HANDELINGl TAN SIN GEMEENTERAAD TAN LEIDEN. 22 Zitting van lMngsdag lö Woveinber 18«4, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordig de hh. ten Sande, Meerburg, StoffelsHoogde Moen du Rieu, Harteveltde Fremery, Tollens, Lezwyn, Gevers, Hubrecht, Krantz, Driessen, van OuterenTichler, Scheltema, van Kaathoven, Le Poole, Goudsmit, van der Hoeven en Siegenbeek. De heer Wttewaall gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De Voorzitter deelt mede eene missive van den Commissaris des Konings in de provincie Zuidholland, van 5 November jL, A. n 757 fle atdten geleide van een afschrift van het Koninklijk besluit van den 31" October 1864, n°. 56, houdende benoeming van Mr. D Tieboel Siegenbeek tot Burgemeester dezer gemeente; alsmede het proces-verbaal van de aflegging der beloften, voorgeschreven bij art. 8 3 der Grondwet, en art. 39 der Gemeentewetdoor den Burgemeesterin han den van den Commissaris des Konings voornoemdop den 9"> der loopende maand. Deze stukken zijn van den volgenden inhoud: »'s Gravenhage 5 November 1864. Ik heb de eer hiernevens aan UEd., tot informatie en narigt en ter me- dedeeling aan den gemeenteraad, te doen toekomen een afschrift van Zijner Majesteits besluit van den 3D" October 11. n°" 56, houdende benoeming van den heer Mr. D. Tieboel Siegenbeek tot Burgemeester der gemeente De nieuw benoemde wordt door mij aangeschreven, den vereischten eed als Burgemeester in mijne handen te komen afleggen. De Commissaris des Konings in de provincie Zuidholland J. Loudon." Aan Heeren Burgemeester en Wet houders van Leyden." „Wu WILLEM IIIbij de Gratie Gods koning (Kopij.) DEU NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE-NASSAU V GROOT-liERTOG VAN LUXEMBURG, ENZ., ENZ., ENZ. Op de voordragt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken van den 29«n October 1864, n°. 230 (2e afd.); Gelet op art. 59 der Gemeentewet, Hebben goedgevonden en verstaan: Ter vervulling der vacaturenwelke door de aftreding van Burgemeesters op den 15cn November aanstaande zullen ontstaan, te benoemen: Tot Burgemeester der gemeente Leyden, Mr. D. Tieboel Siegenbeek, en enz. Onze Minister enz. 's Gravenhage31 October 1864. (get.) Willem. De Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) Torbecke. Accordeert met het origineel, De Secretaris-generaal bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken (get.) J. Schroder. Voor eensluidend afschrift zooveel het geëxtraheerde aangaat, De Secretaris-Generaal, (get.) J. Schroder. Voor kopij conform, De Griffier der Provinciale Staten van Zuidholland (w. g.) JUST DE LA PaISIÈRES." „Op heden den negenden November 1800 vier en zestig heeft in han den van den Commissaris des Konings in de provincie Zuidholiand, de Heer Mr D. Tieboel Siegenbeek, bij Zijner Majesteits besluit van den «jI October 1864, n°. 56, benoemd tot Burgemeester der gemeente Leydenin- gevolge art. 65 der wet van den 29«> Junij 1851 (Staatsblad n 85), re gelende de zamenstelling, inrigting en bevoegdheid der Gemeentebesturen, afgelegd de beide volgende eeden Eed van zuivering (art. 83 der Grondwet). Ik beloofdat ikom tot Burgemeester der Gemeente Leyden te wor den benoemd, directelijk of indirectelijkaan geene personen, hetzij in o buiten het bestuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften gaven beloofd of gegeven heb, noch beloven of geven zal. Ik beloof, dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen al, directelijk of indirectelijk. Dat beloof ik. 1884. Eed, voorgeschreven iij art. 39 der Gemeentewet. Ik beloof trouw aan de Grondwet en aan de wetten des rijks, en dat ik de belangen der gemeente Leyden met al mijn vermogen zal voorstaan en bevorderen. Dat beloof ik. Van het afleggen van welke beloften deze acte is opgemaakt. 's GravenhageDe Commissaris des konings voornoemd 9 November 1864. (get.) J. Loudon. Voor eensluidend afschrift, De Griffier der Provinciale Staten van Zuidholland,- (W. g.) JUST DE LA PAISIÈRES. (get.) D. Tieboel Siegenbeek, Burgemeester der gemeente Leyden." De Voorzitter houdt hierop de navolgende rede: //Door de mij vereerende keuze van onzen geëerbiedigden Koning geroepen andermaal als Burgemeester dezer gemeente op te treden en den voorzitters- stoel in uwe vergaderingen in le nemeuaanvaard ik die taak wel met schroommaar toch met goed vertrouwen tevens. Met schroomwanneer ik let op 't geen in die betrekking met regt van mij kan worden verwacht en geëiseht en de zwakheid raadpleeg mijner krach ten waarvan ik mijnaarmate ik in leeftijd vorder, allengs levendiger door drongen gevoel. j i - Met goed vertrouwen daarentegen, zoodra ik mij de ijverige medewerking in het geheugen roepwelke ik steeds van UMHH.mogt ondervinden de ongeveinsde welwillendheid waarin ik mij immer van U mogt verheugenen waarvan mij thans weder een zoo streelend bewijs werd aangeboden. Daardoor vooral gesterkt en bemoedigd, aarzel ik niet, gaarne op nieuw de verpligting op mij te nemen, om naar mijn vermogen met U ten nutte dezer gemeente werkzaam te zijn. In hoever ik daarbij moge te kort schietenaan den ernstigen wil om.het goede te bevorderen en voor het belang der ingezetenen van deze mij geliefde gemeente te waken zal het mij, ik beloof zulks pleg- tig, ook ditmaal niet ontbreken. Blijft mij uwe ondersteuning verzekerd, eene ondersteuning waaraan ik het voorregt dank mag wijten dat gedurende het laatste zestal jaren, in menig opzigt, veel nuttigs werd tot stand ge- bragt, dan voorwaar ga ik de toekomst met eenige gerustheid tegen. Zij voorspelt toch, bedrieg ik mij niet geheel, aan onze gemeente inder daad bevredigende uitzigten en biedt de voorteekenen aan van meerdere ont wikkeling en vooruitgang. Ons ijverig en onvermoeid streven zi] het, die met verstandig en bedaard overleg in de hand te werken en te leiden. Wilt allen mij daartoe door uwe voorlichting en waar dit noodig zijn zal, door uwe minzame teregtwijzing behulpzaam blijven. Met nadruk rigt ik dit verzoek inzonderheid tot uliedendie met mij het dagelijksch bestuur helpt uitmaken. Kenmerkten zich onze werkzaamheden immer door warme belangstelling, maar tevens door heuschheid en vriendschappelijken zin, welmeenend noodig ik U uit mij voortdurend in dat onschatbaar voorregt te doen deelen. Mij zal het steeds dure pligt wezen er bevorderlijk toe te zijn, van de overtui ging doordrongen, dat niets het welslagen onzer pogingen beter kan verzekeren. Ook tot onzen geachten Secretaris, om eene voor hem droevige reden af wezig had ik gaarne de bede gerigtdat hij wilde voortgaan mij met den schat zijner ervaring en zijnen voorbeeldigen ijver onverdroten ter zijde te staan. Moge mij, derwijze gesteund, onder Gods zegen, welke ik ootmoedig inroep, het geluk te beurt vallen, in de toeneming van den bloei en de welvaart van deze gemeente, met ulieden, ruime stof tot voldoening en dank bare vreugde te vinden." De wethouder Stoffels zegt daarop het volgende: «Geachte Voorzitter, weinige dagen geleden kwam het berigt tot onsdat het Z. M. onzen geliefden Koning behaagd had U bij vernieuwing tot Bur gemeester dezer gemeente te benoemen. Dat berigt verheugde ons, en hoog waren wij er mede ingenomen. Niet omdat ook maar voor een oogenblik bij ons bedenking bestond of zulks geschieden zoude, dat zij verre, want 's Konings keuze kon toch wel niet anders zijn, dan den mail te bevestigen op den zetel, zoo waSrdig door hem ingenomen, Uw zesjarig bestuur toch heeft getoondhoe naauwgezet gij dien hebt bekleedhoe de belangen der gemeente door U zijn behartigd, en hoe gij meer dan aan roeping en pligt hebt beantwoord. Maar iets anders was het, of gij U bij vernieuwing die keuze zoudt laten welgevallenen daarvan heeft dit oogenblik ons de over tuiging gegevenen is onze blijdschap bevestigd en verhoog Hartelijk zij U dan ook door mij, namens den Gemeenteraad, geluk ge- wenscht met de aanvaarding uwer thans vernieuwde betrekking. En wat zullen wij U nu toeroepen? Zullen wij de gemeente en ons zeiven U bij vernieuwing aanbevelen? Het zoude overbodig zijn dit te doen aan U, die reeds een zestal jaren door uw wijs en voorzigtig beleid, eigenaardigen tact en minzamen omgang getoond hebt die belangen te kennen onze gevoelens als te leiden, en zoo de teugels van Leydens bestuur waardiglijk in han en hieldt. Ik herhaal, het zoude overbodig zijn U die bij vernieuwing aan te bevelen; maar dit mogen wij vrijelijk zeggen en U toeroepenontvang bij vernieuwing die lust, krachten en gezondheid, U noodig om op den door U ingeslagen weg voort te gaan. Ze worden U geschonken door Hem, die alleen dat noodige U geven kan. Wees, zoo wij hopen, nog jaren het hoofd dezer gemeente, wees haar sieraad en eere. Heb goeden moed, hetHet1 is^namwis^den Gemeenteraad, en, ik meen het vrijelijk te mogen zeggen, ook namens alle weidenkenden in Leydens veste, dat wij eerstens U en dan ook ons zeiven met 's Konings vernieuwde keuze geluk wenschen ons voortdurend in uwe welwillendheid en vriendschap aanbevelen, en U wederkeerig de onze aanbieden."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 1