HAIDMGEH TAI DID GUIEHTIBAAD TAB LEIDEN. (w. g.) Just de la Paisières. 21. Zitting van Zaturdag 5 November 1864, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordig: de heeren Stoffels, LezwynLe Poole, de Premery, KrantzDriessenTollensten Sandevan Kaathoven de MoenHarte- veltHubrechtdu Rieu, TichlerMeerburg, Wttewaall, Hoog, Goudsmit, van der Hoevenvan Outeren en Siegenbeek. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 27 October 11. worden gelezen. De heer Dbiessen. Ik heb geene aanmerking op de notulen, maar ik zou alleen wenschen te vragen of er "bezwaar bestaatom het stuk betref fende den tol aan de Rijnsburgsche poort, waarvan in de laatste raadszit- tmg mededeeling gedaan is en hetwelk alleen bij wijze van extract in de gedrukte Handelingen van den Raad is opgenomen, alsnog in zijn geheel in het volgende verslag te doen plaatsen. De Voorzitter. Het is toch wat den hoofdinhoud betreft daarin opge nomen. 1 De heer Driessen. Het is wel in de Handelingen vermeld, maar niet in zijn geheel opgenomen. Ik geloofdat de bekendmaking van het ge- heele stuk zou kunnen strekken om licht te verspreiden over eene zaak die bij het publiek niet in allen deele juist wordt beoordeeld. De Voorzitter. De strekking van het besluit is toch voldoende in de Handelingen vermeld op deze wijze: Gelijke dispositie dd. 18/25 Oc tober 1864, B, n°. 5680 (le afd.) G. S.n°. 6, ten geleide van een af schrift van Z. M. besluit van 8 dezer maand, n°. 49, houdende, dat de tolboomthans staande op den straatweg tusschen de Rijnsburger poort en de Poelbrug, met 1 Januarij e. k. op de daarbij voorgeschreven wijze moet zijn verplaatst naar het gedeelte van dien weg tusschen de Poelbrug en den grooten rijksweg van 's Gravenhage naar Haarlem." Dat heeft er dus in gestaan. Ik moet zeggendat ik niet regt goed begrijp, welk beter licht door de pubhekmaking van het geheele besluit zou worden verspreid. ke,er ^KIf,3S:E j' ^n(^en 'k mÜ niet bedrieg is ons onder anderen toch medegedeelddat de concessionarissen nimmer het regt gehad hebben om den tol te plaatsen ter plaatse waar dezelve zich thans bevindt, en die bepaling heb ik in het verslag niet aangetroffen. De heer Krantz. Ik ondersteun zeer het denkbeeld van den heer Dries- sen, ook om die reden, dat het toch de gewoonte is de stukken, die voor- gelezen wordenin de Handelingen op te nemen. De Voorzitter. Niet altijd worden al de stukkendie voorgelezen wor den in de Handelingen opgenomen. Het zijn meerendeels rapporten waarmede dat geschiedt. De heer Krantz. Het betreft hier eene toelichting van eene zaak, die van algemeen belang is. Het is mij intusschen voorgekomendat met het opnemen van stukken in het gedrukt Verslag nog al willekeurig wordt te werk gegaan. ^00KZI.T^EB' er niets tegen het te doen opnemen: maar of uit die pubhekmaking meerder licht zal zijn te putten, moet ik blijven betwijfelen. Wij volgden daarbij de steeds geldende gewoonte, om alleen dedispositien van Ged.Staten, niet de besluiten daartoe betrekkelijk, voor tc lezen. Pe k®er van der Hoeven. Het is mij voorgekomen, mijnheer de Voor zitter, dat hetgeen door u is in het midden gebragt, niet geheel dezelfde zaak betreft, en dat het besluit van goedkeuring van Gedeputeerde Staten op vroeger door den Gemeenteraad genomen besluiten ook niet met herha ling van die m onze vergadering genomen besluiten behoeft te worden voor gelezen. Ik ondersteun dus wel het gedane verzoek. Het is eene zaak waarover nu eerst eene andere beslissing is gegeven. Ik moet zeggen, dat het mij eenigzins nieuw voorkwam, dat men nu op den voorgrond stelt, dat de tol geplaatst is waar dat niet behoorde. Dat is eene zaak, die aan velen niet bekend is, en is het dus wel wenschelijk te achten, dat het be sluit worde opgenomen. De Voorzitter. Dan zijn de rapporten eenigzins aan uwe herinnering ontgaan want onze eerste stelling is altijd geweest, dat de tol krachtens de in den aanvang verleende concessie niet anders mogt worden geplaatst dan voorbij de Poelbrug. De heer van der Hoeven. Het is mij dan onverklaarbaar, dat de tol daar zoo lang is blijven staan zonder dat er is geprotesteerd. De Voorzitter. Ik geloof, dat in ons rapport wel eenigzins de redenen waren opgenomen, waaraan het te wijten was, dat de tol, in strijd met de verleende concessie, steeds op de tegenwoordige plaats behouden werd. Maar ik heb er niet tegen, dat het Koninklijk besluit in het Verslag worde op genomen. Ik geloof echter niet, dat wij, de steeds gevolgde gewoonte in aanmerking genomen, de aanmerking verdienen, dat wij ons aan eenig ver zuim ten deze zouden hebben schuldig gemaakt. De heer Driessen. Het is in de verte mijne bedoeling niet geweest het dagelijksch bestuur te beschuldigen. Ik heb alleen willen doen uitkomen de wenschehjkheid om aan de zaak meer bekendheid te geven. Wordt besloten de bedoelde stukken alsnog in het Verslag der Handelin gen van den Raad op te nemen. De dispositie van Gedep. Staten luidt aldus: Extract uit het verbaal van het verhandelde bij de Gedeput. Staten van de provincie Zuidholland. Dingsdag den 18 October 1864. Gearresteerd den 25 October 1864. JJGe'fe" eene missive van den heer Minister van Binnenlandsche Zaken, u i-a1^ n *^0» geleidende een afschrift van Zijner Maje- steils besluit van den 8 dezer, n°. 49, houdende: dat de tolboom tus schen de Rijnsburgerpoort te Leyden en de Poelbrug met 1° Januarij 1865 1864» op de daarbij voorgeschreven wijze, moet zijn verplaatst; alsmede concessie voor den tijd van drie jaren tot tolheffing op dien weg, onder de daarin vermelde voorwaarden; Is besloten 1°. Afschriften van gemeld Koninklijk besluit te doen toekomen aan Burgemeester en Wethouders van Leyden, en aan Commissarissen van den straatweg buiten de Rijnsburger poort te Leyden tot aan den grooten weg van 's Gravenhage naar Haarlemtot informatie en narigt 2° enz. Extract dezes zal worden gezonden aan Burgemeester en Wethouders van Leyden tot informatie en narigt. Voor extract conform De Griffier der Provinciale Staten van Zuidholland. (W. g.) JUST DE LA PaISIÈRES. Aan heeren Burgemeester en Wet houders van Leyden. Het Koninklijk besluit is van den volgenden inhoud 8 October 1864. Wij WILLEM III, bij de gratie Gods koning N 49. der NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE-NASSAU, GROOT-HERTOG VAN LUXEMBURG ENZ. ENZ.ENZ. Op de voordragt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken van den 6 October 1864, n°. 188 (3e afd.), Gezien de Koninklijke besluiten van 10 Julij 1816, n". 88, van 26 Augustus 1831, n°. 88, van 17 Augustus 1846, n°. 313, en Ons besluit van 11 April 1861, n°. 51, Hebben goedgevonden en verstaan: Art. 1. De tolboom, thans staande op den straatweg tusschen de Rijns burgerpoort te Leyden en de Poelbrug, moet met 1°. Januarij 1865 zijn verplaatst naar den straatweg tusschen de Poelbrug en den straatweg van 's Gravenhage naar Haarlem, op welken weg hij, krachtens het Konink- lijk besluit van 10 Julij 1816, moest gezet zijn. Art. 2. De juiste aanwijzing van het punt, waarheen de tol moet ver plaatst worden, wordt opgedragen aan Gedeputeerde Staten van Zuidholland. Art. 3. Aan concessionarissen voor de bestrating van den weg tusschen de Poelbrug en den straatweg van 's Gravenhage naar Haarlem wordt met ingang van den lsien Januarij 1865, aanvankelijk voor den tijd van 3 ja ren vergunning verleend tot het heffen van tolgeld naar een tariefde helft bedragende van dat, bij Koninklijk besluit van den 29 October 1833 (Staatsblad n°.^59), voor 's Rijks groote wegen vastgesteld en met inacht neming der vrijdommenbij dat besluit omschreven. Art. 4. Het toezigt over de tolheffing wordt weder opgedragen aan Ge deputeerde Staten van Zuidholland, welk collegie deswege de noodige voor schriften zou kunnen geven. Art. 5. Te rekenen van 1° Januarij 1865 moet ons besluit van 11 April 1861, n°. 51, geacht worden te zijn ingetrokken. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit. 's Gravenhage den 8 October 1864, (get.) Willem. De Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) Thorbecke. Accordeert met het origineel, De Secretaris-generaal bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, (get.) J. Schröder. Voor eensluidend afschrift, De Secretaris-generaal (get.) J. Schroder. Voor kopij conform De Griffier der Provinciale Staten van Zuidholland, De notulen worden goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuidholland, van den 25en der vorige maand, B. n°. 5838 (3e afd.) G. S. n°. 8, waarbij wordt goed gekeurd het raadsbesluit van den 1™ September 1864, betreffende de hef fing van schoolgelden aan het gymnasium en de hoogere burgerschool. Deze wordt aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Rapport van Burgemeester en Wethouders op het adres van C. J. van den Aardwegh c. s., om vergunning tot stichting van eene concertzaal met bijbehoorende gebouwen op de Buïne, en ter bekoming eener jaarlijk- sche toelage van f 2500 uit de gemeentekas. 2". Voordragt van Burgemeester en Wethouders, tot splitsing van de betrekking van leeraar in het hand- en regtlijnig teekenen aan de gemeente- instellingen van hooger en middelbaar onderwijs. - Plan en voorwaarden tot het bouwen van een schoollokaal voor min vermogenden. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze stukken ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 4°. Adres van H. L. A. van Campen c. s., bewoners van den Apothe- kersdijk en den Stillen rijn, waarbij zij zich beklagen over den hinder, dien zij ondervinden van de uitoefening der steenhouwerij op de straat voor hunne woningen, en verzoeken dat, uit dien hoofde, het gebruik van dien grond aan de steenhouwers Timmermans en Steyger moge worden opgezegd. Ovéreenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han den van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 31

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 1