HANSELIN6EH VAN DSN
TAN L1YDIN.
13.
Zitting van Dingsdag 28 Junij 1864,
geopend des namiddags ten 2,j ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. ïieboel Siegenbeek.
Tegenwoordig de heerenStoffels, Tollens, Hoog, Tichler, van Outeren
de Moen, Hubrecht, ten Sande, van Kaathoven, Cock, Goudsmit, de
FremeryGevers, Driessen, du Rieu, van der Hoeven, Scheltema, Meer
burg en Siegenbeek.
De aanteekeniugen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
9 Junij 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede
1». Eene dispositie van Gedeputeerde Staten der provincie Zuidholland,
van den_ 7 Junij 1864, B. n°. 3115 (1° afd.) G. S. n°. 38, houdende
mededeeling der ontvangst van een afschrift der verordening tot aanvulling
der algemeene Policie-verordeningvastgesteld den 26 Mei bevorens.
2°. Eene dispositie van hetzelfde Collegie, in dato 13 Junij II., B.
nu. 3193 (3e afd.) G. S. n°. 2(J, waarbij worden goedgekeurd de raadsbe
sluiten van den 26eD der vorige maand, betrekkelijk het uitgeven in ei°-en-
dom van gemeentegrond aan M. van Weereu en P. van Duuren Sr.
3Ü. Eene missive van den Adjudant en particulieren Secretaris van Z M
den Koning, gedagteekend 21 Junij jl.n°. 199, daarbij, namens den
Koning en de Koningin, de betuiging van Hoogstderzelver dank overbren
gende voor de aangeboden hulde en heilwenschenbij gelegenheid van
HH. MM. 25jarige huwelijksviering, welke door Hoogstdezelven met
welgevallen zijn ontvangen.
Deze missive is van den volgenden inhoud
Loo, 21 Junij 1864.
De Koning en de Koningin hebben mij opgedragen den Baad der gemeente
Leyden de betuiging van Hoogstderzelver dank over te brengen voor de
ter gelegenheid van H1I. MM. 25jarige huwelijksviering den Koning en
de Koningin aangeboden hulde en heilwensehenwelke door HH. MM, met
welgevallen zijn ontvangen.
De Adjudant en part. Secretaris van Z. M. den Koning
Aan den Baad der Mansfeldt
gemeente Leyden. Majoor.
Deze worden aangenomen voor kennisgeving.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van J. Parmentier Zonen, ter bekoming van den eigendom
van een ledig erf in de Korte Scheistraat.
2°. Idem van G. Tibboel, om een gedeelte van den vestwal bii de
Marepoort, tot het bouwen eener veestalling.
3°. Idem van schippers van Botterdam op Amsterdam, om ontheffing
van het tolgeld der Schouw aan Rembrandsmolen.
4°. Idem van de Wed. A. Sterkman Zoon te 's llagehoudende verzoek
om vrijstelling van boete wegens te late oplevering der brug aan de Turf
markt. H
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad.
5°. Adres van C. M. W. Moltzer, wed. W. van Gent, om afschrijving
van plaatselijke directe belasting, dienst 1864.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han
den van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financièn
ten fine van berigt en raad.
6°. Rekeningen over 1863, van
a. het R. C. Wees- en Oudeliedenhuis
b. het R. C. Armbestuur;
c. het H. G. of Armen Wees- en Kinderhuis;
d. het Gereformeerd Minnehuis;
e. de Vereenigde Gast- en Leprooshuizen;
de Gemeente-Apotheek.
7 Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschriivin0,
dienst 1863van het Ned. Israël. Armbestuur.
Wordt besloten, overeenkomstig de voordragt, deze te stellen in handen
van de Commissie van Financiënten fine van berigt en raad.
8 Rapport der Commissie van Financiënop de rekeningen der stede
lijke gasfabriek, dienst 1863.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit rapport ter inzage van
de leden in de leeskamer neder te leggen.
9°. Adres van Hopman en Kuypers, om vergunning tot het bezetten
van een gedeelte gemeentegronds aan het Galgewater, voor hunne branderij
wijk I, n°. 69 en 70.
Wordt beslotenovereenkomstig de voordragtdit te verwijzen naar Bur
gemeester en Wethouders, als niet behoorende tot de bevoegdheid der
vergadering.
De ookzitter. Ik heb de eer nog voor te stellen om onder de hand
tegen aannemelijke prijzen te mogen afgeven eenige boomenzoowel op
den Vestwal als op de Koepoortsgracht staande, waarop bij het overgelegde
plan tot demping dier gracht reeds werd gewezendoch waaromtrent niet
bepaaldelijk de goedkeuring van den Raad werd gevraagd. De heeren zul
len zich herinnerendat bij de behandeling van het plan reeds hierover
1864.
is gesproken. Redenen van comptabelen aard maken echter een bepaald
raadsbesluit noodzakelijk. Ik geef den Raad in bedenking overeenkomstig
het voorstel van Burg. en Weth. te besluiten.
Dit voorstel wordt zonder stemming aangenomen.
De Voorzitter. Ook stel ik voor om mede onder de hand, tegen
taxatie, te verpachten de tienden onder Leyderdorp, voor dezen jarc,
bestaande in één perceel haver en drie percelen vlas, en alzoo te weinig
voor eene publieke verpachting, waarom reeds gedurende verscheidene jaren
op dezelfde wijze is gehandeld.
Ook dit voorstel wordt zonder stemming aangenomen.
Aan de orde is:
I. Benoeming van twee leden der Plaatselijke Schoolcommissie.
De heeren van Kaathoven, du Rieu en van der Hoeven worden door den
Voorzitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te
maken.
De aanbeveling bestaat voor de eerste vacature uit de heeren Mr. J. E.
Goudsmit en W. Pleyte, en voor de twqede vacature uit de heeren J. P.
W. Schermer en Mr. J. Luzac.
De uitslag der stemming is, dat benoemd worden 1°. de heer Mr. J. E.
Goudsmit met 11 stemmen (de heer Pleyte verkrijgt 6 stemmen, terwijl
er 1 blanco-billet is, en de heer Goudsmit zich buiten stemming hield);
2°. de heer J. P. W. Schermer met 13 stemmen (de heer Mr. J. Luzac ver
krijgt 6 stemmen).
II. Benoeming van een dirigerenden onder-wijzer van het vormend onder
wijs aan kweekelingen en hulponderwijzers.
Hiertoe wordt, overeenkomstig de voordragt van Burgemeester en Wet
houders, benoemd de heer J. A. van Dijk met 18 stemmen; zijnde er 1
blanco-billet.
III. Voordragt betreffende het stedelijk gymnasium, in verband met de
hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus.
Die voordragt is van den volgenden inhoud:
"Ten einde gevolg te geven aan het besluit betreffende de oprigting eener
hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus, waaromtrent aanvankelijk, met
uitzondering van eenige kleine opmerkingen van ondergeschikt belang, de
goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken is verkregen, blij
kens de missive van den 10d™ dezer maand, n°. 171 (5e afd.), die wij de
eer hebben hierbij aan u over te leggen, nemen wij de vrijheid u voor te
stellen tot de opheffing van het stedelijk gymnasium alhier met den 15den
September a. s. te besluiten, alsmede tegen gelijken datum, tot de oprigting
van een gymnasium met vijfjarigen cursus en van eene hoogere burger^
school desgelijks met vijfjarigen cursus. De loopende cursus des gymna
siums, met de daarbij behoorende prijsuitdeeling, is dan geheel afgeloopen
en na eenige dagen, aan de regeling gewijd, kan de nieuwe instelling,
bijna zonder tijdverlies voor de leerlingen, in werking treden. Wordt dit
besluit door u goedgekeurd, wij zullen trachten zoo spoedig doenlijk ten
aanzien van het onderwijzend personeel de noodige voorstellen in te dienen."
De heer van Kaathoven. Ik wensch alleen te vragen hoedanig nu het
programma voor het aanstaand gymnasium zal worden opgemaakt. Het gym
nasium, zooals het thans is, is zamengesteld uit het onderwijs van klassie
ken en modernen aard. Ik weet nu niet hoe het programma voor het aan
staand gymnasium is zamengesteld, en of die instelling den naam zal moe
ten behouden van gymnasium of zal heeten Latijnsehe school.
De Voorzitter. Het programma was mede overgelegd bij de stukken
die den vorigen keer zijn behandeld.
De heer van Kaathoven. Zal het tegenwoordig gymnasium voortaan
blijven heeten gymnasium?
De Voorzitter. Ja.
De heer Cock. Het gymnasiumzooals het voor 20 of 25 jaren werd
ingerigt, heeft nooit mijne goedkeuring kunnen wegdragen. Menigmaal heb
ik mij reeds in dien zin verklaard. Ik zie dan ook nu met genoegendat
het zal worden opgeheven. Nu wil men eene burgerschool oprigten.
Ik geloof niet dat er groote hoop bestaat op belangrijke uitkomsten van
zulk eene instelling. Ik zou wenschen èn van het gymnasium èn van de
burgerschool bevrijd te blijven.
De heer Hoog. Ik heb slechts eene vraag te doen. Ik heb het voor
stel gelezen en nu weder hooren voorlezenen zie in dat voorsteldat van
Burgemeester en Wethouders uitgaat het denkbeeld om met 15 September
het thans^ bestaand gymnasium op te heffen en dadelijk met denzelfden da
tum de nieuwe inrigting met een vijfjarigen cursus te openen. Ik zie daarbij
de redenering, dat dit juist degeschikste gelegenheid zal zijn, omdat dan de
cursus aan het op te heffen gymnasium zal zijn afgeloopen. Nu wensch ik te
vragen:^ wat zal het lot zijn van die jongelieden, die thans nog op het
gymnasium zijn en tot hunne voorbereiding tot de academische lessen nog
één jaar op het gymnasium zouden moeten doorbrengen? Zullen deze op
de nieuwe inrigting overgaan, en dan het hun ontbrekende laatste jaar al
daar nog onderwezen wordenomzonder zich aan een admissie-examen
te behoeven te onderwerpentot de academische lessen te kunnen worden
gepromoveerd Ik weet dat er dusdanige jongelieden bestaandie niet on
tijdig het thans bestaand gymnasium hebben willen verlaten om zich aan het
onlangs gehouden academisch admissie-examen te onderwerpenmaar die
hun tijd hebben willen uitblijven op het gymnasium om per se student te
kunnen worden. Het is met het oog op deze en hun belang dat ik deze
vraag doe.
19