillig is, of zij voor eenige uren meer arbeid meer loon ontvangen. Ik wenschte dus, in plaats van: Hanger dan drie uren", te le zen //bij meer dan gewonen arbeid." Doch daar de zaak mij niet genoeg bij ondervinding gebleken iswil ik gaarne inlichtingen van meer ervarenen hooren, voor dat ik mijne meening in een voorstel formuleer. De heer Tollens. Ik geloof, dat het, met opzet, doen voortduren van een brand daarom nog te minder te vreezen isvermits die menschen toch onder de orders hunner superieuren staanvan wie men waarlijk niet zal mogen verwachtendat zij zooveel hebzucht in de hand zouden werken. De heer Hubrecht. Ik zou nog in overweging geven om in de 2d® alinea achterHij die zich op te nemen de woordenzonder vergunning." Met die bijvoeging wordt het artikel goedgekeurd. Artt. 6568 worden aldus goedgekeurd: Art. 65. Bij het verslag, ingevolge art. 12 dezer verordening, door den generalen brandmeester aan den Wethouder, Voorzitter der Commissie van Fabricage, in te zenden, geeft hij tevens op de nommers der spuiten, die het eerst bij den brand gereed waren om op het eerste teeken water te geven, alsmede de namen van zoodanige personen, aan wie, naar zijne meening, belooningen kunnen worden toegekend. Art. 66. Burgemeester en Wethouders beslissen of er belooningen zullen worden toegekend, en zoo ja, tot welk bedrag, en aan welke personen. De generale brandmeester beslist, op advies van brandmeesters, wie der spuitgasten geheel of ten deele moeten worden uitgesloten van de belooning toegekend aan de spuit, waarbij zij behooren. Art. 67. Bij het onderzoek of de oefening, bij afd. V dezer verorde ning bedoeld, genieten de opperbrandmeesters van elke spuit voor tijdverlies twee guldende brandmeesters een gulden vijftig centsde adjunct-brand meesters een gulden en de spuitgasten dertig cents. Art. 68. Voor het betrekken der brandwacht, in de IV« afdeeling dezer verordening bedoeld, geniet de adjunct-brandmeester een gulden en ieder der opgekomene spuitgasten vijftig cents. Deze belooning kan echter door den generalen brandmeester geheel of gedeeltelijk worden ingehouden, van zoodanige spuitgasten, die te laat, of niet van hun onderscheidingsteeken en penning voorzien, ter wacht zijn gekomenof zich aldaar onbehoorlijk hebben gedragen. Spuitgasten, die, ter wacht opgeroepen, zonder wettige reden afwezig blijven, worden op eene der volgende wachten op nieuw opgeroepen, en zijn alsdan verpligt die wacht zonder belooning waar te nemen; voor de tweede maal afwezig blijvende, zouder wettige verhindering; kan hun ont slag door den generalen brandmeester worden voorgedragen. Een adjunct-brandmeester, ter wacht opgeroepen, te laat komende, ver beurt zijn wachtgeld; zonder wettige redenen afwezig blijvende, wordt hij op eene der volgende wachten op nieuw opgeroepen, en alsdan weder afwezig blijvende, zonder van wettige verhindering te doen blijken, wordt daarvan door den generalen brandmeester aan Burgemeester en Wethouders kennis gegeven, welke, na den betrokkene te hebben gehoord, hem kunnen ontslaan. De adjunct-brandmeester en spuitgasten der wacht, die, in geval van brandhunne spuit dadelijk naar de plaats van den brand gebragt hebben genieten voor die wacht eene dubbele belooning. Buitengewone belooningen kunnen worden toegekend aan hen, die zich bij het blusschen van brand bijzonder hebben onderscheiden. De aard of het geldelijk bedrag wordt, op voorstel van Burgemeester en Wethouders, door den Gemeenteraad bepaald. Art. 69 luidt aldus: Het uitdeelen van sterken drankbij brandis in den regel verboden. Aan het oordeel van den Burgemeester en van den Wethouder, Voor zitter der Commissie van Fabricage, blijft het overgelaten om, bij zwaren of langdurigen brand, aan het personeel van het brandwezen ten koste der gemeente eenige ververschingen te doen uitreiken. De heer Goudsmit. Ik wenschte in overweging te geven om in de ls,e alinea de woorden «in den regel" weg te laten. Het uitdeelen van ster ken drank moet steedsen vooral bij brandverboden zijn. De Voorzitter. Ik geef het toe, maar de ondervinding heeft geleerd, datbij lang aanhoudenden brandzoo als bij de fabriek van de Heyder en C°. het geval is geweest, ook de verstrekking van sterken drank noo- dig was. De heer Goudsmit. Men kon dan wel de Ist® alinea geheel doen wegvallen; daar het toch volgens de 2d® alinea aan Burgemeester en Wethouders is over gelaten in die extraordinaire gevallen ververschingen, van welken aard zij goedvinden, te doen verstrekken. De Voorzitter. Daar heb ik geene bedenking tegen. Het is aan den Burgemeester overgelaten te bepalen, of er ververschingen kunnen worden toegelatenen daaronder kun jenever begrepen worden. Het artikel wordt met de weglating der late alinea goedgekeurd. Art. 70 luidt aldus: Overgangsbepalingen. Art. 70. De generale brandmeesteradjunct-generale brandmeester, ópper- brandmeesters, brandmeesters, adjunct-brandmeesters en spuitgasten worden door Burgemeester en Wethouders benoemd voor den tijd van De heer van Outeren. Daar zal nu de tijd, gedurende welke die personen benoemd worden, moeten worden ingevuld. De heer Hubrecht. Ik stel voor te lezenvoor den tijd van drie jaren." Aldus aangevuld wordt het artikel goedgekeurd. Art. 71 luidt aldus: Bij het in werking treden dezer verordening, zijn alle bestaande keuren en reglementen op de brandweer afgeschaft en vervallen de vroeger afgege- vene armbandenpenningenenz. De heer Goudsmit. Aan het slot staat«vervallen de vroeger afgegevene armbanden, penningen enz." Nu geloof ik, dat armbanden en dergelijke voorwerpen niet kunnen vervallenmaar wel van hunne werking beroofd. Ik zou dus, in de plaats der aangehaalde woorden, willen lezen: «door andere vervangen," of iets dergelijks. De heer van Outeren. Ik stel voor in plaats van: «en vervallen," te lezen: «alsmede." Met die wijziging wordt het artikel goedgekeurd. De ontwerp-verordening, in haar geheel in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt met algemeene stemmen aangenomen. Niets meer aan de orde van den dag zijndewordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DKABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 6