e. Twee leden voor de Commissie tot de Verordeningentegen wier over treding straf is bedreigd. Daartoe worden met 15 stemmen benoemd de heeren Tollens en van Outeren; zijnde bij beide stemmingen een briefje in blanco gelaten. d. Een Voorzitter en twee leden voor de Commissie tot de huishoudelijke Verordeningen. Tot Voorzitter wordt met 13 stemmen benoemd de heer Goudsmitzijnde 1 stem uitgebragt op den heer Hartevelt, terwijl 2 briefjes in blanco wa ren gelaten; tot leden, de heeren Librecht Lezwyn, met 14 stemmen (de heer Wttewaall 1 stem, en 1 blanco-briefje), en Hartevelt, met 15 stemmen, 1 blanco-briefje. H. Benoeming van de Commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs. Voor het eerste lid, waarvoor op de lijst van aanbeveling als dubbeltal zijn gebragt de heeren H. P. C. Stoffels en P. I. de Eremery, is de uitslag der stemming als volgtde heeren Stoffels 12, de Eremery 2 stemmen van der Boon Mesch 1 stem, 1 blanco-briefje; zijnde alzoo benoemd de heer H. P. C. Stoffels. Voor het tweede lidwaarvoor zijn aanbevolen de heeren B. E. Krantz en P. L. C. Driessen, de heeren Krantz 11, van der Hoeven 2 stemmen, van der Boon Mesch en Driessen elk 1 stem, 1 blanco-briefje; zijnde alzoo be noemd de heer B. E. Krantz. Voor het derde lidwaarvoor zijn aanbevolen Prof. J. Goudsmit en Mr. J. van Outeren, worden bij eene eerste stemming uitgebragt op de heerenGoudsmit 7van Outeren en van der Hoeven elk 3 stemmen Kneppelhout van Sterkenburg 1 stem en 2 blanco-briefjes. De heer van dee Hoeven. Indien het geoorloofd is dit te zeggen, zou het mij aangenaam zijndat op mij verder geene stem wierd uitge bragt. Er zijn drie stemmen op mij uitgebragt; maar ik zou niet gaarne die betrekking op mij nemenen verzoek dus dat men liever zijne stem op anderen overbrengt. Bij eene tweede vrije stemming worden uitgebragt op de heeren Goud smit en van Outeren elk 8 stemmenzoodat de stemmen staken. De VOORZITTEB. Ik geloof, dat artikel 51 der gemeentewet hier van toepassing is, luidende: Ingeval omtrent het benoemen of voordragen van personen de stemmen stakenbeslist het lot." Ik geloof, dat dit aan geen twijfel onderhevig is. Immers bij de tweede vrije stemming zijn op beide heeren 8 stemmen uitgebragt. Men zou anders ten derden male moeten stemmen over dezelfde heerenom te bepalenwie de meeste stemmen op zich vereenigd heeft. De heer Libkecht Lezwyn. Gij zoudt gelijk hebben, mijnheer de Voorzitter, als er een derde persoon was; maar er is hier geene meer derheid. De Voorzitter. Wij zijn nog aan het punt van vrije stemming. De heer Tollens. Waartoe zou eene derde stemming leiden; als een ieder zijne stem blijft uitbrengen op zijn' kandidaat, verkrijgt men toch telkens hetzelfde resultaat. De heer Krantz. Het reglement van orde voorziet in dit geval door de laatste alinea van art. 36, dus luidende: //Indien bij eene tusschen- of vierde stemming de stemmen staken, beslist het lot. De Voorzitter. Wij zijn nog pas aan de tweede stemming. De heer Krantz. Het reglement van orde voorziet in eene tweede, derde, en vierde stemming en bepaalt, dat, wanneer de stemmen staken, het lot zal beslissen. Ik meen, dat in het tegenwoordig geval die bepaling gelden moet. De heer de Eremery. Ik geloof, dat de gemeentewet moet gaan boven het reglement van orde. De heer van der Hoeven. Art. 36 van het reglement van orde zou hier kwalijk kunnen worden toegepast; want wij zouden dan de geheele phase dier vier stemmingen moeten doorloopen. De heer de Eremery. Naar mijn oordeel gaat de gemeentewet boven het reglement van orde en moet dus ontegenzeggelijk art. 51 der eerste worden toegepast, onverschillig of er eene tweede of derde stemming hebbe plaats gehad. De Voorzitter. Wanneer de Raad eene derde stemming verlangt, ben ik daartoe bereid. Zoo niet, dan zal het lot beslissen, wie benoemd is. Daartoe besloten zijnde, word de heer Prof. J. Goudsmit door het lot aangewezen als derde lid der commissie. Voor het vierde lid, waarvoor zijn aanbevolen de heeren Prof. P. L. Rijke en A. C. Leembruggenworden uitgebragt op de heerenRijke 10 stemmen van der Boon Mesch, Bierens de Haan en Rutgers elk 1 stem, terwijl 2 blanco-briefjes in de bus werden gevonden en 1 briefje, als onleesbaar, door het stembureau van onwaarde wordt verklaardzijnde alzoo benoemd de heer Prof. P. L. Rijke. Tot vijfde lid, waartoe zijn aanbevolen de heeren J. van Heukelom Jr. en D. A. Schretlen, wordt met 14 stemmen benoemd de heer J. van Heukelom J*.zijnde 2 briefjes in blanco gelaten. Voor het zesde lid, waartoe zijn aanbevolen de heeren D. L. Wolfson en Prof. D. Bierens de Haanworden uitgebragt op de heeren Wolfson 9 Bierens de Haan 4 stemmen, en van der Boon Mesch 1 stem, terwijl 2 blanco-briefjes in de bus worden gevonden; zijnde alzoo benoemd de heer D. L. Wolfson. III. Benoeming van a. eene vierde hulp-onderwijzeres aan de school voor meer uitgebreid lager onderwijs der l8te klasse voor meisjes. De voordragt door Burgemeester en Wethouders, in overleg met de be trokken hoofdonderwijzeres en den districts-schoolopziener opgemaakt, bestaat uit de navolgende personenCornelia Bijleveldhulponderwijzeres aan eene openbare school te Vlaardingen; Dorothea Louiza van der Velden, hulp onderwijzeres aan eene openbare school te Goes; Henriette de LeDg, hulp onderwijzeres te Haarlem. De uitslag der stemming is, dat met 13 stemmen benoemd wordt mejuf- vrouw C. Bijleveld, zijnde twee stemmen uitgebragt op H. de Leng en 1 stem op H. P. Werst; b. eene vijfde hulp-onderwijzeres aan de school voor meer uitgebreid la ger onderwijs der 2do klasse voor meisjes. De voordragt door Burgemeester en Wethouders, in overleg met de hoofdonderwijzeres dier school en den districts-schoolopziener, opgemaakt, bestaat uit de navolgende personen: Johanna Maria Breunissen Troost, hulponderwijzeres aan de openbare meisjesschool te Arnhem; Hendrika Pe- tronella Werst, hulponderwijzeres aan eene bijzondere school te Amsterdam; E. C. Couwenberg, hulponderwijzeres te 's Gravenhage. De uitslag der stemming is, dat met 12 stemmen benoemd wordt mejuf- vrouw H. P. Werst, zijnde 4 stemmen uitgebragt op J. M. Breunissen Troost. IV. Concept-raadsbesluit tot heffing en verordening tot invordering van schoolgeld voor het bijwonen der lessen op het gymnasium en de hoo- gere burgerschool. a. Het concept-raadsbesluit is van den volgende inhoud: De Raad der gemeente Ley den, Gezien art. 238 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85); Heeft besloten: Er zal, te beginnen van het hieronder vermelde tijdstip, een schoolgeld ter tegemoetkoming in de kosten van het gymnasium en de hoogere bur gerschool geheven wordenvoor iederen leerling die aan deze instellingen onderwijs geniet. Dit schoolgeld, dat verschuldigd is door de leerlingen, of minderjarig zijndedoor de ouders of voogdenbedraagt voor hen die de lessen wenschen bij te wonen aan het gymnasium f 100.'sjaars; aan de hoogere burgerschool 60.'sjaars; aan de hoogere burgerschool, in een enkel vak: eenmaal's weeks f 10. 'sjaars; tweemaal 's weeks f 15.'sjaars; driemaal 's weeks ƒ20.'sjaars; vier- of meermalen 's weeks 25.'sjaars. Bij tusschentijds verlaten der school wordt geene korting toegestaan. Het schoolgeld is men verschuldigd in twee halfjarige termijnen te be talen. Het bewijs van betaald schoolgeld strekt tot toelating op deze instel lingen. Dit schoolgeld treedt in werking op den derden dag na dien waarop het besluit van invoering en de voorschriften betreffende de invordering zijn afge kondigd. De heer Goudsmit. Ik wenschte gevraagd te hebbenof het niet moge lijk ware het schoolgeld op de hoogere burgerschool wat lager te stellen. Het is niet een denkbeeld a priori door mij alleen gekoesterd; maar ik heb er in het openbaar van hooren spreken, dat door sommige ouders be zwaar wordt gemaakt om een zoo hoog schoolgeld te betalen. Wat mij be treft, ik geloof, dat die hoogere burgerschool meer en meer moet worden opengesteldniet voor de meervermogenden uitsluitendmaar ook voor de minvermogendenterwijl de gemeentekas op den duur daar niet bij zou verliezen vermits het getal docenten ook bij eenige vermeerdering van scho lieren hetzelfde zal blijven. Ik moet dus vragenof er een overwegend be zwaar bestaat om het schoolgeld op de burgerschool wat lager te stellen. Ik wil gaarne aan Burgemeester en Wethouders overlaten een ander bedrag voor te stellen; maar ƒ60 komt mij te hoog voor, te meer, daar de ge legenheid ook niet gegeven is om, als er meer dan één kind uit hetzelfde gezin op deze school wordt opgenomen, minder te betalen. De Voorzitter. Wij hebben overwogenof het wenschelijk was het schoolgeld aan deze inrigting lager te stellenmaar wij hadden er beden king tegen. Ik geef allezins toe de wenschelijkheid, dat dat schoolgeld niet te hoog zij; maar het moet dan toch eenigzins in verhouding staan tot hetgeen men er leeren kan. Als nu de omvang van het onderwijs daar zoo groot is, dan. is het ook billijk, dat zij, die er van willen genieten, zich eenige meerdere opoffering getroosten. En hoe wenschelijk nu ook een lager schoolgeld moge zijn, het heeft eene keerzijde: dat namelijk vele per sonen uitgelokt worden om een onderwijs te genieten, waardoor zij verleid konden worden boven hunnen stand te gaan, zoodat dergelijk onderwijs eindelijk geene genoegelijke, maar daarentegen wrange vruchten zou kunnen opleveren. Bij de scholen der 2d° klasse is dit welligt mede soms wel het geval en het schoolgeld had daar wel wat hooger kunnen gesteld zijn. Daarop terug te komen, ware echter minder raadzaam. Dit zijn de redenen, die ons hebben teruggehouden om ten deze een lager schoolgeld voor te dragen. Er is intusschen een voorstel gedaan tot vermindering. Wanneer de leden dat denkbeeld mogten deelen, dan zal natuurlijk het bedrag moe ten worden verlaagdmaar wij voor ons vonden om de aangeduide rede nen bezwaar, om een lager cijfer voor te stellen. De heer Goudsmit. Als men uitsluitend let op den omvang van het onderwijs, aan deze inrigting te geven, dan kan ik volkomen toestemmen, dat het bedrag, naar dien maatstaf berekend, niet te hoog is. Maar het is niet de vraag, of men zich die opoffering wil, maar of men zich die opof fering kan getroosten. De tweede overweging, tegen eene verlaging aange voerd, kan ik volstrekt niet beamen; ik althans wensch juist, zoo als ik dat reeds vroeger heb te kennen gegeven, eene zeer wijde deur voor dat onderwijs te zien opengezet. Welk gebruik of liever welk misbruik men later van eene hoogere ontwikkeling maken zalligt buiten den kring onzer beoor deeling. Het is eene volksschool, en daarom moet zij zooveel mogelijk voor het volk toegankelijk worden gemaakt. De heer Stoffels. Met het voorstel van den heer Goudsmit zou ik mij niet kunnen vereenigen. In vergelijking van andere inrigtingen van onder wijs zou ik meenen, dat op eene school voor middelbaar onderwijs voor de hoogste klasse dat schoolgeld wel niet beneden het bedrag van f 60 kan zijn. Er zullen toch vele kinderen gaandie de school van den heer Japikse verlaten hebbenen men zal er vrij wat meer en in ruimeren omvang leeren. Voor velendie een dergelijk onderwijs tot lageren prijs willen ge nieten hebben wij ook de school van het genootschap Mathesis Scientia- rum Genitrix, waar vrij wat geleerd wordt voor f 12. Zij wier stand dus

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 2