De heer van der Hoeven. Is er geene mogelijkheiddat wij een
antwoord geven aan Gedeputeerde Statenvóór wij ons aan den Koning
adresseren? Zou niet hetgeen hier is aangevoerd en waarvan veel mij juist
voorkomt onder de aandacht van Gedeputeerde Staten te brengen zijn?
De Voorzitter. Wij hebben dertig dagen tijds om bij den Koning
in beroep te komen. De beslissing is van 23/30 Augustus. Er bestaat
dus gevaar, dat er op die wijze te veel tijd zou worden verloren.
De heer* van der Hoeven. Dat is jammer. Maar dan zou ik er voor
zijndat de Gemeenteraad zich tot den Koning mogt wenden.
De conclusie van het rapportom in het besluit van Gedeputeerde Staten
te berustenwordt hierop in hoofdelijke omvrage gebragt en aangenomen
met 12 tegen 6 stemmen.
Tegende heeren van der HoevenGoudsmitle PooleLibrecht
Lezwyn, Hartevelt en de Fremery.
VII. Request van D. A. Schretlen, om subsidie uit de gemeentekas ten
behoeve van den Schouwbnrg.
Het rapport van Burgemeester en Wethouders dienaangaande bevat o. a.
het volgende:
«Indien het adres waarheid bevat en wij hebben geene redenen hieraan
te twijfelendan mogen wij ons voorstellendat de nieuwe onderneming
want men verlangt de oude eigenaren af te koopenhet voornemen heeft
het tooneel hier geheel te doen beantwoorden aan hetgeen in den tegen-
woordigen tijd van eene zoodanige instelling wordt gevorderd. Hiertoe is
geld noodig. Ons collegie stelt zich voor, dat, heeft de Raad vroeger geen
bezwaar gemaakt hiertoe eene toelage te verleenen, overtuigd van de nut
tigheid, dit thans te minder zal weigeren en gelooft niet noodig te hebben
u de gronden uiteen te zettendie voor het bezit eener zoodanige instelling
in eene akademiestad pleiten. De toezegging eener j aarlij ksche bijdrage
meenen Burgemeester en Wethouders, moet evenwel bezwaar ontmoeten
jaarlijks behoort deze post een onderwerp uwer overwegingen uit te maken,
maar blijft de onderneming aan het door haar toegezegde beantwoorden er zal
wel geene billijke reden te vinden zijn om het verdere verleenen te weigeren.
Wij vinden mitsdien geen bezwaar u te raden aan den adressant op het
bij zijn adres aangevoerde eene toelage ad 1500 voor de instelling over
1865 toe te zeggen."
De Commissie van Financiën verklaart in haar rapportdat de meerder
heid harer leden zich met het rapport van Burgemeester en Wethouders
vereenigt en alzoo de vrijheid neemt te raden dienovereenkomstig té besluiten.
De heer van der Hoeven. Ik kan mij met dit voorstel wel vereeni
gen, doch onder die conditie, dat de zaak bij de begrooting niet onder
het hoofd van onderwijs voorkome.
De heer Goudsmit. Ik wenschte eene aanmerking in het midden te
brengen. Ik ben er voor een subsidie te geven. Al wat den volkssmaak
kan veredelenen kunstzin opwekken vindt in mijvooral als de financiën
gunstig zijn, een voorstander. Maar ik wenschte deze vraag te doen: of
er namelijk niet eénige invloed, controle, of hoe men het noemen moge,
van wege de gemeente op den schouwburg zou dienen uitgeoefend te wor
den? Of men niet eenige voorwaarden aan de toekenning van dat subsidie
zou moeten of kunnen verbinden? Ik geloof althans dat in andere ge
meenten dit het geval is.
De heer Krantz. Mij dunkt, de Raad heeft van zelf die controle,
aangezien hij jaarlijks het subsidie vaststelt.
De heer Goudsmit. Ik heb dat antwoord verwacht, en toch kan het
mij niet geheel bevredigen. Het subsidie wordt meestal gecontinueerd als
het eenmaal toegekend is. Maar ik wenschte eene doorloopende controle
den aard waarvan ik nu niet in bijzonderheden wil ontwikkelen. Er is
daarenboven geene enkele gesubsidieerde instelling waarop niet eenige con
trole bestaat. Ik zou daaromtrent gaarne de opinie van het dagelij ksch be
stuur verlangen te weten.
De Voorzitter. De zaak is soms moeijelijk. Ik heb het oog gehad op
de personen, aan wie nu de toelage wordt verleend, door wie dan later
de controle zou kunnen worden uitgeoefend, en meende dat het niet noodig
ware daartoe onzerzijds bepaalde voorwaarden te stellen.
De heer Goudsmit. Zou er bijv. niet kunnen bepaald wordendat er
een commissaris van wege den Raad werd aangesteld? Ik heb volkomen
vertrouwen in de tegenwoordige participanten; maar instellingen en subsi-
diën blijven, personen verdwijnen en worden vervangen. Ik laat het intus-
schen gaarne over aan het dagelij ksch bestuur om daaromtrent later rapport uit
te brengen.
De heer Librecht Lezwyn. Ik meen mij te herinnerendattoen vroe
ger een subsidie aan den schouwburg verleend werd en toen het ook eene
particuliere inrigting betrof, er een of meer commissarissen uit de ste
delijke regering waren. Een toezigt of medewerking, niet wat direct het
geldelijke betreftmaar den gang van zakenzou ik niet ongepast vinden.
De heer Gevers. Ik heb er niet tegen een subsidie te verleenen; maar
het bedrag vind ik nog al aanmerkelijk. Vroeger is er 1000 verleend
en als wij dus thans evenveel geven, zoude toch genoegzaam blijken dat wij
belang in de zaak stellen.
De heer van Outeren. Wat mij betreft, zou ik geene geldelijke con
trole wenschen. De zaak is voor het oogenblik in handen van vertrouwde
personen en als het later bleek, dat dit niet meer het geval was, dan ware
het tijds genoeg om op de zaak terug te komen. Maar ik zou wel een toe
zigt van regeringswege willen hebben ingevoerd op het repertoire der stuk
ken, die worden gegeven, dat wel eens te wenschen overlaat.
De heer Hartevelt. Ik ben er ook zeer voor het verlangde subsidie te
verleenenmaar wel degelijk onder zekere controle. Ik heb ideedat de
aanvragers die zelve zullen wenschen.
De heer de Moen. Ik behoor tot de minderheid in de commissie, die
niet kon instemmen met het denkbeeld om een subsidie te verleenen. De
grond daarvoor is dezedat ik niet overtuigd bendat het hier eene zaak
betreft van algemeen nut, en zoolang ik die niet heb, kan ik niet advise
ren om gelden uit de gemeentekas te verstrekken. Er zijn overigens on-
dersfcheidene opiniën in het rapport van Burgemeester en Wethouders, die
ik deel. Maar indien ik al mijne goedkeurende stem kon geven aan het
toestaan eener som van f 1500, dan zou ik dat niet willen, zonder dat er
eene controle wierd uitgeoefend, zoo als dit reeds door andere leden ver
langd is, en zonder welke ik geloof dat subsidie stellig ongeoorloofd is.
De heer Meerburg. Ik deel geheel het gevoelen van den heer Goud
smit omtrent de wenschelijkheid van toezigt.
De Voorzitter. Het is nu de vraag, waarin die controle zou bestaan.
Zou de Raad kunnen goedvinden aan den adressant te kennen te geven
dat er een nader overleg wordt verlangd omtrent het aandeel in het toe
zigtdat aan het Gemeentebestuur behoorde toe te komen.
De heer Goudsmit. Het spreekt van zelfdat ik in de verste verte geen
gedetailleerd financiëel toezigt eisch. Maar ik verlang alleen dat de schouw
burg niet geheel ongecontroleerd blij ve. De heer van Outeren heeft gesproken
van het repertoire. Zoo iets lag ook in mijn denkbeeld. Bovendiende
Burgemeester, volgens de wet, hoofd der plaatselijke policie, heeft reeds
krachtens die betrekking regt om te vragenwelke stukken er gespeeld
worden. Wat ik bedoel is meer eene morele dan eene financiële controle.
De Voorzitter. Wij zouden dus bij het toestaan van het verzoek dit
kunnen te kennen geven.
De heer van der Hoeven. Ik geloof dat de heer Gevers van subsidie
tot een minder bedrag gesproken heeft.
De Voorzitter. Men heeft ook eene aanmerkelijke verbouwing op
het oog.
De heer Gevers. Het subsidie is toch gevraagd voor een jaar, en ik
vrees, dat het in volgende jaren op dat bedrag zou blijven.
De Voorzitter. Wel mogelijk, althans voorshands, daar de verbouwing
beduidende uitgaven vordert.
De heer de Moen. Hoewel ik zal tegenstemmenmoet ik mij toch
verklaren tegen het denkbeeld van den heer Gevers, alsof er gevaar zou
bestaandat het subsidie tot dat bedrag als voor altijd verleend zou moe
ten worden beschouwd. Die vrees deel ik niet.
De heer Gevers. Wij weten toch, hoe het gewoonlijk gaat met subsi-
diën. Het is later niet wel mogelijk ze in te trekken.
De heer de Moen. In ieder geval moet men toch telken jare weer aanvragen.
De heer Gevers. Dat moet; dat spreekt van zelf.
De voordragt wordt hierop aangenomen met 16 tegen 2 stemmen.
Tegen: de heeren Gevers en de Moen.
VIII. Rekeningen over 1863 van
o. de gemeente apotheek;
6. de vereenigde gast- en leprooshuizen (met bijbehoorende suppletoire
begrooting).
Het rapport der Commissie van Financiën bevat het volgende
De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen ge
stelde rekeningen van de Gemeente-apotheek en de Vereenigde Gast- en
Leprooshuizen met daarbij behoorende suppletoire staat van begrooting over
1863; zij heeft deze rekeningen in goede orde bevonden, waarom zij de
vrijheid neemt u te raden deze goed te keuren en vast te stellenwat de
Gemeente-apotheek aangaat in ontvang tot 5481.62, in uitgaaf tot/4876.96
alzoo sluitende met een batig saldo van 604.66hetgeen in ontvang der
administratie van de Vereenigde Gast- en Leprooshuizen over 1863 is
opgenomen, en wat betreft de Vereenigde Gast- en Leprooshuizen (na voor
afgaande goedkeuring en vaststelling van den daartoe betrekkelijken suppletoiren
staat van begrooting) in ontvang tot f 22558.75£, in uitgaaf tot 21261.07
en alzoo sluitende met een goed slot van ƒ1297.68, hetgeen de rendanten
gehouden zijn in hunne eerstvolgende rekening in ontvang te verantwoor
den, onder bepaling verder dat hetgeen is aangewezen als nog te verhalen,
in de rekening der Gemeente-apotheek ten beloope van ƒ318.44 en in de
rekening van de Gast- en Leprooshuizen ten beloope van ƒ1437.53, in de
respective eerstvolgende rekeningen zal moeten worden verantwoord."
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd; heb
bende de heer le Poole zich, als regent over gemelde inrigtingen, gedu
rende de behandeling dezer zaak uit de vergaderzaal verwijderd.
c. het Israëlitisch armbestuur.
Het rapport der Commissie van Financiën bevat het volgende:
"De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen ge
stelde rekening der inkomsten en uitgaven van het Nederlandsch Israëlitisch
armbestuur alhier over de dienst van 1863; zij raadt u die goed te keuren
en vast te stellen in ontvang tot een bedrag van f 3597.41 in uitgaaf
tot een bedrag van f 3320.29^-, alzoo sluitende met een batig saldo van
f 277.11ionder bepaling dat van die som in de eerstvolgende rekening
verantwoording zal behooren te worden gedaanmitsgaders van hetgeen is
aangewezen alsnog te ontvangen of te verhalen, ten beloope van 52, en
eindelijk onder uitdrukkelijke voorwaarde dat het batig saldo, ten bedrage
van 277.11i, zoo na mogelijk, behoudens inachtneming der bestaande
voorschriften op de loopende dienst, in inschrijvingen op het grootboek
worde aangelegd als uitmakende een gedeelte van de aan deze administratie
besproken legaten."
De heer de Moen. Regenten van het Israëlitisch armbestuur zullen
toch zeker wel opmerkzaam gemaakt worden op het slot van het rapport,
de strekking hebbende, de verpligting op te leggen, dat het batig saldo
in dit geval dadelijk worde belegd in inschrijving op het grootboek?
De Voorzitter. Daarvoor zal gezorgd worden.
De rekening wordt hierop goedgekeurd; hebbende de heer Goudsmit,
als lid van gemeld armbestuur, zich gedurende de behandeling"' dezer zaak
verwijderd.
IX. Verzoek om gedeeltelijke afschrijving van den aanslag in de plaat
selijke directe belasting over 1864 van nu wijlen M. Huybertse, wed.
J. du Croix.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, op dit verzoek gunstig te be
schikken en de gevraagde afschrijving voor 5 maanden tot een bedrag van
6.63 te verleenen, met welk voorstel de Commissie van Financiën zich
vereenigt.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de openbare vergade
ring gesloten en verandert in eene zitting met gesloten deuren.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.