De Voorzitter. Ik weet het niet, maar liet zal er worden bijgevoegd. De heer Krantz. De bijvoeging //tot wederopzeggens toe" spreekt, dunkt mij van zelf. Maar er staat in het rapport»op de voorwaarden aan den vorigen eigenaar verleend." Die voorwaarden zijn niet bekend. Zijn daaronder geene bijzondere De Voorzitter. Neen, het zijn de voorwaarden, welke gewoonlijk worden bepaald. De heer de Moen. Als in de vorige voorwaarden voorkomt: »tot weder opzeggens toe," en er wordt ten andere niet toegepast de oude recognitie, dan heb ik er niets tegenwant wij volgen nu een anderen maatstaf van recognitie als in 1851. Indien die voorwaarden bij de stukken hadden ge legen, ware alle bedenking vervallen. Als nu de zaak niet tot reinheid is te brengen, zou ik in overweging geven dit onderwerp uit te stellen, ten einde Burgemeester en Wethouders gelegenheid te geven de stukken nog eens na te zien en ter inzage te leggen. De Voorzitter. Als de heeren er dan geene bedenking tegen hebben stel ik voor, de zaak alsnog tot eene volgende vergadering aan te houden. Dienovereenkomstig wordt besloten. X. Adres van P. Dieben, tot het leggen van een spoeltrap in den singel tusschen de Hoogewoerds- en Koepoorten. Burgemeester en Wethouders vinden geene zwarigheid overeenkomstig het rapport der Commissie van Fabricage, tot het verleenen der gevraagde vergunning te raden; mits het bedoelde plankijs niet grooter zij dan ander half el in lengte en anderhalf el in breedtedaarvan tot geen ander dan bovengemeld einde worde gebruik gemaakt, en tegen betaling van het regt van f 1.00 'sjaars, bepaald bij art. 3 n°. 2 van het tarief, vastgesteld den 5*"1 Maart 1857. De heer Gevers. Hier staat weer geen "tot wederopzeggens" bij. Dat moet er altijd bij staan. Anders hebben wij er later welligt quaestie over. De heer Librecht Lezwyn. Ik heb de opmerking in het rapport ge zien, dat er ook anderen zijn, die spoeltrappen hebben, doch zonder ver gunning en die daarvoor dus niets betalen. Daarin vind ik eene hard heid voor den adressant. De Voorzitter. Wij zullen den anderen ook laten aanzeggen dat zij die spoeltrappen moeten opruimen of anders recognitie betalen. De heer Tollens. Vroeger is de vergunning gevraagd tot het leggen van een spoelvlot; dat is geweigerd, en nu wordt de vergunning tot het leggen van een spoeltrap gevraagd. Welk onderscheid bestaat tusschen die beiden? Het komt mij voor, dat het geweigerde vlot en de nu verlangde trap tot hetzelfde einde dienen moetennamentlijk om waschgoed te spoe leniets wat ter verontreiniging van het singelwater niet wenschelijk schijnt. De Voorzitter. Een spoelvlot doet aan iets uitgebreiders denken dan een spoeltrap. De heer Tollens. Ik geloof wel, dat een spoelvlot uitgebreider wezen zal dan een spoeltrap, doch beide hebbeu »het spoelen" ten doel en daar door wordt het water verontreinigd of bedorven. Heeft de verzoeker dit maal bedoeld het leggen van een plankier, ten einde gemakkelijker brand stoffen te kunnen uitlossen of om water te scheppendan ben ik niet tegen het verzoek. De heer de Fremery. Bij de conditiën is bepaald, dat de stoep alleen zou dienen om water te scheppen en turf te lossen. De heer Gevers. Waarom wordt het dan genoemd spoeltrap? De Voorzitter. De adressant noemt het zelf zoo. De heer Gevers. Dan is het zaak, hem aan het verstand te brengen, dat hij geen spoeltrap om te spoelen kan verkrijgenmaar wel eene losplaats. De Voorzitter. Daarom zullen wij hem zeggen, dat hij het tot geen ander einde gebruiken mag. De heer de Moen. Ik ben er ook zeer voor. Ik heb even als de heer Lezwyn het zoo beschouwddat de opmerking van de Commissie van Fabri cage niet zonder doel in het rapport staat. Ik zou dus denkendat het dagelijksch bestuur wel zal nagaan, welke spoeltrappen wedderregtelijk ge plaatst zijn en aan de eigenaars daarvan aan te zeggen, dat zij ze behooren op te ruimen of aan te vragen tegen recognitie. De conclusie van het rapport wordt hierop met algemeene stemmen aan genomen. XI. Adres van D. de Haan, tot het leggen van een duiker door de Clarensteeg. Burgemeester en Wethouders verklaren, na inzage van het rapport der Commissie van Fabricage, mede geene bedenkingen te hebben tegen het verzoek van den adressantom een duiker te mogen leggen in de straat van de Mare door de Clarensteeg tot in zijn pakhuis Wijk VI, n°. 1048 en 1049, en raden hem de gevraagde vergunning te verleenen, mits betalende de kosten van straten en herstraten, alsmede het regt van f 1.50 'sjaars. bepaald bij art. 3 n°. 9, 10, 16 en 17 van het tarief, vastgesteld 5 Maart 1857. De heer du Rieu. Strekt die duiker om water te trekken uit de Mare, of om het uit de woning te laten wegvloeijen? Dit is uit de stukken niet duidelijk. De Voorzitter. Ik geloof, dat de bedoeling is om water uit de Mare te trekken. De heer du Rieu. Bij andere fabrieken wordt een duiker meestal ge bezigd, om het water daaruit te laten wegvloeijen; waarbij dan het aan leggen van zinkputten gevorderd wordt. Die conditie vindt ik hier niet uitgedrukt. De heer van Outeren. De duiker, tot het plaatsen van welke de ver gunning gevraagd wordt, moet de gelegenheid geven om het water uit de Mare te trekkenwaarmede een stoomwerktuig zal worden gevoed. De ver zoeker heeft het voornemen het vereischte verlof tot het inrigten van zoo danig werktuig nader aan te vragen. De heer du Rieu. Dan heb ik er geene bedenking tegen. De conclusie van het rapport wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XII. Adres van A. de Groottot het in eigendom bekomen van gemeente grond aan het Utrechtsche veer. Burgemeester en Wethouders, zich vereenigende met het rapport der Commissie van Fabricagevinden zich verpligt te raden op des adressants verzoek, als in strijd met het raadsbesluit van 19 Maart 1863, afwijzend te beschikken. De heer du Rieu. Ik vind het nog al hard het verzoek van dien man niet toe te staan. Ik geloof, dat hij geen andere gelegenheid heeft om zijn mest te bewaren. De Voorzitter. Het is eenmaal verbodenen daaraan dient men zich te houden. De heer Stoffels. Bij den adressant bestaat wel degelijk gelegenheid om zijn mest te bewaren; want hij kan in zijn eigen stal daartoe een bak maken, zoo als hem dit door den architect is aangewezen. Maar hij wil liever de mest leggen op stads-grond, ofschoon hij voldoende gelegenheid tot berging heeft. De heer de Moen. Ik ben zeer voor de conclusie van het rapport. Maar ik veronderstel, dat dan tevens de Groot zal aangezegd worden, om den meslstaal op te ruimen. De heer Stoffels. De mest is, zoo ver ik weet, reeds opgeruimd ge weest. Ligt ze weer op stads-gronddan is de adressant op nieuw begonnen ze daar te bewaren, ondanks de opzegging heeft plaats gehad. De conclusie van het rapport wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XIII. Suppletoire begrooting en staat van af- en overschrijving, over 1863, van het H. G. of armen wees- en kinderhuis. De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt die goed te keuren en vast te stellen. De heer van Kaathoven. Wegens art. 46 van de Gemeentewet zal ik over deze zaak niet stemmenmaar ik geloof niet dat daarbij is voorge schreven dat ik mij ook zou moeten onttrekken aan de beraadslaging, veel minder dat ik wegens art. 24 bij de behandeling niet tegenwoordig zou mogen zijn Ik acht die verklaring niet overbodig, nadat ik in de versla gen van het verhandelde in den Gemeenteraad meermalen gelezen heb, dat sommige leden bij de behandeling van de begrooting hunner admi nistratie zich van de deliberatiën hadden onthouden en andere de vergade- dering hadden verlaten. Het voorstel tot goedkeuring dezer suppletoire begrooting wordt hierop aangenomen zonder hoofdelijke stemming, terwijl de heer van Kaathoven geacht wordt niet te hebben medegestemd. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 4