jaar, clan wanneer de zinsnede 'toegepast wierd van twee maanden vooraf opze ging. De heer de Moen. Ik ben zoozeer als iemand overtuigd van de nuttig heid dier schoolmaar van den anderen kant bestaat de mogelijkheid dat, als het lokaal zoo langen tijd in gebruik werd afgestaan, commissa rissen der gasfabriektot uitbreiding daarvan willende overgaandaartoe niet bij magte zouden zijn. De heer Le 1'oole. Als het laatste punt wierd weggelatenzou ik mij daarmede niet kunnen vereenigen. Wanneer daarentegen ingevolge het rap port wordt beslotenis aan bestuurders weder het lokaal voor een jaar afge staan, mits twee maanden vooraf opzeggens. De heer du Eieu. Ik ben voor de weglating der laatste woorden. De heer van Kaathoven. Ik ben tegen de weglating, in het belang der instelling zelve. De heer van der Hoeven. Als ik mag wetenhoe de toestand vroeger was. Was aan het gebruik van het' lokaal tot nog toe reeds de bepaling verbonden van twee maanden vooraf opzeggens? Bestond die conditie vroeger ook reeds? De Voorzitter. Die conditie is er nu bijgekomen. De heer van der Hoeven. Dan zou ik er voor zijn om het gebruik voor een jaar toe te staanen die bepaling van twee maanden vooraf op zeggens er uit te laten. Ik meendedat dit reeds eene vroegere conditie was. De heer Hoog. Ik ben er voor, die laatste clausule er uit te laten, zoo als de heer Tichler teregt dit wenschelijk heeft geoordeeldwant dan bestaat er meer zekerheid voor bestuurders der bewaarschool, om ook nog na het geheele jaar 1865 van het lokaal te kunnen gebruikmaken. Maar als die clausule blijft staan, hangt hun het zwaard boven het hoofd, dat uit". December een fatale termijn voor hen is en zij er dan uit moeten. Dat de bepaling van eene tweemaandsche opzegging hun boven het hoofd blijft hangen, is wel bezwarend; dan dit kan mijns inziens niet anders. Als de vergrooting van de gasfabriek zal moeten geschiedenmoet de stad daartoe in staat zijn, en maakt als eigenares die bepaling. Dit is allezins billijk, en ik heb vertrouwen, dat die opzegging niet zal geschieden voor de dade lijke noodzakelijkheid bestaat. Ik wensch die bepaling dus te behouden. De Voorzitter. Er zijn nu in den loop der beraadslagingen drieërlei bedenkingen ontwikkeld. Ik heb in de eerste plaats de aannemelijkheid van het rapport in zijn geheel hooren aanprijzen; ik heb in de tweede plaats den wensch hooren uitspreken, dat de laatste zinsnede zou worden weggela ten terwijl ik in de derde plaats de meening heb hooren voorstaandat met weglating der bepaling van te niet gaan van den afstand na twee maanden vooraf opzeggens, aan adressanten juist meer zekerheid van het ge not gedurende een jaar behoorde te worden gegeven. Er zijn dus drie mee ningen kenbaar gemaakt, waaromtrent de vergadering eene beslissing zal moeten nemen. De heer Hubrecht. De strekking van het rapport is juist om de adres santen zoo lang mogelijk in het genot van het lokaal te laten; en als het plan tot uitbreiding der gasfabriek mogt worden verwezenlijkt en tot rijp heid zijn gekomendan zal de opzegging twee maanden vooraf geschieden. I)us de bedoeling is zoo redelijk en billijk mogelijk. De Voorzitter. Ik geloof, dat het 't gemakkelijkst is het eerst in stemming te brengen het voorstel van den heer Hartevelt. Dat lid wilde, meen ik, alleen het lokaal weder voor één jaar in gebruik hebben afge staan, zonder daarbij verder iets te vermelden. De heer Hartevelt. Juist, mijnheer de Voorzitter, dat was ook mijne bedoeling; want na afloop van dat jaar kunnen bestuurders zich immers weer op nieuw aanmelden, gesteld dat zij na alle gedane pogingen nog niet zijn geslaagd in het vinden van een ander lokaal. Het behoort misschien ook niet tot de onmogelijkheden, dat in den loop van 1865 met medewerking van stadswege een lokaal te verkrijgen is, dat tegen 1866 als school is in te rigten; want ook die inrigting kost tijd. De Voorzitter. Ik geloof, dat die meening het verst afwijkt van het voorstel van commissarissen der gasfabrieken van Burgemeester en Wet houders, wier rapport daarop steunt om ten allen tijde het lokaal terug te kunnen krijgen. De heer Tichler. Ik ondersteun gaarne het voorstel van den heer Har tevelt. De heer Hubrecht. Ik zou het gevaarlijk achten, als dat voorstel wierd aangenomen. De gasfabriekaan beide kanten ingeslotenkan alleen over dat terrein uitbreiding erlangen. Als nu het belang dier fabriek medebragt om binnen het jaar het lokaal te gebruiken, zou zij dat niet kunnen doen, en zij zou dus met de verlichting in moeijelijkheid kunnen komen. Het voorstel van den heer Harteveltin hoofdelijke oravrage gebragt zijnde, wordt verworpen met 12 tegen 6 stemmen. Voor: de heerenKneppelhout van Sterkenburg, Tichler, Meerburg, Har tevelt, van Kaathoven en van der Hoeven. De heer van Kaathoven verlaat de vergadering. De Voorzitter. Ik zal dan nu het rapport in stemming brengen met de laatste periode, waarbij in ieder geval het gebruik met 81 December ophoudt. Ik ben toch opmerkzaam gemaakt op de moeijelijkheid om voor onbepaalden tijd het gebruik af te staan; eene moeijelijkheid van fiscalen aard. Ik zou dan liever in overweging geven het gebruik met 31 December te doen ophouden, met vrijlating zich later aan te melden, zoodat ons be sluit niet inhield eene toezegging voor onbepaalden tijd. De heer du Eieu. Ik meende, als die woorden er wierden uitgelaten, dat dan altijd het verzoek zou kunnen worden gedaan om het lokaal voor vijf jaren in gebruik te hebben. De Voorzitter. Wij bepalen dan geen tijd. Waar deze niet staat uit gedrukt, valt het moeijelijk dien uit vroegere ten deze niet opzettelijk her haalde beschikkingen aan te vullen. Ons besluit gaat, gelijk het daar ligt, naar de betrokken kantoren. Is het dan niét beter den termijn van 31 December te behouden, met de bijvoeging dat gelegenheid gelaten wordt zich later te kunnen adresseren? Dan is de weg niet afgesneden om langer in het genot te zijn. De heer Tichler. Kan dat wel? Want in elk geval houdt het gebruik met 31 December 1865 op, zegt het rapport. Kan er nu wel iets op volgen hetwelk aanleiding zou kunnen geven voor eene vernieuwde aanvrage van de zijde van bestuurders dier school De Voorzitter. Als wij zeggen, dat het lokaal voor een jaar wordt afgestaanmet vrijlating om na afloop daarvan op nieuw eene verlenging te vragen, dan geloof ik, dat wij hétzelfde denkbeeld volgen als de heer Tichler, die na het einde des volgenden jaars de mogelijkheid tot verlen ging van den termijn niet geheel wilde zien afgesneden. Met de wijziging, door den Voorzitter aangegeven, wordt het voorstel met algemeene stemmen aangenomen. XII. Adres van het bestuur der Nationale Zangvereenigingom het ge bruik van de kleine zaal in de Stads-gehoorzaal Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit verzoek in te willigen. Wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XIII. Staat van begrooting voor 1865 van het Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Het rapport der Commissie van Financiën luidt aldus: "De Commissie van Financiën heeft de eer u te berigten op de in hare handen gestelde begrooting voor 1865 van het Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis, dat zij deze heeft onderzocht en daarop bij haar geene aanmerkingen zijn voorgekomen, weshalve zij vrijheid vindt u te raden deze goed te keuren bij een besluitwaarvan het model aan den voet dier begrooting voorkomt, als: in ontvangst ad f 11764.50, in uitgaaf ad 11764, alzoo sluitende met een goed slot van 0.50." Wordt op gelijke wijze aangenomen. XIV. Adressen om afschrijving van plaatselijke directe belasting, over 1864, van: a. J. Heitmann. De Commissie van Financiën vereenigt zich geheel met het daarop uitge- bragt advies van Burgemeester en Wethouders, en raadt mitsdien tot het nemen van het daarbij aangegeven besluit, om dit adres te wijzen van de hand. Wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. b. Ds. J. van Leeuwen qq. voor de erven II. Blommesteyn. De Commissie van Financiën vereenigt zich met het daaromtrent overge legde rapport van Burgemeester en Wethouders, en raadt de daarbij voor gestelde teruggave ad f 3.34 toe te staan. Wordt op gelijke wijze aangenomen. XV. Voorwaarden omtrent den verkoop der Wittepoort. De Voorzitter. Hierbij zal tevens het besluit moeten worden genomen tot verkoop dier poort. Dat is eene zaak, die reeds bij de begrooting is behandeldmaar waaromtrent het bepaald besluit nog moet volgen. De heer van der Hoeven. Bestond niet ook het voornemen om die poort te photographiëren De heer Hubrecht. In het bestek is hierin voorzien. De heer Tollens. Het doet mij genoegen, dat er bij het maken dezer voorwaarden tot verkoop aan gedacht is om, door de photographic, althans een vriendelijk aandenken van deze poort te bewaren. De som, voor dat aandenken uitgetrokkenis van zoodanig bedrag dat er voor allendie voor het behoud der Wittepoort hebben geijverd, wel een exemplaartje mogt be schikbaar worden gesteld. De voorwaarden worden hierop goedgekeurd. XVI. Plan en voorwaarden van aanbesteding der werken tot verbetering van den toegang der gemeente aan de %ijde der Wittepoort. In drie perceelen. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik ben niet genoegzaam in gelicht om over zulk een uitgebreid plan een bepaald oordeel te kunnen uitbrengen. Ik heb de teekeningen en het bestek voor het werk gezien maar ik had gaarne meer verlangd en gewenscht dat er eene memorie van toelichting ware bijgevoegd of eenig ander stuk, waarin duidelijk werd om schreven waarom het werk zóó en niet anders moet gemaakt worden. Nu heeft men niets anders dan de teekeningen tot maatstaf; zelfs de aanzien lijke kosten, die dit werk zal bedragen, zijn mij niet bekend. Ik betreur nog steeds dat slechts weinige jaren geleden de voorste Witte-poort afge broken is en aldaar veranderingen en werkzaamheden hebben plaats gehad, die thansals dit plan wordt aangenomenweder geheel zullen moeten ver anderd worden. Het spijt mij wel het thans hier te moeten zeggen, maar ik beschouw zulk werk als verkwistend. Waarom moest de voorpoort toen volstrekt worden afgebroken en konde dit niet uitgesteld zijn tot dat het tegenwoordige plan in uitvoering zoude komen; natuurlijk ware dit minder kostbaar geweest, daar het vroeger gemaakte dan niet afgebroken had behoeven te worden. Maar ik heb nog eene bedenkingdie mij op het hart ligt en die bestaat daarin dat vele zaken betreffende fabricage- werken, waaronder dikwijls, zoo als nu ook, uitgebreide en kostbare plan nen zijn, op het einde der zitting, wanneer de meeste leden naar huis verlangenin behandeling komen en dan meestal met overhaasting behan deld en aangenomen worden. Ik betreur die gewoonte en zag liever zulke plannen eerder behandelen. Daarom geef ik thans nog in overweging om dit plan nu niet verder te behandelenmaar er mede te wachten tot eene volgende vergadering. Ik zeg dit nu ook daaromomdat deze vergadering zoo weinig talrijk is. Vele leden zijn afwezig. De heer Scheltema. Ik veroorloof mij bij deze gelegenheid eene op merking te maken, die ook van algemeene toepassing is. In vroeger tijd werd er veel gedaan om het vervoer te water te bevorderen. Tegenwoordig schijnt er een andere geest te bestaan en wel om het vervoer te water op te offeren aan de passage over het water. Ik geloof gaarne dat die beide be langen niet te vereenigen zijn, maar het eene moet niet te veel door het andere benadeeld worden. Dit is ook nu eenigzins het geval met de nieu we brug aan de Wittepoort, die aanmerkelijk lager zal worden dan de thans bestaande. Ik zou dus aan de Commissie van Fabricage in bedenking wil-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 4